ECLI:NL:RBOVE:2023:678

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
ak_22 _ 2281_2008
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning en handhaving dakterras in Zwolle

In deze zaak heeft eiser op 21 april 2022 een handhavingsverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, met betrekking tot het gebruik van een dakterras op het dak van de garage van de derde-partij. Het college heeft op 18 juli 2022 dit handhavingsverzoek afgewezen. Eiser heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 17 november 2022 ongegrond verklaard. Daarnaast heeft de derde-partij op 9 mei 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het dakterras en de balustrade, welke vergunning op 16 juni 2022 is verleend. Eiser heeft op 23 november 2022 beroep ingesteld tegen de verleende omgevingsvergunning en op 22 december 2022 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De zitting vond plaats op 16 februari 2023, waarbij eiser en de derde-partij in persoon verschenen, en verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het instellen van bezwaar of beroep de werking van een besluit niet opschort, tenzij er een voorlopige voorziening wordt getroffen. Eiser heeft geen ontvankelijk bezwaar ingediend tegen de omgevingsvergunning, waardoor deze onherroepelijk is geworden. De voorzieningenrechter heeft het beroep tegen de omgevingsvergunning niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het gebruik van het dakterras niet in strijd is met het bestemmingsplan en dat de balustrade vergunningsvrij gerealiseerd mag worden. Eiser's argumenten over privacy en leefomgevingssfeer zijn door de voorzieningenrechter als onvoldoende onderbouwd afgewezen. Het bestreden besluit is in stand gelaten en het beroep tegen de omgevingsvergunning is ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 22/2281 en AWB 22/2008
uitspraak van de voorzieningenrechter op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, verweerder,

gemachtigde: S. Raab.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam] te Zwolle.

Procesverloop

Op 21 april 2022 heeft eiser bij verweerder een handhavingsverzoek ingediend over het gebruik als dakterras van het dak van de garage van de derde-partij, op het perceel [adres] te Zwolle (verder: het perceel). Op 18 juli 2022 heeft verweerder besloten om eisers handhavingsverzoek af te wijzen (verder: het weigeringsbesluit). Bij besluit van 17 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar tegen het weigeringsbesluit ongegrond verklaard.
Op 9 mei 2022 heeft de derde-partij bij verweerder voor het al gerealiseerde dakterras en het plaatsen van een balustrade daarop een omgevingsvergunning aangevraagd. Verweerder heeft de omgevingsvergunning op 16 juni 2022 verleend (verder: de omgevingsvergunning).
Op 23 november 2022 heeft eiser beroep ingesteld. Op 22 december 2022 heeft eiser – na een eerder op 20 december niet-ontvankelijk verklaard verzoek – een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Het onderzoek ter zitting hierin heeft plaatsgevonden op 16 februari 2023. Eiser is, bijgestaan door zijn echtgenote, in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij is, bijgestaan door zijn echtgenote, in persoon verschenen.

Overwegingen

1. Uitgangspunt van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is dat het instellen van bezwaar of beroep de werking van een besluit niet opschort. Met andere woorden: het besluit blijft van kracht ook als die rechtsmiddelen daartegen zijn ingesteld. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid daartoe is geregeld in artikel 8:81 van de Awb. In dat artikel is verwoord dat als tegen een besluit bezwaar of beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter kan naast de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening direct een uitspraak doen op het beroep. Dit wordt “kortsluiten” genoemd en staat in artikel 8:86, eerste lid, van de Awb. De mogelijkheid tot kortsluiten bestaat, als nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak in beroep.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat die situatie zich in deze procedures voordoet en zal daarom direct uitspraak doen op het beroep.
2. Eiser vordert – gelet op het onderwerp in zijn verzoek- en beroepschrift – de schorsing respectievelijk vernietiging van de verleende omgevingsvergunning. Als besluit waartegen eisers verzoek en het beroep zich richten, dient eiser als bijlage het bestreden besluit in, inhoudende de ongegrondverklaring van eisers bezwaar tegen de weigeringsbeslissing.
Voor zover eiser heeft bedoeld tegen beide besluiten beroep in te stellen én een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen, overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
3. Eiser heeft gesteld, dat hij op 24 mei 2022, op 25 juni 2022 én op 27 september 2022 bezwaren bij verweerder heeft ingediend, gericht tegen de op 16 juni 2022 verleende omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter stelt vast, dat van een ontvankelijk bezwaar tegen de verleende omgevingsvergunning gedurende de daarvoor vanaf 17 juni 2022 geldende bezwarentermijn niet is gebleken. De voorzieningenrechter houdt het er derhalve voor dat de omgevingsvergunning onherroepelijk is geworden en in rechte niet meer kan worden aangetast.
Hieruit volgt dat het door eiser tegen de omgevingsvergunning ingestelde beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard en dat het daartegen ingediende verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen.
4. Nu eisers beroep tegen verweerders beslissing op het bezwaar tegen de weigeringsbeslissing tijdig is ingediend en aan het formele vereisten van ontvankelijkheid voldoet, zal de voorzieningenrechter uitsluitend dit beroep en het daaraan connex ingediende verzoek om een voorlopige voorziening inhoudelijk toetsen.
Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting overweegt de voorzieningenrechter in dat kader, dat verweerder bij het bestreden besluit terecht heeft geconcludeerd, dat het gebruik van het dakterras niet in strijd is met de bestemming “Woondoeleinden” (artikel 19) van het geldende bestemmingsplan “Zwolle-zuidwest”, en dat de deur naar het dakterras op grond van artikel 2, lid 7, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) vergunningsvrij mag worden gerealiseerd.
Eisers standpunt, dat de balustrade van het dakterras op 1 meter afstand van zijn woning is geplaatst, heeft verweerder daarbij op goede gronden verworpen, omdat blijkens de bouwtekeningen rekening is gehouden met een afstand van 2 meter tot de perceelsgrens. Op basis hiervan heeft verweerder de omgevingsvergunning verleend. Nu deze vergunning rechtens vast staat acht de voorzieningenrechter het gebruik van het dakterras als zodanig niet onrechtmatig.
Eisers beroep op verweerders zorgplicht voor eisers privacy, veiligheid en een redelijke leefomgevingssfeer heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht afgewezen, omdat eiser onvoldoende heeft onderbouwd op grond waarvan daarop een absoluut recht zou bestaan.
Aan een afweging van de belangen van de partijen komt de voorzieningenrechter niet toe.
Verweerder heeft er dan ook terecht van afgezien om ten aanzien van het dakterras/balustrade over te gaan tot handhavend optreden.
Het bestreden besluit dient dan ook in stand te worden gelaten. Daarom is het beroep daartegen gegrond en dient het daarop gerichte verzoek om een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep tegen de omgevingsvergunning niet ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond;
  • wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.K. Witteveen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrecht-spraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningen-rechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.