ECLI:NL:RBOVE:2023:764

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
C/08/283964 / HA ZA 22-261
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van eigendom van grondpercelen door eisers tegen Gemeente Wierden

In deze zaak vorderden eisers verklaringen voor recht dat zij op grond van verjaring eigenaar zijn geworden van twee stroken grond van de Gemeente Wierden, die aan hun perceel grenzen. De Gemeente Wierden vorderde op haar beurt verklaringen voor recht dat zij nog steeds eigenaar is van deze percelen en eiste ontruiming door eisers. De rechtbank oordeelde dat eisers als (opvolgend) houders moeten worden aangemerkt, maar dat er geen sprake was van inbezitneming door hen of hun rechtsvoorgangers. Het beroep op bezitsoverdracht werd eveneens verworpen. De rechtbank wees de vorderingen van eisers af en kende de vorderingen van de Gemeente Wierden toe, inclusief de ontruiming van de percelen door eisers. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet door verjaring eigenaar zijn geworden van de kavels, omdat geen van de vereisten voor verkrijging van bezit zich had voorgedaan. De Gemeente Wierden bleef eigenaar van de percelen, en de rechtbank veroordeelde eisers in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/283964 / HA ZA 22-261
Vonnis van 8 februari 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser] c.s.,
advocaat: mr. C.G. Mensink te Almelo,
tegen
GEMEENTE WIERDEN,
te Wierden,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Gemeente Wierden,
advocaten: mr. S.M.L. Aaldering en mr. F.J. van Beek te Arnhem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 september 2022,
- de conclusie van antwoord in reconventie van [eiser] c.s.,
- de aanvullende producties van [eiser] c.s.,
- de aanvullende producties II van [eiser] c.s.,
- de aanvullende producties van Gemeente Wierden,
- de akte houdende eiswijziging van Gemeente Wierden,
- de mondelinge behandeling op 30 november 2022, waaraan voorafgaand een gerechtelijke plaatsopneming heeft plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen bijgehouden van wat partijen verder ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [eiser] c.s. op grond van verjaring eigenaar zijn geworden van twee stroken grond van Gemeente Wierden, grenzend links en rechts aan hun eigen perceel. [eiser] vorderen verklaringen voor recht dat zij eigenaar zijn geworden van de stukken grond. Kernvraag in de zaak is of [eiser] c.s. als (opvolgend) houders dan wel bezitters moeten worden aangemerkt. Gemeente Wierden vordert op haar beurt verklaringen voor recht dat zij (nog steeds) eigenaar is van de percelen en zij vordert ontruiming door [eiser] c.s. van bedoelde percelen. Gemeente Wierden krijgt gelijk. Dat wordt hierna uitgelegd.
2.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat [eiser] c.s. moeten worden aangemerkt als (opvolgend) houders. Van inbezitneming door [eiser] c.s., dan wel hun rechtsvoorgangers, is geen sprake. Ook het beroep op bezitsoverdracht wordt door de rechtbank niet gevolgd. Dit betekent dat de gevorderde verklaringen voor recht in conventie worden afgewezen en in reconventie worden toegewezen. Ook de vorderingen van Gemeente Wierden tot ontruiming van beide percelen door [eiser] c.s. worden door de rechtbank toegewezen.

3.De feiten

3.1.
[eiser] c.s. hebben eind 2006 van de heer [A] en mevrouw [B] (hierna: [A] c.s.) gekocht het perceel grond met woning en verder toebehoren aan [het adres] in [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente Wierden, [nummer] , groot 1.445 m². De woning is de [de woning] die door [A] c.s. is in het voorjaar van 1999 is gekocht van Gemeente Wierden en op 2 juli 1999 door Gemeente Wierden aan [A] c.s. is geleverd.
3.2.
Naast de woning en de bijbehorende tuin liggen twee stroken grond. Het betreft de percelen kadastraal bekend gemeente Wierden, [nummer] van circa 260 m² (hierna: kavel A) en het perceel kadastraal bekend gemeente Wierden, [nummer] van circa 569 m² (kavel B). De situatie zoals hiervoor omschreven laat zich als volgt illustreren:
Afbeelding niet opgenomen
3.3.
Kavel A is een groenstrook met bomen, struiken en beplanting. Vanaf de openbare weg gezien staat vooraan een grote lindeboom, welke boom onderdeel uitmaakt van een rij van meer dan 10 lindebomen langs [het adres] . Kavel B grenst aan de tuin behorende bij de woning van de woning van [eiser] c.s. en is van de openbare weg afgebakend door diverse schuttingdelen.
3.4.
Vóór juli 1999 verhuurde Gemeente Wierden [de woning] . In de akte van levering van 2 juli 1999, waarbij [A] c.s. het perceel met woning geleverd hebben gekregen van Gemeente Wierden is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…) Bijzondere bepaling koopovereenkomstIndien kopers de strook grond gelegen aan de linkerzijde van het woonhuis [het adres] en de boomgaard naast de garage (welke eigendom blijft van verkoopster) wensen te huren dan kan dit tegen een bedrag van Eenhonderd gulden (f. 100,00) per jaar, waarbij een opzegtermijn van drie maanden in acht dient te worden genomen. (…)”
3.5.
In de akte van levering van 5 maart 2007, waarbij [eiser] c.s. de woning geleverd hebben gekregen van [A] c.s., is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) 2. ten nutte van het verkochte en ten laste van het aan verkoopster in eigendom verblijvende gedeelten van gemelde percelen [nummer] en [nummer] , te vestigen de erfdienstbaarheid, inhoudende de verplichting van verkoopster om te dulden dat de kopers van het verkochte, binnen de bij wet toegestane afstand van de bij verkoopster in eigendom verblijvende gedeelten van gemelde percelen [nummer] en [nummer] , in de op het verkochte staande garage ramen hebben en houden. Verbouw en/of vernieuwing van de thans bestaande garage zullen hierin geen verandering brengen. (…)
LEVERINGVerkopers hebben blijkens een met kopers aangegane overeenkomst van koop gedateerd achttien augustus tweeduizend zes aan kopers verkocht en leveren op grond daarvan aan kopers, die blijkens voormelde overeenkomst van verkopers hebben gekocht en bij deze, ieder voor de onverdeelde helft aanvaarden:
het woonhuis, plaatselijk bekend [het adres] , met dubbele garage, tuin, erf en verdere aanhorigheden, staande en gelegen te [plaats] , kadastraal bekend gemeente Wierden, [nummer] , groot veertien are en vijfenveertig centiaire;
BIJZONDERE BEPALINGEN KOOPOVEREENKOMSTIn de aan deze akte ten grondslag liggende koopovereenkomst is ondermeer het navolgende woordelijk opgenomen:
(…)Artikel 22Koper is bekend met het feit dat de kadastrale grenzen en de feitelijke gebruiksgrenzen van het verkochte niet overeenkomen. Thans heeft verkoper een bij partijen genoegzaam bekend aantal m2 grond om niet in gebruik van de gemeente Wierden. (…)”
3.6.
Zowel [A] c.s. als [eiser] c.s. hebben Gemeente Wierden meermaals verzocht Kavel A en Kavel B te mogen aankopen. Laatstelijk berichten [eiser] c.s. Gemeente Wierden op 27 september 2021 als volgt:
“(…) Wij willen onze belangstelling kenbaar maken voor aankoop van gemeentegronden. Het betreft een strook links van ons huis en een perceel (kadastraal [nummer] ) rechts van ons huis. Beide stukken grond zijn reeds in ons gebruik, middels een bruikleenovereenkomst zoals vastgelegd in de koopakte van onze woning. We willen graag de kadastrale grenzen van ons perceel in overeenstemming brengen met de feitelijke gebruiksgrenzen en derhalve beide stukken openbaar groen kopen van de gemeente.
De gemeente heeft ons huis, [de woning] , in 1999 verkocht. Daarbij is de kavel opgesplitst in verschillende percelen, waarvan delen zijn verkocht en delen niet. Echter, al die jaren (al sinds 1957) is er feitelijk sprake van één perceel, één tuin, die slechts kadastraal is opgesplitst maar waarvan de feitelijke gebruiksgrenzen nooit zijn aangepast. Uiteraard beleven wij dit als onze tuin, en verzorgen wij deze ook als zodanig. We willen graag de overeenkomst voor gebruik ‘om niet’ omzetten in koop.
In 2006-2007 toen wij ons huis kochten, hebben wij ook geïnformeerd bij de gemeente of we dit konden kopen. Destijds was het antwoord dat dit niet mogelijk was in verband met de aanwezigheid van nutsvoorzieningen (kabels) in de grond. Inmiddels, hebben wij begrepen, kijkt de gemeente naar mogelijkheden om grond toch uit te kunnen geven, mits er maar 1 meter uit kabelgrenzen wordt gebleven. Wij willen graag van die mogelijkheid gebruik maken. Wij ontvangen daarom graag van u een aanbod voor de verkoop van de gronden aan ons. (…)”
3.7.
Voorts heeft mr. Mensink namens [eiser] c.s. Gemeente Wierden op 14 oktober 2021 aangeschreven. In voormelde brief beroept [eiser] c.s. zich op verjaring en wordt gesteld dat [eiser] c.s. eigenaren zijn geworden van kavel A en kavel B.
3.8.
In de ambtelijke “adviesnota over verzoek tot aankoop en aanvullend beroep op verjaring 2 percelen [het adres] ” van de Gemeente Wierden van 16 december 2021, is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) Op 2 juli 1999 heeft de gemeente de woning geleverd aan de heer en mevrouw [A] (hierna te noemen: voormalige eigenaren), exclusief de hiervoor genoemde beide percelen links- en rechtsgelegen naast de woning. Van buitenaf bezien leek het toen en lijkt het nu nog steeds alsof deze beide percelen onderdeel uitmaken van de tuin van de daartussen gelegen kavel met woning aan [het adres] , omdat deze percelen in het verleden onderdeel uitmaakten van de tuin van [de woning] en deze tuin aan de buitenkant (met uitzondering van de voorkant van de woning) wordt begrensd door in het verleden aangelegde en inmiddels hoog opgegroeide beplanting. Deze inrichting is in al die jaren ooit gewijzigd, met uitzondering van een in 2018 geplaatst hekwerk door de huidige eigenaren op een heel klein gedeelte van perceel [nummer] .
Uit de akte van levering blijkt echter heel duidelijk dat beide naastgelegen percelen niet worden meegeleverd aan de voormalige eigenaren. Blijkens deze akte van levering hadden ze wel de mogelijkheid om beide naastgelegen percelen te huren voor een bedrag van fl. 100,00 per jaar. Het gedeelte van perceel [nummer] heeft de gemeente tot 1 februari 2001 daadwerkelijk aan hen verhuurd. In verband met toenmalige bouwplannen heeft de gemeente de huur per die datum opgezegd. Deze bouwplannen zijn echter nooit doorgezet.
In 2005 wordt er door de gemeente geconstateerd dat het gedeelte van perceel [nummer] nog steeds in gebruik is bij de woning en dat er geen huur meer wordt betaald. Daarom wordt geadviseerd om een huur van 2,25 per m² per jaar te vragen. Uiteindelijk is niet gekozen voor verhuur, maar voor terugvordering van de strook en herstel van de oude staat. Dit is medegedeeld aan de voormalig eigenaren in een brief gedateerd 28 juni 2005 (UIT/200502591/1). Vermoedelijk zijn de voormalige eigenaren perceel [nummer] daarna tot aan de levering van de woning in 2007 aan de huidige eigenaren blijven gebruiken en onderhouden.
Het andere perceel [nummer] hadden de voormalig eigenaren om niet in gebruik van de gemeente. Dit blijkt duidelijk uit de akte van levering van 5 maart 2007 waarin zij de eigendom van de woning aan [het adres] hebben geleverd aan de huidige eigenaren. (…)”
3.9.
Gemeente Wierden reageert bij brief van 23 december 2021 op de brief van 14 oktober 2021 van mr. Mensink. Daarin meldt Gemeente Wierden dat zij heeft besloten niet mee te werken aan het beroep op verjaring ter zake kavel B en dat zij niet instemt met de verkoop daarvan. [eiser] c.s. dienen kavel B als gevolg daarvan uiterlijk 1 december 2022 geheel te ontruimen. Ter zake van kavel A worden [eiser] c.s. in de brief uitgenodigd om in gesprek te gaan over eventuele verkoop of verhuur van voornoemd kavel.
3.10.
[A] heeft bij e-mailbericht van 10 november 2022 het volgende verklaard:
“(…) De kavels, achter het huis staand met de rug naar het huis, [links] en rechts (‘de boomgaard’) vormden één geheel met de tuin van de woning toen wij de woning in 1999 geleverd kregen.
Er was geen open toegang. Het hek tussen toegangspad achterzijde [straat] en de tuin was er al en is altijd (tot we vertrokken) gebleven.
Tussen onze tuin en de kavels [links] en rechts (‘de boomgaard) waren geen afscheidingen. Het was optisch een geheel (mensen die het niet kenden en bij ons kwamen zagen het als was het allemaal één tuin.)
Het is de gehele periode dat wij er woonden niet gewijzigd, dus nooit openbaar geweest.
Ik deed beheer en onderhoud. Dus tuinonderhoud van onze tuin en tevens de kavels [links] en rechts (‘de boomgaard’), bv grasmaaien, bomen-onderhoud, dood materiaal verwijderen, aanplanten, erfafscheiding bijwerken/onderhouden. (…)”
3.11.
[eiser] c.s. heeft bezwaar gemaakt tegen het ontruimingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Gemeente Wierden. De behandeling van het bezwaarschrift wordt aangehouden totdat de civiele rechter een onherroepelijke uitspraak heeft gedaan.

4.Het geschil

In conventie
4.1.
[eiser] c.s. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. verklaart voor recht dat het perceel grond, kadastraal bekend: Gemeente Wierden, [nummer] (kavel B) in eigendom aan [eiser] c.s. toebehoort;
II. verklaart voor recht dat het perceel grond, kadastraal bekend: Gemeente Wierden, [nummer] (kavel A), in eigendom aan [eiser] c.s. toebehoort;
III. Gemeente Wierden veroordeelt in de proceskosten en in de nakosten.
4.2.
[eiser] c.s. leggen aan de vorderingen de volgende stellingen ten grondslag. [eiser] c.s. menen dat zij als bezitters van de percelen moeten worden gekwalificeerd en dat zij door verjaring eigenaar van beide kavels zijn geworden. [eiser] c.s. en hun rechtsvoorgangers, [A] c.s., hebben de kavels A en B voor de duur van (meer dan) 20 jaren onafgebroken in het bezit gehad en diverse bezitsdaden verricht. Deze bezitsdaden zien onder andere op het onderhouden van de tuin en afrastering, het gebruiken van de percelen als tuin en het planten en onderhouden van bomen, struiken en bloemen. [A] c.s. waren bezitters van kavels A en B als gevolg van bezitsoverdracht, althans als gevolg van inbezitneming. Door middel van inbezitneming dan wel bezitsoverdracht zijn [eiser] c.s. in 2007 (opvolgend) bezitter geworden.
4.3.
Gemeente Wierden voert verweer tegen de vorderingen van [eiser] c.s. Gemeente Wierden concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] c.s., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] c.s. in de kosten van deze procedure en in de nakosten.
In reconventie
4.4.
Gemeente Wierden vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. verklaart voor recht dat Gemeente Wierden eigenaar is van het (gehele) perceel kadastraal bekend gemeente Wierden, [nummer] , waaronder Kavel A en [eiser] c.s. veroordeelt tot beëindiging van het gebruik van Kavel A en tot ontruiming en het ontruimd houden van Kavel A, wat omvat het verwijderen en verwijderd houden van de door [eiser] c.s. op Kavel A aangebrachte zaken binnen dertig dagen na betekening aan [eiser] c.s. van het te wijzen vonnis, zulks met veroordeling van [eiser] c.s. tot betaling van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of ieder dagdeel dat zij daarin nalatig blijven, zulks met een maximum van € 10.000,-;
II. verklaart voor recht dat de Gemeente Wierden eigenaar is van het (gehele) perceel kadastraal bekend gemeente Wierden, [nummer] en [eiser] c.s. veroordeelt tot beëindiging van het gebruik van Kavel B, wat omvat het verwijderen en verwijderd houden van de door [eiser] c.s. op Kavel B aangebrachte zaken binnen dertig dagen na betekening aan [eiser] c.s. van het te wijzen vonnis, zulks met veroordeling van [eiser] c.s. tot betaling van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of ieder dagdeel dat zij daarin nalatig blijven, zulks met een maximum van € 10.000,-;
Voor zover nodig en indien de vorderingen van [eiser] c.s. worden toegewezen:
III. verklaart voor recht dat [eiser] c.s. jegens de gemeente onrechtmatig hebben gehandeld door Kavel A in bezit te nemen en/of houden, wetende dat de gemeente daarvan eigenaar was, alsmede:
- primair: [eiser] c.s. veroordeelt de wederrechtelijk in bezit genomen kavel A in eigendom over te dragen aan de gemeente, op kosten van [eiser] c.s., met bepaling dat het in onderhavige procedure te wijzen vonnis in de plaats treedt van de voor de eigendomsoverdracht benodigde notariële akte indien [eiser] c.s. niet binnen 4 weken nadat vonnis is gewezen medewerking verlenen aan het passeren van de notariële akte;
subsidiair: [eiser] c.s. veroordeelt tot betaling aan Gemeente Wierden van de door de gemeente geleden schade van € 16.900,-;
IV. verklaart voor recht dat [eiser] c.s. jegens de gemeente onrechtmatig hebben gehandeld door Kavel B in bezit te nemen en/of houden, wetende dat de gemeente daarvan eigenaar was, alsmede:
- primair: [eiser] c.s. veroordeelt de wederrechtelijk in bezit genomen kavel B in eigendom over te dragen aan de gemeente, op kosten van [eiser] c.s. met bepaling dat het in onderhavige procedure te wijzen vonnis in de plaats treedt van de voor de eigendomsoverdracht benodigde notariële akte indien [eiser] c.s. niet binnen 4 weken nadat vonnis is gewezen medewerking verlenen aan het passeren van de notariële akte;
subsidiair: [eiser] c.s. veroordeelt tot betaling aan de gemeente van de door de gemeente geleden schade van € 244.670,-;
4.5.
[eiser] c.s. voeren verweer tegen de vorderingen van Gemeente Wierden. [eiser] c.s. concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Gemeente Wierden, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Gemeente Wierden met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Gemeente Wierden in de kosten van deze procedure en in de nakosten.
Zowel in conventie als in reconventie
4.6.
[eiser] c.s. veroordeelt in de kosten van deze procedure, vermeerderd met het nasalaris van € 255,00 of € 340,00 in het geval van betekening, te voldoen binnen veertien dagen na het in deze te wijzen vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente indien [eiser] c.s. daarin niet binnen deze termijn hebben voldaan.
4.7.
Op de stellingen van partijen in conventie en in reconventie wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In conventie
Bevoegdheid civiele rechter en niet ontvankelijkheid
5.1.
[eiser] c.s. hebben ter zitting aangevoerd dat de civiele rechter niet bevoegd is, nu het besluit van Gemeente Wierden valt aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In het besluit wordt verwezen naar de adviesnota waarop het collegebesluit gebaseerd is en het besluit is door het college ondertekend. Nu [eiser] c.s. bezwaar hebben gemaakt tegen het ontruimingsbesluit van het college waarop nog niet (definitief) is beslist, dient de civiele rechter zich primair onbevoegd te verklaren ten aanzien van de ontruimingsvorderingen in reconventie. Subsidiair dient de gemeente niet- ontvankelijk te worden verklaard, althans meer subsidiair dienen de vorderingen te worden afgewezen.
5.2.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Het gaat in deze zaak om een vordering tot revindicatie van (gesteld) eigendom van Gemeente Wierden op grond van artikel 5:1 BW en 5:2 BW. De vorderingen hebben dus, zoals ook Gemeente Wierden op de mondelinge behandeling terecht heeft betoogd, een privaatrechtelijke grondslag. Van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid van de Awb is dus geen sprake; het gaat hier niet over een publiekrechtelijke rechtshandeling. Er is dan ook geen reden voor de rechtbank om zich onbevoegd te verklaren ten aanzien van de ontruimingsvorderingen, dan wel om Gemeente Wierden niet-ontvankelijk te verklaren, nu het in onderhavige procedure om toepassing van het civiele recht gaat.
Juridisch kader
5.3.
De centrale vraag die in deze procedure voorligt is of [eiser] c.s. voor de kavels A en B als (opvolgend) houders dan wel als bezitters moeten worden aangemerkt. Daarbij geldt dat voor het antwoord op de vraag of iemand een goed houdt en of hij dit voor zichzelf of voor een ander doet, beslissend is dat dit naar verkeersopvatting dient te worden beoordeeld, met inachtneming van de wettelijke regels en op grond van uiterlijke feiten (zie ook artikelen 3:107 lid 1 BW en 3:108 BW).
5.4.
Uit het wettelijk systeem volgt dat bezit (van in dit geval een stuk grond) op verschillende wijzen kan worden verkregen, te weten door inbezitneming, door (bezits)overdracht en door opvolging onder algemene titel (artikel 3:112 BW). Wil iemand als bezitter van een goed kwalificeren, dan is daarnaast vereist dat iemand het goed voor zichzelf houdt door het houden van de feitelijke macht over het goed met de pretentie rechthebbende te zijn. Daarnaast dient het bezit ondubbelzinnig en openbaar te zijn. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat van ondubbelzinnig bezit sprake is wanneer de bezitter zich zodanig gedraagt dat de eigenaar, tegen wie de verjaring loopt, daaruit niet anders kan afleiden dan dat de bezitter doet alsof hij eigenaar is (ECLI:NL:HR:1993:ZC0826). Dat het bezit openbaar dient te zijn, betekent verder dat vereist is dat naar buiten toe kenbaar is dat iemand de, in het onderhavige geval, stukken grond in bezit heeft genomen.
5.5.
Er worden hoge eisen gesteld in de rechtspraak aan inbezitneming van onroerende zaken. Daarbij spelen diverse factoren zoals onder andere de toegankelijkheid van de onroerende zaak voor de oorspronkelijke bezitter en de vraag of de onroerende zaak één geheel vormt met het aangrenzend perceel dat eigendom is van degene die de onroerende zaak in bezit heeft genomen. Bij inbezitneming van publieke gronden (die grenzen aan percelen met een private eigenaar), zoals in deze procedure tussen [eiser] c.s. en Gemeente Wierden het geval is, gelden deze zware eisen aan inbezitneming nog sterker (ECLI:NL:GHSHE:2016:4559). Op grond van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is het daarbij aan [eiser] c.s. om feiten te stellen die het standpunt dat zij bezitters van de percelen zijn, kunnen dragen en aan [eiser] c.s. om deze bij betwisting door de Gemeente Wierden te bewijzen.
Inbezitneming
5.6.
[eiser] c.s. stellen zich in deze procedure allereerst op het standpunt dat zij en [A] c.s. de kavels onafgebroken in hun bezit hebben gehad door inbezitneming. Zij gebruiken vanaf 2007, net als hun rechtsvoorgangers [A] c.s. die het bezit de kavels A en B in 1999 respectievelijk 2001 van de gemeente overgedragen hebben gekregen, beide kavels als eigen tuin. [A] c.s. heeft de drie kavels sinds de overdracht daarvan aan hen door Gemeente Wierden jarenlang als één geheel in gebruik gehad en deze altijd onderhouden als ware alle drie de kavels hun eigendom. Dat uit de akte van levering tussen Gemeente Wierden en [A] c.s. volgt dat een ‘genoegzaam bekend aantal m2’ in gebruik is door [A] c.s., bevestigt slechts dat de wil van [A] c.s. en Gemeente Wierden erop gericht was om het bezit van die in gebruik zijnde vierkante meters over te dragen. [A] c.s. en [eiser] c.s. hebben beide kavels nooit voor Gemeente Wierden gehouden, met uitzondering van de korte periode dat [A] c.s. kavel A van Gemeente Wierden huurden. Zowel [A] c.s. als [eiser] c.s. hebben diverse bezitsdaden verricht, onder meer door het aanbrengen van nieuwe beplanting, hekwerken en het onderhouden daarvan. Daarnaast zijn de kavels reeds ruim voor 1999 afgeschermd van de openbare weg, onder andere door middel van het aanleggen van de nieuwe beplanting, hekwerken en een houtwal.
5.7.
Gemeente Wierden betwist dat er sprake is van inbezitneming. Door [eiser] c.s., dan wel [A] c.s., hebben nimmer bezitsdaden plaatsgevonden. Het is juist dat beide kavels in gebruik waren als tuin en dat deze door [A] c.s. (en later [eiser] c.s.) werden onderhouden. Dit zijn echter nog geen bezitsdaden. Gemeente Wierden heeft in het verleden als eigenaar expliciet toestemming aan [A] c.s. gegeven voor het gebruik van de gronden, door kavel B te verhuren en kavel A ‘om niet’ in gebruik te geven. Dit volgt ook uit de akte van levering aan [eiser] c.s. van 5 maart 2007. Het eigendomsrecht van Gemeente Wierden van beide kavels is daarmee door [A] c.s. als huurders en als houders van een gebruiksrecht ook expliciet erkend. Een gebruiksrecht is niet hetzelfde als bezit. Dit leidt volgens Gemeente Wierden ertoe dat [A] c.s. als houders dient te worden aangemerkt.
5.8.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vooropgesteld wordt dat de omstandigheid dat [eiser] c.s. en [A] c.s. de kavels hebben onderhouden en in de loop van de jaren nieuwe beplanting, hekwerken en/of een houtwal hebben aangebracht, op grond van vaste rechtspraak nog niet maakt dat dit als inbezitneming heeft te gelden. Dat [eiser] c.s., dan wel [A] c.s., bezitsdaden hebben uitgevoerd en Gemeente Wierden ondubbelzinnig en openbaar te kennen hebben gegeven dat zij kavel A en kavel B in bezit hebben genomen met de pretentie er eigenaar van te zijn, is de rechtbank in deze procedure niet gebleken. Zowel [eiser] c.s. als [A] c.s. hebben in dat kader juist verklaard dat zij het gebruik van de kavels A en B, zoals deze aan [A] c.s. zijn geleverd in 1999 en zoals deze daarvoor door de voormalig [bewoners] werden gebruikt, op dezelfde wijze hebben voortgezet.
Daarmee staat vast dat de inrichting en het gebruik van zowel kavel A als kavel B als tuin daarmee ‘grosso modo’ hetzelfde zijn gebleven. Dat [A] c.s. en [eiser] c.s. nieuwe beplanting, hekwerken en een houtwal hebben aangebracht en deze hebben onderhouden, maakt het voorgaande niet anders nu dit niet als bezitsdaden kan worden aangemerkt. Uit onderhavige feiten en omstandigheden kan aldus naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat [eiser] c.s. dan wel [A] c.s. naar buiten toe de kenbare ondubbelzinnige bedoeling hebben gehad om de kavels A en B voor zichzelf te (gaan) houden, laat staan dat dit voor Gemeente Wierden kenbaar had moeten zijn. Aan de vereisten van een ondubbelzinnige en openbare verklaring voor de inbezitneming (van publieke gronden) is daarmee niet voldaan.
5.9.
Dat Gemeente Wierden anderszins kenbaar had moeten zijn geweest dat er sprake was van inbezitneming door [A] c.s., dan wel door [eiser] c.s., bijvoorbeeld door een daartoe gerichte verklaring van hen aan Gemeente Wierden, is de rechtbank in deze procedure niet gebleken. Dit volgt niet uit de door partijen overgelegde stukken. In het bijzonder kan dit niet uit de verklaring van [A] van 10 november 2022 worden afgeleid. Uit de stukken volgt wel dat [eiser] c.s. meermaals aan Gemeente Wierden hebben aangeboden kavel A en kavel B te willen kopen.
5.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de stelling van [eiser] c.s. dat [A] c.s. en/of [eiser] c.s. het bezit van kavel A en kavel B hebben verkregen door inbezitneming door de rechtbank niet wordt gevolgd.
Bezitsoverdracht
5.11.
De vraag die vervolgens aan de orde komt is of [eiser] c.s. het bezit door bezitsoverdracht hebben verkregen Daartoe stellen [eiser] c.s. kort gezegd dat aan hen, met de levering van de woning in maart 2007 door [A] c.s., ook het bezit van kavels A en B aan hen is geleverd. Het bezit van kavel A en kavel B hebben [A] c.s. in 1999 volgens [eiser] c.s. van Gemeente Wierden overgedragen gekregen.
5.12.
De rechtbank stelt voorop dat iemand (in dit geval [A] c.s. als verkopers aan [eiser] c.s. als kopers) niet meer kan overdragen dan wat hij/zij zelf heeft. Dit leidt ertoe dat voor het antwoord op de vraag of [eiser] c.s. door bezitsoverdracht bezitters zijn geworden, beslissend is of [A] c.s. als bezitters van de kavels A en B moeten worden gekwalificeerd. Zoals hiervoor is overwogen, kan niet worden geoordeeld dat [A] c.s. bezitters van kavel A en kavel B waren op grond van inbezitneming.
Zij kunnen het bezit van beide kavels dan ook niet op die grond hebben verkregen en hierna hebben overgedragen aan [eiser] c.s.
5.13.
De stelling van [eiser] c.s. dat [A] c.s. het bezit van beide kavels overgedragen hebben gekregen van Gemeente Wierden bij de levering van de woning en tuin in 1999, volgt de rechtbank niet. Uit de akte van levering van 2 juli 1999 volgt immers juist dat [A] c.s. kavel A voor een bedrag van f 100,- van de gemeente konden huren. Daarmee heeft Gemeente Wierden aan [A] c.s. juist rekenschap gegeven van het feit dat zij zichzelf als eigenaar van kavel A zien. Ten opzichte van kavel B geldt voorts dat ook uit de leveringsakte van 5 maart 2007 (levering aan [eiser] c.s.) volgt dat “
koper is bekend met het feit dat de kadastrale grenzen en de feitelijke gebruiksgrenzen van het verkochte niet overeenkomen. Thans heeft verkoper een bij partijen genoegzaam bekend aantal m2 grond om niet in gebruik van de gemeente Wierden. (…)”.Ook hieruit kan niet anders dan worden afgeleid dan dat Gemeente Wierden aan [A] c.s. kenbaar heeft gemaakt eigenaar te zijn van kavel B, en dat zij kavel “slechts” om niet aan [A] c.s. in gebruik heeft gegeven. Dat, zoals [eiser] c.s. hebben betoogd, uit het als productie ingebrachte filmfragment van de voormalig [bewoners] blijkt dat ook zij de kavels A en B zagen als hun “eigen tuin”, maakt het voorgaande niet anders nu (ook) zij als huurders van beide kavels (en dus houders) moeten worden aangemerkt. Nu [A] c.s. het gebruik van de kavels hierna op dezelfde wijze hebben voortgezet, geldt dat enkel de conclusie kan worden getrokken dat [A] c.s. dienen te worden aangemerkt als houders van zowel kavel A als kavel B.
5.14.
Verder is nog van belang dat uit artikel 3:111 BW volgt dat een houder uit zichzelf geen verandering kan brengen in zijn houderschap en/of de grondslag daarvan. Een houder kan zichzelf met andere woorden niet tot bezitter maken, noch kan hij houderschap op grond van een andere titel verkrijgen of houder voor een ander worden. Ditzelfde heeft te gelden voor [eiser] c.s. als (opvolgende) houders. Dit is slechts anders bij een handeling van de bezitter, dus van Gemeente Wierden, meer specifiek door overdracht, een erkenning of door tegenspraak door de houder van het recht van Gemeente Wierden.
5.15.
Dat Gemeente Wierden door overdracht, erkenning of door tegenspraak een verandering heeft aangebracht in het houderschap van [A] c.s., is de rechtbank niet gebleken. Er is op basis van wat is opgenomen in de leveringsakte van 2 juli 1999 geen sprake geweest van overdracht van bezit door Gemeente Wierden aan [A] c.s.. Voorts kan uit de stukken, anders dan [eiser] c.s. stelt, niet worden afgeleid dat Gemeente Wierden een verandering in het houderschap heeft erkend. Weliswaar erkent Gemeente Wierden dat de kavels A en B in gebruik waren door [A] c.s. respectievelijk [eiser] c.s., maar dit vormt nog geen erkenning van bezit. Dat [A] c.s. of [eiser] c.s. als houders het recht van Gemeente Wierden zouden hebben tegengesproken is niet gesteld en ook niet gebleken.
5.16.
Op grond van het voorgaande moet worden geoordeeld dat [A] c.s. ten tijde van de levering aan [eiser] c.s. als houders van kavel A en kavel B kwalificeerden. Nu, zoals hiervoor overwogen, (houders) [A] c.s. niet meer konden overdragen dan wat zij zelf hadden, geldt dat de stelling van [eiser] c.s. dat zij het bezit hebben verkregen door bezitsoverdracht van [A] c.s. evenmin kan worden gevolgd.
Opvolging onder algemene titel
5.17.
Niet is in geschil dat [eiser] c.s. het bezit niet hebben verkregen als gevolg van een opvolging onder algemene titel.
Conclusie
5.18.
De slotsom moet dan ook zijn dat [eiser] c.s. het (opvolgend) bezit van kavel A en kavel B nimmer hebben verkregen, nu geen van de drie mogelijkheden voor verkrijging van bezit als bedoeld in artikel 3:112 BW zich heeft voorgedaan. Dit leidt ertoe dat ook [eiser] c.s. als (opvolgend) houders dienen te worden aangemerkt en dat zij niet door onafgebroken bezit en verjaring eigenaar van kavel A en kavel B zijn geworden. De door [eiser] c.s. gevorderde verklaringen voor recht zullen dan ook worden afgewezen.
5.19.
[eiser] c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partijen in conventie, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Gemeente Wierden begroot op € 1.872,00 (€ 676,00 aan griffierecht + 2 punten salaris advocaat x toepasselijk tarief van € 598,00).
In reconventie
Verklaringen voor recht5.20. Nu het beroep van [eiser] c.s. op verjaring in conventie niet slaagt, leidt dit ertoe dat Gemeente Wierden eigenaar is (gebleven) van kavel A en kavel B. Dit betekent dat de gevorderde verklaringen voor recht in reconventie onder I. en II. toewijsbaar zijn. Aan de door Gemeente Wierden voorwaardelijk ingestelde vorderingen (bij toewijzing van de verklaringen voor recht in conventie) wordt daarom niet toegekomen.
Ontruiming
5.21.
De rechtbank zal de gevorderde veroordelingen van [eiser] c.s. tot ontruiming van beide kavels eveneens toewijzen, nu in deze procedure vast is komen te staan dat [eiser] c.s. de kavels thans zonder recht of titel in gebruik hebben.
5.22.
Daarbij acht de rechtbank nog wel van belang dat tijdens de gerechtelijke plaatsopneming is gebleken dat [eiser] c.s. een schuur hebben neergezet die gedeeltelijk op kavel B staat en dat er voor het overige op kavel B slechts (nieuwe) beplanting staat. Met de veroordeling tot verwijdering van op kavel B aangebrachte zaken wordt uitdrukkelijk niet bedoeld de door [eiser] c.s. in de loop der jaren aangebrachte nieuwe beplanting te verwijderen.
5.23.
Verder geeft de rechtbank partijen nog mee dat, indien zij (alsnog) mogelijkheden zien voor de verkoop dan wel verhuur van kavel A aan [eiser] c.s., zoals besproken op de mondelinge behandeling, het aan partijen is om te bezien of het daadwerkelijk tot ontruiming van kavel A dient te komen.
Dwangsom
5.24.
[eiser] c.s. hebben betoogd dat de door Gemeente Wierden gevorderde dwangsom bij de ontruimingsvorderingen te hoog en niet, althans onvoldoende, gemotiveerd zijn. Gemeente Wierden betwist dat dit het geval is. Zij wenst zekerheid dat [eiser] c.s. de veroordeling tot ontruiming van beide kavels zullen nakomen. Gemeente Wierden stelt voorts dat een dergelijke financiële prikkel leidt tot beëindiging van het gebruik en ontruiming van beide kavels door [eiser] c.s. en vreest dat een lagere dwangsom niet het beoogde effect zal hebben.
5.25.
De rechtbank acht het opleggen van een dwangsom in het onderhavige geval passend en gerechtvaardigd en volgt daarbij de stellingen van Gemeente Wierden. De gevorderde dwangsommen zullen dan ook als gevorderd worden toegewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.26.
[eiser] c.s. maken voorts bezwaar tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de ontruimingsvorderingen. Daartoe hebben [eiser] c.s. aangevoerd dat de huidige situatie sinds 1999 ongewijzigd is. Gelet daarop valt volgens [eiser] c.s. niet in te zien waarom Gemeente Wierden niet een onherroepelijk rechterlijk oordeel kan afwachten. Executie van het vonnis zal, voordat er in hoger beroep is beslist op de zaak, tot onomkeerbare gevolgen leiden voor Gemeente Wierden, [eiser] c.s. en mogelijk voor derden die (een van) de door Gemeente Wierden te verkopen kavels al dan niet te goeder trouw hebben gekocht en geleverd hebben gekregen. Een eventueel hoger beroep zal door [eiser] c.s. worden ingeschreven in de registers als bedoeld in artikel 3:24 BW en/of artikel 433 Rv, waardoor Gemeente Wierden geen belang heeft bij uitvoerbaar bij voorraadverklaring, althans zij zal daardoor de kavels niet kunnen verkopen en leveren aan een derde.
5.27.
Gemeente Wierden heeft de voorgaande stellingen van [eiser] c.s. in deze procedure niet weersproken. De rechtbank gaat daarom uit van de stellingen van [eiser] c.s. en zal de hierna toe te wijzen veroordelingen tot ontruiming gelet op het voorgaande niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
5.28.
[eiser] c.s. zullen, als de overwegend in het ongelijk gestelde partijen in reconventie, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Gemeente Wierden begroot op € 766,00 (1/2 x 2 punten aan salaris advocaat x toepasselijk tarief van € 766,00).
Zowel in conventie als in reconventie
5.29.
De gevorderde veroordeling in de nakosten in conventie en reconventie is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank:
In conventie
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] c.s. af;
6.2.
veroordeelt [eiser] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Wierden tot dit vonnis vastgesteld op € 1.872,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
In reconventie
6.3.
verklaart voor recht dat Gemeente Wierden eigenaar is van het (gehele) perceel kadastraal bekend gemeente Wierden, [nummer] , waaronder Kavel A en veroordeelt [eiser] c.s. tot beëindiging van het gebruik van Kavel A en tot ontruiming en het ontruimd houden van Kavel A, wat omvat het verwijderen en verwijderd houden van de door [eiser] c.s. op Kavel A aangebrachte zaken binnen dertig dagen na betekening aan [eiser] c.s. van het te wijzen vonnis, zulks met veroordeling van [eiser] c.s. tot betaling van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of ieder dagdeel dat zij daarin nalatig blijven, zulks met een maximum van € 10.000,00;
6.4.
verklaart voor recht dat de Gemeente Wierden eigenaar is van het (gehele) perceel kadastraal bekend gemeente Wierden, [nummer] en veroordeelt [eiser] c.s. tot beëindiging van het gebruik van Kavel B, wat omvat het verwijderen en verwijderd houden van de door [eiser] c.s. op Kavel B aangebrachte zaken binnen dertig dagen na betekening aan [eiser] c.s. van het te wijzen vonnis, zulks met veroordeling van [eiser] c.s. tot betaling van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of ieder dagdeel dat zij daarin nalatig blijven, zulks met een maximum van € 10.000,00;
6.5.
veroordeelt [eiser] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Wierden tot dit vonnis vastgesteld op € 766,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
6.6.
wijst af het meer of anders gevorderde;
Zowel in conventie als in reconventie
6.7.
veroordeelt [eiser] c.s. in het nasalaris van € 271,00 of € 361,00 in het geval van betekening, te voldoen binnen veertien dagen na het in deze te wijzen vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente indien [eiser] c.s. daarin niet binnen deze termijn hebben voldaan;
6.8.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de onderdelen 6.2., 6.5. en 6.7. uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023. (TD)