Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
afzonderlijk te noemen: [gedaagde 1] respectievelijk [gedaagde 2] .
1.De procedure
2.Waar de zaak over gaat
Volgens het CBR is het handelen van [gedaagde 1] onrechtmatig. [gedaagde 1] vindt zijn gedragingen niet onrechtmatig en verwijst naar zijn journalistieke rol. Hij wil mogelijke misstanden bij het CBR bloot leggen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van het CBR in beperktere mate toe, waarbij het [gedaagde 1] , op straffe van een dwangsom, wordt verboden om:
- examenritten te volgen of te spotten op een wijze die het normale verkeer frustreert, waaronder in ieder geval moet worden begrepen het structureel en onafgebroken achtervolgen van examenritten, en
- aan de examenritten deelnemende personen herkenbaar op camera in beeld te brengen, tenzij [gedaagde 1] van deze personen toestemming heeft gekregen of anderszins op grond van de AVG tot de verwerking van die beelden gerechtigd zou zijn.
3.De feiten
[gedaagde 2] B.V.. De andere handelsnamen zijn [handelsnaam] en [handelsnaam] .
‘(…)
Voorop staat dat het u vrij staat om uw ongenoegen te uiten over het CBR, uiteraard binnen de grenzen die de wetgeving hieraan stelt. Voor wat betreft het CBR als organisatie en zijn directie, zijn wij bereid bepaalde uitlatingen door de vingers te zien. Dit geldt echter niet voor uitlatingen die de eer en goede naam en/of privacy van onze medewerkers schaden. Het CBR hecht er belang aan zijn medewerkers te beschermen tegen lasterlijke uitspraken en insinuaties en treedt daar dan ook tegen op indien dat nodig is (…). Wij zijn van mening dat het publiceren van de foto en de lasterlijke uitingen in de teksten over een of meer van onze medewerkers niet kan worden aangemerkt als een vorm van de door u gepropageerde ‘onafhankelijke journalistiek’.(…)’.
‘(…)
Op maandag 8 november heeft onze examinator te Enschede vastgesteld dat u opnames heeft gemaakt tijdens een examenrit (…) Met het maken van opnames heeft u in strijd met ons sanctiereglement gehandeld. Het CBR zal u daarom de toegang tot onze panden en terreinen ontzeggen voor de duur van drie maanden, ingaande per dagtekening van deze brief. Bij het bepalen van deze maatregelen hebben wij er rekening mee gehouden dat u meerdere malen opnames heeft gemaakt en/of gepubliceerd van ons examen en/of onze medewerkers.(…)’.
3.6. Bij brief van 7 december 2021 heeft het CBR [gedaagde 1] wederom aangeschreven. Voor zover van belang staat in deze brief:
‘(…)
Vanwege het voortduren van de incidenten zagen wij ons genoodzaakt om een aantal maatregelen te treffen met betrekking tot uw communicatie met het CBR (…). Helaas heb ik moeten vaststellen dat u doorgaat met het -herhaaldelijk- rechtstreeks aanschrijven van medewerkers van het CBR (…).(…)
Voor het CBR is het een absolute prioriteit dat de CBR-processen op alle locaties ongestoord kunnen plaatsvinden en dat de medewerkers te allen tijde veilig en onbelemmerd hun werk kunnen doen.(…)
Het voorgaande leidt ertoe dat wij geen andere mogelijkheid zien dan de inschrijfovereenkomst die wij met uw onderneming hebben gesloten per direct te beëindigen op grond van artikel 6:265 BW, althans deze te ontbinden op grond van artikel 17 lid 1 van de Inschrijvingsovereenkomst. Het CBR tilt zwaar aan de door u getoonde gedragingen en concludeert dat u niet integer heeft gehandeld jegens het CBR. Hiermee bent u tekortgeschoten in de nakoming van artikel 3.1 van de inschrijfovereenkomst.(…)’.
‘(…)
Ik heb mij, met het enige ‘wapen’ dat ik daartegen heb, verzet; met mijn publicaties als journalist.(…)
Jij hebt op onrechtmatige gronden en wijze mijn rijschool uitgeschreven en je manipulatieve macht ingezet om zelfs leerlingen daarna nog te overtuigen op zoek te gaan naar een andere rijschool….(...)’.
aangekondigd zeker nog twee jaar lang dagelijks door te gaan met onderzoek doen naar:
‘(…)
- de oneerlijke handelswijze van het CBR met examencapaciteit/tussentijdse toets- de niet objectieve examinering van enkele examinatoren- de ambtsmisdrijven van [naam 3] , [naam 4] en [naam 5](…)’.
Algemeen1. Het uitgangspunt is dat een examen doorgaat. De examinatoren van het CBR kunnen een examen onderbreken, afbreken of niet afnemen als de omstandigheden het afnemen van een valide examen (zie punt 2) en/of veilig examen onmogelijk maken. In de volgende situaties valt dit onder de uitstelregeling:* (extreem) weer;* de toestand van de wegen;* bij calamiteiten in het examengebied;* in andere bijzondere omstandigheden buiten de macht of invloedsfeer van de kandidaat.
4.Het geschil
I. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verbiedt:
(i) voor of in de directe omgeving van CBR-gebouwen examinatoren (of andere CBR-medewerkers) op te (doen laten) wachten, en/of
(ii) praktijkexamens te (doen laten) achtervolgen en/of
(iii) medewerkers en examenkandidaten (tijdens en/of rondom het plaatsvinden van een examen) te (doen laten) filmen,
Het gestelde journalistieke belang van [gedaagde 1] om examens te achtervolgen of examens op te nemen weegt niet op tegen het belang van het CBR bij een goede uitoefening van haar wettelijke taken.
5.De beoordeling
Bovendien is als onweersproken door [gedaagde 1] gesteld dat een stichting consumentenbelang rijbewijzen zich met het op afstand volgen van een rijexamen zou bezig houden, en niet de onderneming van [gedaagde 1] zelf. Dat [gedaagde 1] aan die stichting -op afstand- adviseert, is niet onrechtmatig en staat los van de betrokkenheid van zijn onderneming. De conclusie van het vorenstaande is dat de vorderingen ten aanzien van [gedaagde 2] worden afgewezen.
Dwangsom5.18. De dwangsom zal worden gematigd tot € 500,00 per overtreding met een maximum van € 100.000,00.
De kosten aan de zijde van het CBR worden begroot op:
- dagvaarding € 133,62
1.079,00
6.De beslissing
- examenritten te volgen of te spotten op een wijze die het normale verkeer frustreert, waaronder in ieder geval moet worden begrepen het structureel en onafgebroken achtervolgen van examenritten, en
- aan de examenritten deelnemende personen herkenbaar op camera in beeld te brengen, tenzij [gedaagde 1] van deze personen toestemming heeft gekregen of anderszins op grond van de AVG tot de verwerking van die beelden gerechtigd zou zijn;