ECLI:NL:RBOVE:2023:853

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
9954404 \ CV EXPL 22-2332
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over non-conformiteit van een motorboot en boottrailer en de gevolgen van dwaling

In deze zaak staat centraal of de motorboot en boottrailer die eiser van gedaagde heeft gekocht, voldoen aan de overeenkomst. Eiser stelt dat er gebreken zijn en vordert herstelkosten, schadevergoeding en ontbinding van de overeenkomst. Subsidiair stelt hij dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling. De kantonrechter oordeelt dat eiser niet deugdelijk in gebreke heeft gesteld voordat hij tot herstel overging, waardoor zijn vorderingen worden afgewezen. De kantonrechter concludeert dat de boottrailer niet non-conform is, omdat de gebroken wiellager niet als gebrek kan worden aangemerkt. Ook het beroep op dwaling wordt verworpen, omdat eiser niet heeft onderbouwd waarom er sprake zou zijn van dwaling. De vorderingen van eiser worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 9954404 \ CV EXPL 22-2332
Vonnis van 28 februari 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. D.G.A. Rossi,
tegen
[gedaagde], H.O.D.N.
“ [X]
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 augustus 2022,
- de aanvullende conclusie van antwoord van [gedaagde] ,
- de akte houdende vermeerdering van eis van [eiser] ,
- de aanvullende producties van [eiser] ,
- de schriftelijke reactie van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 4 november 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
In deze zaak gaat het primair om de vraag of de boot en boottrailer die [eiser] van [gedaagde] heeft gekocht beantwoordden aan de overeenkomst en of [eiser] bevoegd was de gestelde gebreken te laten herstellen door een derde op kosten van [gedaagde] .
Subsidiair stelt [eiser] dat de boot en boottrailer non-conform waren en dat er sprake is van wanprestatie en vordert hij schadevergoeding. Meer subsidiair vordert [eiser] gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. Ten slotte vordert [eiser] meest subsidiair een verklaring voor recht dat de overeenkomst tot stand gekomen is onder invloed van dwaling en dat de kantonrechter de overeenkomst op grond van artikel 6:230 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wijzigt.
2.2.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] tot reparatie van de boot is overgegaan zonder dat hij [gedaagde] deugdelijk in gebreke heeft gesteld. De stelling van [eiser] dat in dit geval geen ingebrekestelling vereist was, wordt door de kantonrechter niet gevolgd. Ter zake van de boottrailer is de kantonrechter van oordeel dat een gebroken wiellager niet kan worden aangemerkt als gebrek dat maakt dat de boot-trailer non-conform is. Het beroep op dwaling ter zake de boot en boottrailer wordt evenmin gevolgd, nu door [eiser] in het geheel niet is toegelicht of onderbouwd waarom hiervan sprake zou zijn. De conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] drijft een zaak onder de naam ‘ [X] ’. De onderneming is gevestigd op het woonadres van [gedaagde] in [woonplaats] .
3.2.
[eiser] heeft op 31 augustus 2021 een motorboot [type, nummer] en een boottrailer gekocht van [gedaagde] voor een koopprijs van € 16.800,-. De boot en boottrailer zijn door [gedaagde] te koop aangeboden via een internetadvertentie op eBay.
3.3.
[eiser] heeft de boot en boottrailer bij [gedaagde] thuis opgehaald. Door [gedaagde] is daarbij een factuur op papier van zijn handelsonderneming verstrekt.
3.4.
In december 2021 is [eiser] erachter gekomen dat er olie uit de boot lekte. [eiser] heeft [gedaagde] via WhatsApp op 13 december 2021 bericht:
“Hallo bitte rufen Sie mich mal an ist dringend ich habe das Boot in einer frost sicheren Halle gestellt bin noch nicht damit gefahren unter dem Motor ist alles voller Öl bitte dringend um Rückmeldung gruss [eiser] oder Anruf”
3.5.
[eiser] heeft de boot in januari 2022 laten repareren door Allboot GmbH in Keulen. [eiser] heeft de factuur van 21 januari 2022 ad € 1.914,-.
3.6.
Bij brieven van 24 januari 2022 en 2 februari 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] betaling gevorderd van [gedaagde] van bovengenoemde reparatiekosten. [gedaagde] is niet overgegaan tot betaling.
3.7.
[eiser] heeft op 29 augustus 2022, gedurende zijn vakantie in Kroatië, geconstateerd dat de boottrailer een gebroken wiellager heeft. De wiellager is voor € 489,34 hersteld op de vakantielocatie. [eiser] heeft [gedaagde] bij brief van 1 september 2022 aansprakelijk gesteld voor deze schade.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - na vermeerdering van eis - dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. voor recht verklaart dat de boot en de boottrailer niet beantwoordden aan de overeenkomst (non-conform waren) en [eiser] bevoegd was om de gebreken aan de boot en boottrailer te laten herstellen door een derde op kosten van [gedaagde] ;
II. [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.403,34 voor herstel van de gebreken aan de boot en boottrailer, te vermeerderen met rente;
subsidiair
I. voor recht verklaart dat de boot en de boottrailer niet beantwoordden aan de overeenkomst (non-conform waren) en [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenissen;
II. [gedaagde] op grond van artikel 6:74 BW veroordeelt te betalen een bedrag van € 2.403,34 voor de kosten van herstel van de gebreken aan de boot en boottrailer, te vermeerderen met rente;
meer subsidiair
I. voor recht verklaart dat de boot en de boottrailer niet beantwoordden aan de overeenkomst (non-conform waren) en [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenissen;
II. de tussen partijen gesloten overeenkomsten op grond van artikel 6:267 BW juncto 6:270 BW gedeeltelijk (koopprijsvermindering) ontbindt;
III. [gedaagde] veroordeelt te betalen een bedrag van € 2.403,34, te vermeerderen met rente;
meest subsidiair
I. voor recht verklaart dat de tussen partijen gesloten overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling;
II. op grond van artikel 6:230 lid 2 BW de gevolgen van de overeenkomst wijzigt in die zin, dat [gedaagde] aan [eiser] een bedrag van € 2.403,34 dient te betalen;
en, in alle gevallen
I. [gedaagde] veroordeelt in de door [eiser] gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 360,50, te vermeerderen met rente;
II. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met nakosten, te voldoen binnen veertien dagen bij gebreke waarvan deze (na)kosten dienen te worden vermeerderd met wettelijke rente.
4.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de boot en de boottrailer
non-conform waren. Volgens [eiser] is er sprake van een consumentenkoop, nu [gedaagde] handelde in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf. Op [gedaagde] rustte op grond van artikel 7:21 lid 1 sub b BW de verplichting om de boot te herstellen. [gedaagde] heeft in een telefoongesprek kenbaar gemaakt niet tot herstel van de boot te willen overgaan, waarna [eiser] de boot heeft laten repareren door Allboot GmbH. De boottrailer bleek in augustus 2022 non-conform te zijn, nu er sprake was van een gebroken wiellager.
4.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen van [eiser] .
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Aangezien [eiser] woonachtig is in Duitsland en [gedaagde] woonachtig is en zijn onderneming gevestigd is in Nederland, is sprake van een internationale rechtsverhouding. De kantonrechter dient daarom eerst ambtshalve te onderzoeken of de Nederlandse rechter bevoegd is en zo ja, welk recht van toepassing is. Conform artikel 4 EG Verordening Nr. 1215/2012 jo. artikel 93 aanhef en sub a jo. artikel 99 Rv jo. artikel 1:10 BW jo. artikel 1:14 BW is de rechtbank Overijssel, locatie Enschede, bevoegd om van de vordering kennis te nemen. Op grond van artikel 4 lid 1 sub a Verordening nr. 593/2008 (Rome I) is Nederlands recht van toepassing.
Geen consumentenkoop
5.2.
De eerste vraag die voorligt is of de koop van de boot en de boottrailer kwalificeren als consumentenkoop, met andere woorden: heeft [gedaagde] de boot en de boottrailer aan [eiser] verkocht in het kader van de uitoefening van zijn beroep of bedrijf.
5.3.
[eiser] heeft diverse omstandigheden aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat [gedaagde] als handelaar heeft te gelden. [eiser] heeft de boot en boottrailer opgehaald bij het vestigingsadres van de onderneming van [gedaagde] . Daarnaast stelt hij dat de factuur op naam van de onderneming van [gedaagde] staat. Op de factuur staan expliciet de naam van de handelsonderneming en handelsgegevens als het vestigingsadres, het btw- en het KvK-nummer vermeld. Op grond hiervan is volgens [eiser] sprake van een consumentenkoop.
5.4.
[gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat hij bij de verkoop van de boot en boottrailer als handelaar heeft gehandeld. [eiser] was op het moment dat hij reageerde op de advertentie op eBay, die was geplaatst via een privé account van de partner van [gedaagde] , op vakantie. [eiser] wilde een aanbetaling doen van € 300,- via bankoverschrijving, maar wist op dat moment niet exact met wie hij van doen had. [gedaagde] , althans zijn partner, heeft [eiser] daarom online verwezen naar de handelsonderneming en daaropvolgend de bankgegevens van de onderneming gestuurd waarop [eiser] de aanbetaling kon overboeken. [eiser] is in augustus 2021 bij [gedaagde] thuis geweest waar hij het restant aankoopbedrag cash heeft voldaan. [eiser] verzocht daarbij om een factuur, zodat hij de boot kon aanmelden in Duitsland. Dat [eiser] de boot en de boottrailer heeft opgehaald bij het vestigingsadres van de onderneming van [gedaagde] maakt het voorgaande niet anders, nu dit adres ook het woonadres van [gedaagde] is.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat er ten aanzien van de boot en de boottrailer geen sprake is van consumentenkoop. Het is niet gebleken dat [gedaagde] zich in het kader van zijn handelsonderneming (mede) bezig houdt met (de verkoop van) boten dan wel boottrailers. Dat [eiser] het restant aankoopbedrag contant heeft voldaan, ondersteunt diens stelling dat [gedaagde] heeft gehandeld in het kader van zijn beroep of bedrijf niet. In dat geval had het voor de hand gelegen dat hij het restantbedrag ook per bankoverschrijving op het rekeningnummer van de onderneming van [gedaagde] had overgemaakt.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de koop niet kwalificeert als consumentenkoop.
Herstelkosten boot
5.6.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat [eiser] hem niet schriftelijk in gebreke heeft gesteld voordat hij de boot door een derde heeft laten herstellen.
5.7.
De kantonrechter overweegt ter zake als volgt. Op grond van het bepaalde in artikel 6:82 lid 1 BW treedt verzuim in wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming door de schuldenaar binnen deze termijn uitblijft.
5.8.
Vast staat dat [eiser] [gedaagde] niet schriftelijk in gebreke heeft gesteld voordat hij tot herstel van de boot door een derde is overgegaan. Het WhatsApp-bericht tussen partijen van 13 december 2021, waarin [eiser] [gedaagde] slechts heeft verzocht om contact op te nemen, kwalificeert niet als schriftelijke ingebrekestelling.
5.9.
De kantonrechter deelt het standpunt van [eiser] dat in dit geval geen schriftelijke ingebrekestelling vereist was omdat [gedaagde] in een telefoongesprek tussen partijen te kennen zou hebben gegeven dat hij niet tot herstel van de boot zou overgaan, niet. Dat dit telefoongesprek heeft plaatsgevonden en dat [gedaagde] heeft gezegd niet tot herstel te zullen overgaan, is door [gedaagde] betwist en blijkt verder uit niets. Voor zover [eiser] heeft betoogd dat uit de brief van [gedaagde] van 5 februari 2022 kan worden afgeleid dat hij niet tot herstel zou overgaan zodat een schriftelijke ingebrekestelling achterwege kon blijven, geldt dat dit niet tot een ander oordeel kan leiden. Deze brief is immers pas door [eiser] ontvangen nadat de boot al gerepareerd was.
5.10.
Nu [eiser] is overgegaan tot herstel van de boot zonder [gedaagde] voorafgaand bij schriftelijke aanmaning in gebreke te stellen, dient de primair gevorderde verklaring voor recht dat [eiser] bevoegd was om de gebreken aan de boot door een derde te laten herstellen op kosten van [gedaagde] te worden afgewezen. Hetzelfde heeft in zoverre te gelden voor de (meer) subsidiaire vorderingen, nu ook daarvoor verzuim aan de zijde van [gedaagde] vereist is. Vanwege het ontbreken van een schriftelijke ingebrekestelling is [gedaagde] niet in verzuim geraakt. Nu [eiser] gelet hierop geen aanspraak kan maken op (schade)vergoeding, heeft hij geen belang meer bij beantwoording van de vraag of de boot non-conform was, zodat de vorderingen tot afgifte van een verklaring voor recht ter zake zullen worden afgewezen. Een en ander betekent dat de primaire en (meer-) subsidiaire vorderingen van [gedaagde] ter zake de (herstel)kosten van de boot zullen worden afgewezen.
Herstelkosten boottrailer5.11. Bij akte houdende vermeerdering van eis heeft [eiser] voorts vergoeding van de herstelkosten voor de reparatie van de boottrailer gevorderd. Hiertoe stelt [eiser] kort gezegd dat in augustus 2022 duidelijk geworden is dat de boottrailer gebreken vertoont, nu deze een gebroken wiellager heeft.
5.12.
De kantonrechter volgt het standpunt van [eiser] dat de boottrailer niet beantwoordt aan de overeenkomst niet. Op grond van artikel 7:17 BW beantwoordt een zaak niet aan de overeenkomst indien de zaak, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij overeenkomst is voorzien.
5.13.
De vraag die dus voorligt is wat [eiser] van de boottrailer mocht verwachten. In de eerste plaats is hierbij van belang dat het gaat om de koop van een boottrailer van ongeveer 10 tot 15 jaar oud. In de tweede plaats is van belang dat een boottrailer ook bij normaal gebruik aan slijtage onderhevig is en dat in het algemeen geldt dat de kans dat als gevolg van slijtage mankementen gaan optreden groter wordt naarmate de boottrailer ouder is.
5.14.
[eiser] mocht naar het oordeel van de kantonrechter van een boottrailer van 10 tot 15 jaar oud niet verwachten dat er zich geen mankementen als gevolg van slijtage zouden voordoen. [eiser] heeft de gebroken wiellager een jaar na aankoop, tijdens zijn vakantie in Kroatië, ontdekt. Het is goed mogelijk dat de wiellager onderweg naar Kroatië is gebroken. Geenszins staat vast dat de wiellager ten tijde van de koop van de boottrailer door [eiser] reeds gebroken was. Zoals al is overwogen is geen sprake van een consumentenkoop, zodat het bewijsvermoeden waar [eiser] zich op beroept niet van toepassing is.
5.15.
Uit het voorgaande volgt dat ook de primaire en (meer) subsidiaire vorderingen van [eiser] ter zake de boottrailer zullen worden afgewezen.
Dwaling
5.16.
Ten slotte beroept [eiser] zich - meest subsidiair - op partiële vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling. [eiser] zou de overeenkomst ter zake van de boot en de boottrailer niet hebben gesloten bij een juiste voorstelling van zaken. Wanneer [eiser] had geweten van de gebreken, had hij de koopovereenkomst niet gesloten. Volgens [eiser] had [gedaagde] - als eigenaar - van de gebreken op de hoogte moeten zijn, dan wel is sprake van wederzijdse dwaling. Nu sprake is van dwaling vordert hij dat de kantonrechter de gevolgen van de overeenkomst wijzigt ter opheffing van het nadeel dat hij lijdt bij instandhouding van de overeenkomst (artikel 6:230 lid 2 BW jo. artikel 6:230 lid 1 BW).
5.17.
De kantonrechter zal de vorderingen met als grondslag dwaling eveneens afwijzen. Door [eiser] is in het geheel niet nader toegelicht of onderbouwd waarom er volgens hem sprake is van (een van de vormen) van dwaling als bedoeld in artikel 6:228 BW. Ook is niet toegelicht of onderbouwd waarom de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten. Het beroep op dwaling wordt dan ook niet gehonoreerd.
Nevenvordering
5.18.
De nevenvordering ter zake de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten zal, nu de hoofdvorderingen worden afgewezen, eveneens worden afgewezen.
Proceskosten
5.19.
[eiser] zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.

6.De beslissing

6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2023. (TD)