ECLI:NL:RBOVE:2023:896

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
84.302473.22 en 84.205720.19 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stillegging van onderneming wegens economische delicten en dierenwelzijnsproblemen

Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een maatschap die zich schuldig heeft gemaakt aan economische delicten in de veehouderij. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de stillegging van de gehele onderneming voor de duur van één jaar. Dit besluit volgde op inspecties van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 4 mei en 1 september 2022, waaruit bleek dat de verdachte niet voldeed aan de zorgplicht voor haar dieren. Tijdens deze inspecties werd vastgesteld dat de runderen in gebrekkige behuizing werden gehouden, met onvoldoende hygiënische omstandigheden, en dat zij niet over geschikt voer en drinkwater beschikten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk tekort was geschoten in de zorg voor de dieren, wat leidde tot onnodig leed.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een geldboete en een voorwaardelijke stillegging had geëist, afgewezen en in plaats daarvan gekozen voor een volledige stillegging van de onderneming. De verdediging had gepleit voor een coachingstraject en een aanhouding van de uitspraak, maar dit werd afgewezen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en de structurele problemen binnen de maatschap, waaronder financiële problemen en de medische situatie van de maten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet in staat was om de zorg voor de dieren op een verantwoorde manier te waarborgen, wat leidde tot de beslissing tot stillegging van de onderneming.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 84.302473.22 en 84.205720.19 (TUL) (P)
Datum vonnis: 9 maart 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
Maatschap [verdacht bedrijf],
gevestigd aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 februari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E.R. Jepkema en van wat namens verdachte, vertegenwoordigd door haar volledig bevoegde vennoot [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] , en haar raadsvrouw mr. P.W.E. Hoezen, advocaat in Winterswijk, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 4 mei 2022 als houder van dieren in de uitoefening van een bedrijf (opzettelijk) runderen heeft gehouden/gehuisvest in een gebrekkige behuizing onder onvoldoende hygiënische omstandigheden, met onvoldoende geschikt voer en onvoldoende waterbakken;
feiten 2 en 4:op 4 mei 2022 en 1 september 2022 als houder van dieren in de uitoefening van een bedrijf (opzettelijk) runderen heeft gehouden/gehuisvest in een gebrekkige behuizing, aan welke behuizing de dieren zich konden verwonden;
feit 3: op 1 september 2022 als houder van dieren in de uitoefening van een bedrijf (opzettelijk) runderen heeft gehouden/gehuisvest in een gebrekkige behuizing onder onvoldoende hygiënische omstandigheden en met onvoldoende waterbakken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
zij op of omstreeks 04 mei 2022 te Groenlo, in de gemeente Oost Gelre, in elk geval
in Nederland,
als houder van dieren, te weten runderen, al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor
heeft gedragen dat:
A. één of meer rund(eren) (op de deel, zie p. 4 en 16 t/m 19 proces-verbaal) over een
toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden,
immers waren de ligboxen en/of roostervloeren bevuild met natte mest en urine
en/of waren de poten, flanken en buik(en) van de rund(eren) bevuild met natte en
opgedroogde mest, en/of
B. 9 runderen (in de jongveestal, zie p. 4 en 16 t/m 19 proces-verbaal), althans één of
meer rund(eren), over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende
hygiënische omstandigheden, immers was de roostervloer bedekt met een dikke
laag dunne mest van ongeveer 5 tot 10 cm en/of waren de buik(en) en knieën van de
rund(eren) bevuild met natte en opgedroogde mest, en/of
C. 15 runderen (op de deel en de jongveestal, zie p. 4, 5 en 16 t/m 19
proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), een toereikende hoeveelheid
gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer kregen/kreeg toegediend op een
wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers was het
voordroogkuil zeer droog en/of grof en/of van zeer matige kwaliteit en/of had(den)
de rund(eren) een duidelijk zichtbare ruggengraat, dwarsuitsteeksels en
doornuitsteeksels en/of nauwelijks spierweefsel op de rug en ribben, en/of
D. 40 runderen (in de ligboxenstal, zie p. 5 proces-verbaal), althans één of meer
rund(eren), toegang had(den) tot een toereikende hoeveelheid water van passende
kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water kon(den) voldoen,
immers was/waren onvoldoende waterbakken aanwezig voor voornoemde
rund(eren),
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2
zij op of omstreeks 04 mei 2022 te Groenlo, in de gemeente Oost Gelre, in elk geval
in Nederland,
als houder van dieren, te weten runderen, al dan niet opzettelijk,
9 runderen (in het rechterhok van de jongveestal, zie p. 5, 20 en 21 proces-verbaal),
althans één of meer rund(eren), heeft gehouden en/of gehuisvest en/of laten
verblijven in een behuizing die niet op zodanige wijze was ontworpen, gebouwd
en/of onderhouden dat
- bij die dieren geen letsel of pijn werd veroorzaakt, en/of
- geen scherpe randen en/of uitsteeksels bevatte, waaraan die dieren zich konden
verwonden,
immers waren in de behuizing waar voornoemde rund(eren) verbleven meerdere
boxafscheidingen afgebroken en/of waren afgebroken buizen met scherpe randen
aanwezig die enkele centimeters boven de ligplaatsen uitstaken,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3
zij op of omstreeks 01 september 2022 te Groenlo, in de gemeente Oost Gelre, in elk
geval in Nederland,
als houder van dieren, te weten runderen, al dan niet opzettelijk, er geen zorg voor
heeft gedragen dat:
A. één of meer rund(eren) (op de deel, zie p. 9 en 22 proces-verbaal) over een
toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden,
immers waren de ligboxen en/of roostervloeren bevuild met natte mest en urine
en/of waren de poten, flanken en buik(en) van de rund(eren) bevuild met natte en
opgedroogde mest, en/of
B. 40 runderen (in de ligboxenstal, zie p. 9 proces-verbaal), althans één of meer
rund(eren), toegang had(den) tot een toereikende hoeveelheid water van passende
kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water kon(den) voldoen,
immers was/waren onvoldoende waterbakken aanwezig voor voornoemde
rund(eren),
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
4
zij op of omstreeks 01 september 2022 te Groenlo, in de gemeente Oost Gelre, in elk
geval in Nederland,
als houder van dieren, te weten runderen, al dan niet opzettelijk,
7 runderen (in het rechterhok van de jongveestal, zie p. 9, 23 en 24 proces-verbaal),
althans één of meer rund(eren), heeft gehouden en/of gehuisvest en/of laten
verblijven in een behuizing die niet op zodanige wijze was ontworpen, gebouwd
en/of onderhouden dat
- bij die dieren geen letsel of pijn werd veroorzaakt, en/of
- geen scherpe randen en/of uitsteeksels bevatte, waaraan die dieren zich konden
verwonden,
immers waren in de behuizing waar voornoemde rund(eren) verbleven meerdere
boxafscheidingen afgebroken en/of lagen er buiten losliggende stenen en/of waren
er uitstekende delen aanwezig aan de mestmixer en/of was een brede opening van
de mestkelder aanwezig,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de bewezenverklaring van de vier ten laste gelegde feiten geen inhoudelijk verweer gevoerd en zij voert aan dat verdachte de feiten ook erkent.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu de vertegenwoordiger van verdachte deze feiten heeft bekend en namens verdachte geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 februari 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de vertegenwoordiger van de maatschap, genaamd [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] ;
het in de wettelijke vorm, door een daartoe bevoegd persoon, opgemaakte
proces-verbaal van de NVWA van 13 september 2022 met nummer 172751/137778/6014318 met de daarbij gevoegde foto’s;
3. een schriftelijk bescheid, gevoegd bij voornoemd proces-verbaal, inhoudende een veterinaire verklaring van 12 mei 2022 van drs. [naam] .
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde nog als volgt. [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] , vertegenwoordiger van de maatschap (hierna [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] ), heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij naar aanleiding van de eerste controle van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna NVWA) die plaatsvond in mei 2022, een tweede waterbak heeft geplaatst en dat hij de NVWA-contactpersoon daarover per WhatsApp heeft geïnformeerd. De rechtbank overweegt dat de NVWA op 1 september 2022 opnieuw heeft geconstateerd dat de runderen geen toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, omdat er onvoldoende waterbakken aanwezig waren. [2] De rechtbank wil aannemen dat [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] , zoals hij zelf heeft verklaard, daadwerkelijk een tweede waterbak heeft geplaatst maar dat hij dit pas na 1 september 2022 moet hebben gedaan. Het ter terechtzitting op de mobiele telefoon getoonde bericht van [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] aan zijn contactpersoon bij de NVWA dateert van oktober 2022. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat ook op 1 september 2022 onvoldoende waterbakken aanwezig waren ten behoeve van de runderen, zoals ten laste gelegd onder 3.
Nu [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] alle ten laste gelegde feiten heeft bekend moet, gelet op artikel 2 van de Wet op de economische delicten (WED) en de tenlastelegging, worden beoordeeld of de gedragingen al dan niet opzettelijk zijn verricht. Volgens vaste jurisprudentie volstaat kleurloos opzet. Het opzet dient te zijn gericht op de feitelijk omschreven gedraging. Dat betekent dat sprake is van opzet indien willens en wetens is gehandeld of nagelaten. Het opzet hoeft niet mede op het overtreden van het verbod te zijn gericht. Kennis over de specifieke regelgeving die van toepassing is op de activiteiten mag worden verondersteld, helemaal nu verdachte zich reeds meerdere jaren bedrijfsmatig bezighoudt met het houden van dieren, waaronder runderen. Van verdachte mag dus de deskundigheid worden verwacht op het gebied van de bedrijfsvoering waar zij zich dagelijks mee bezig houdt en kennis van de regelgeving die daarop betrekking heeft. Uit de aard van de bewezen verklaarde handelingen kan niet anders volgen dan dat verdachte deze willens en wetens heeft verricht. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten steeds opzettelijk door verdachte zijn begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
zij op 4 mei 2022 te Groenlo, in de gemeente Oost Gelre, als houder van dieren, te weten runderen, opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
A. meer runderen op de deel over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers waren de ligboxen en roostervloeren bevuild met natte mest en urine en waren de poten, flanken en buiken
van de runderen bevuild met natte en opgedroogde mest, en
B. 9 runderen in de jongveestal over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers was de roostervloer bedekt met een dikke laag dunne mest van ongeveer 5 tot 10 cm en waren de buiken en knieën van de runderen bevuild met natte en opgedroogde mest, en
C. 15 runderen op de deel en in de jongveestal, een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers was het voordroogkuil zeer droog, grof en van zeer matige kwaliteit en hadden de runderen een duidelijk zichtbare ruggengraat, dwarsuitsteeksels en doornuitsteeksels en nauwelijks spierweefsel op de rug en ribben, en
D. 40 runderen in de ligboxenstal toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers waren onvoldoende waterbakken aanwezig voor voornoemde runderen,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2
zij op 4 mei 2022 te Groenlo, in de gemeente Oost Gelre, als houder van dieren, te weten runderen, opzettelijk, 9 runderen in het rechterhok van de jongveestal, heeft gehouden, gehuisvest en laten verblijven in een behuizing die niet op zodanige wijze was ontworpen, gebouwd of onderhouden dat
- bij die dieren geen letsel of pijn werd veroorzaakt, en
- geen scherpe randen en uitsteeksels bevatte, waaraan die dieren zich konden
verwonden,
immers waren in de behuizing waar voornoemde runderen verbleven meerdere
boxafscheidingen afgebroken en waren afgebroken buizen met scherpe randen
aanwezig die enkele centimeters boven de ligplaatsen uitstaken,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3
zij op 1 september 2022 te Groenlo, in de gemeente Oost Gelre, als houder van dieren, te weten runderen, opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
A. meer runderen op de deel over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers waren de ligboxen en roostervloeren bevuild met natte mest en urine en waren de poten, flanken en buiken van de runderen bevuild met natte en opgedroogde mest, en
B. 40 runderen in de ligboxenstal, toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers waren onvoldoende waterbakken aanwezig voor voornoemde runderen,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
4
zij op 1 september 2022 te Groenlo, in de gemeente Oost Gelre, als houder van dieren, te weten runderen, opzettelijk, 7 runderen in het rechterhok van de jongveestal, heeft gehouden, gehuisvest en laten verblijven in een behuizing die niet op zodanige wijze was ontworpen, gebouwd of onderhouden dat
- bij die dieren geen letsel of pijn werd veroorzaakt, en
- geen scherpe randen en uitsteeksels bevatte, waaraan die dieren zich konden
verwonden, immers waren in de behuizing waar voornoemde runderen verbleven meerdere boxafscheidingen afgebroken, lagen er buiten losliggende stenen, waren er uitstekende delen aanwezig aan de mestmixer en was een brede opening van de mestkelder aanwezig,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij:
  • feit 1:artikel 1 onder 2 WED juncto artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, Wet dieren juncto artikel 1.7 onder d, e en f, Besluit houders van dieren;
  • feiten 2 en 4: artikel 1 onder 2 WED juncto artikel 2.2, tiende lid, onderdeel b, Wet dieren juncto artikel 1.8, tweede lid, Besluit houders van dieren;
  • feit 3:artikel 1 onder 2 WED juncto artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d, Wet dieren juncto artikel 1.7 onder d en f, Besluit houders van dieren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 en 3
telkens het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feiten 2 en 4
telkens het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel b van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot – slechts – de ‘bijkomende straf’ stillegging van de onderneming voor de duur van één jaar.
Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een geldboete ter hoogte van € 10.000,00 en dat als bijkomende straf een voorwaardelijke of gedeeltelijke stillegging van de onderneming wordt opgelegd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat in het door de verdediging bepleite opleggen van een coachingstraject voor de afzonderlijke maten niet bij wet is voorzien.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – nu de stilleging van de onderneming wordt gevorderd – voorwaardelijk verzocht om de uitspraak in de zaak aan te houden en de reclassering de opdracht te geven om een voorlichtingsrapportage op te stellen over de persoonlijke omstandigheden van de maten en de financiële situatie van de maatschap. Mogelijk kan de maatschap een coachingstraject of externe hulpverlening krijgen op grond van artikel 14a en verder van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsvrouw heeft bepleit dat stillegging van de onderneming niet passend is nu verdachte wel goede wil heeft om de regels na te leven en het betreffen geringe overtredingen. Op korte termijn beschikt verdachte over voldoende financiën om de behuizingen op te knappen en het correcte voer aan te schaffen. De raadsvrouw heeft gesteld dat dierenleed voldoende voorkomen kan worden door de last onder bestuursdwang, de inspecties van de NVWA en een ingeschakelde bedrijfshulp.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de bedrijfszakelijke omstandigheden van de maatschap en de persoonlijke omstandigheden van de maten, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en de ernst van de feiten
Naar aanleiding van inspecties van de NVWA op 4 mei 2022 en 1 september 2022 is gebleken dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan economische delicten door niet de zorg te geven aan haar dieren die op grond van geldende wet en regelgeving is vereist. Verdachte is in de bedrijfsmatige uitoefening van haar veehouderijbedrijf in meerdere opzichten tekort geschoten in de zorg voor de van haar afhankelijke runderen. Zowel tijdens de inspectie in mei als tijdens de inspectie in september heeft de NVWA geconstateerd dat verdachte meerdere runderen heeft gehouden in een zodanig gebrekkige behuizing, dat de dieren zich daaraan konden verwonden. Bovendien beschikten de runderen niet over een droge en schone ligplaats. De ligplaatsen waren ernstig bevuild met mest en urine, waardoor ook de runderen bevuild waren met natte en opgedroogde mest. Ook het voer en het drinkwater waren onder de maat, als gevolg waarvan de runderen (sterk) vermagerd waren. De bij het proces-verbaal gevoegde foto’s laten zien hoe ernstig de situatie voor de dieren is en bevestigen de beschreven schrijnende situatie.
Verdachte heeft hiermee de regels, die de wetgever in het belang van het dierenwelzijn heeft opgesteld, geschonden. Het handelen van verdachte is vanuit het oogpunt van dierenwelzijn zeer laakbaar. De vertegenwoordigers van de maatschap zijn verantwoordelijk voor de goede zorg en de leefomstandigheden van de runderen. Als veehouder is verdachte immers verantwoordelijk voor de zorg van haar dieren. Zij heeft de zorg voor het leven en de leefomstandigheden van haar dieren en zij moet ervoor zorgen dat de dieren op een zodanige wijze gehouden worden dat aan het streef(minimum)niveau van het dierenwelzijn wordt voldaan. Er is niet voldaan aan de basiseisen voor de verzorging van de dieren en daarmee is onnodig leed bij de dieren veroorzaakt. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De bedrijfszakelijke omstandigheden van de maatschap en de persoonlijke omstandigheden van haar maten
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte van 1 december 2022. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor feiten betreffende dierenwelzijn. Eerdere veroordelingen hebben verdachte kennelijk niet kunnen bewegen zich aan de regels te houden. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
Ter terechtzitting heeft [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] verklaard dat de maatschap in financiële problemen verkeert waardoor de feiten zich hebben voorgedaan. [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] heeft verklaard dat hij de maatschap samen met zijn vrouw uitoefent. Vanwege de medische gesteldheid van zijn vrouw, kan zij geen werkzaamheden meer verrichten voor de maatschap en [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] is – naast zijn werkzaamheden in de maatschap – haar mantelzorger. Een zoon van [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] zou mogelijk in de toekomst tot de maatschap willen toetreden als deze financieel ‘gezonder’ is; na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] zou het tot een volledige bedrijfsovername moeten komen, waarbij de betreffende zoon de onderneming exploiteert naast zijn loondienstbetrekking elders. [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] heeft verklaard dat de financiële problemen met name veroorzaakt worden doordat de maatschap een pand verhuurt. De huidige huurders willen het pand kopen, maar het is hen tot tweemaal toe niet gelukt om de financiering rond te krijgen. Dat zou nu wel het geval zijn. Als de verkoop rond is, hoopt [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] dat de maatschap haar schulden af zal kunnen lossen. Uit de resterende verkoopopbrengst zal ook weer geïnvesteerd kunnen worden in de maatschap. De maatschap heeft evenwel verschillende schulden ter hoogte van ongeveer € 195.000,00 en de voorgenomen verkoop van het pand levert € 235.000,00 op. Er liggen daarnaast nog forse boetes en dwangsommen, opgelegd door de NVWA, welke indien zij onherroepelijk worden de schuldenlast verder fors zullen verzwaren. De investering in de maatschap zal rond de € 30.000,00 á
€ 40.000,000 moeten bedragen om de bestaande problemen en tekortkomingen te verhelpen. De benodigde vergunningen moeten nog aangevraagd worden. Als de maatschap zeer binnenkort over het geld en de benodigde vergunningen beschikt, kunnen de problemen rond oktober 2023 opgelost zijn, aldus [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] .
Voorwaardelijk verzoek
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank zich voldoende geïnformeerd over de persoonlijke omstandigheden van de maten en de financiële situatie van de maatschap. Het voorwaardelijke aanhoudingsverzoek van de raadsvrouw ten behoeve van het opmaken van een reclasseringsrapport wordt derhalve afgewezen.
De straf of maatregel
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat er niet veel verbeterd is na de inspecties in mei en september 2022 en de eerdere veroordeling in 2020. In februari 2023 heeft de NVWA nogmaals een controle uitgevoerd en onder andere geconstateerd dat runderen wederom ongeschikt voer kregen en de ligplaatsen onhygiënisch waren. Ook is door de NVWA bestuursrechtelijk ingegrepen middels een last onder bestuursdwang en een last onder drangsom. Met name [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] heeft weliswaar jarenlange ervaring als veehouder, maar hij lijkt zich niet te kunnen conformeren aan de voorschriften en adviezen van de NVWA. Om de gevolgen die het gebrek aan verzorging voor de dieren heeft, lijkt verdachte zich onvoldoende te bekommeren. Volgens [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] kunnen alle problemen rond oktober 2023 opgelost zijn. Dit zou betekenen dat de omstandigheden waaronder de runderen leven tot die tijd niet – substantieel – zullen verbeteren. Bovendien is het nog maar de vraag of verdachte de financiering van de te maken aanpassingen rond krijgt en de benodigde vergunningen verleend zullen worden. Waar de heer [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] de rechtbank voorhoudt dat alle problemen opgelost kunnen worden, heeft de rechtbank daar onvoldoende vertrouwen in. De rechtbank acht de werkelijke financiële situatie minder rooskleurig en zorgelijker dan door [vertegenwoordiger verdacht bedrijf] ter zitting heeft gepresenteerd. Hoewel verdachte het dierenwelzijn lijkt te willen verbeteren, is sprake van een langere periode aan recidiverende overtredingen. Daarbij speelt nog een rol dat een van de maten ernstig ziek en arbeidsongeschikt is, de andere maat diens mantelzorger is doch ook inmiddels een gevorderde leeftijd heeft bereikt. De rechtbank houdt rekening met al deze structurele problemen binnen de maatschap, het gebrek aan zelfinzicht, het ontbreken van concrete realistische plannen en de situatie van financiële onmacht. De rechtbank heeft verder acht geslagen op het gebleken zwaarwegende belang van dierenwelzijn op het bedrijf van verdachte, waar de veehouderij in de huidige vorm haar klaarblijkelijk boven het hoofd groeit en het economische belang gezien de beperkte levensvatbaarheid door de omvang van de onderneming van de maatschap. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat voor de misdrijven volledige stellegging van de onderneming voor de duur van één jaar, passend en geboden is. Gelet op de aard en impact van deze bijkomende straf, ziet de rechtbank geen aanleiding om daarnaast eveneens een hoofdstraf op te leggen.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging te gelasten van de bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 18 maart 2020 aan verdachte opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 10.000,00.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat er rekening dient te worden gehouden met de financiële situatie van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Hoewel is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit, is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen, omdat ten gevolge van de stillegging van het bedrijf er geen financiële middelen meer worden gegenereerd om de geldboete te kunnen voldoen. Bovendien is de onvoorwaardelijke geldboete die bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 18 maart 2020 aan verdachte is opgelegd, tot op heden ook nog niet voldaan.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 6 en 7 van de WED.

10.De beslissing

De rechtbank:
afwijzing voorwaardelijk verzoek
-
wijst afhet verzoek van de verdediging tot aanhouding van de uitspraak ten behoeve van het opmaken van een reclasseringsrapportage;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 3
telkens het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feiten 2 en 4
telkens het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdeel b van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot de
stillegging van de gehele ondernemingvoor de duur van
1 (één) jaar;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 84.205720.19
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. de Waard, voorzitter, mr. D. van den Berg en
mr. J.W. Bollen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van het in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, op 13 september 2022, dan wel bijlagen daarvan, door de verbalisant [verbalisant] , buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), domein II Milieu, welzijn en infrastructuur, werkzaam binnen de Directie Handhaven, Divisie Inspectie, Afdeling Dier, Team Dierenwelzijn 4, met referentienummer 172751/137778/6014318.
2.Het in de wettelijke vorm, door een daartoe bevoegd persoon, opgemaakte proces-verbaal van de NVWA van 13 september 2022 met nummer 172751/137778/6014318 (pagina 9, alinea 5).