ECLI:NL:RBOVE:2024:1087

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
08.233582.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag van een beginnend bestuurder

Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval op 5 februari 2022 te Deventer. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed met een snelheid van ten minste 97 km/h op een weg waar de maximumsnelheid 50 km/h was. Tijdens het rijden verloor hij de controle over het voertuig en botste tegen een boom, waarbij een van de passagiers, [slachtoffer], overleed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos en onvoorzichtig heeft gereden, ondanks dat hij goed bekend was met de verkeerssituatie en het wegdek vochtig was. De officier van justitie had een taakstraf van 180 uur en een rijontzegging van twee jaar geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden en legde een taakstraf van 180 uur en een rijontzegging van één jaar op. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich bewust was van de risico's, maar desondanks te hard reed, wat leidde tot de fatale afloop van het ongeval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder de staat van de autobanden, omdat deze niet aantoonbaar bijgedragen hadden aan het ongeval.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.233582.22 (P)
Datum vonnis: 29 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P.J. Dees en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. H. de Kroon, advocaat in Hilversum, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de door de heer [naam 1] , vader van [slachtoffer] , voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een personenauto schuldig is aan het veroorzaken van een verkeersongeval, waardoor
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) is overleden(
primair), dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt (
subsidiair), dan wel dat verdachte heeft gereden met een hogere snelheid dan de toegestane maximumsnelheid (
meer subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 5 februari 2022 te Deventer in de gemeente Deventer, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de Wijtenhorstweg, gaande in de richting van Henry
Dunantlaan, daarmede rijdende over de weg de Nico Bolkensteinlaan en
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of
onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte een beginnend bestuurder was en/of
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/of
terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of
gehinderd,
terwijl hij op dat moment twee passagiers vervoerde en/of
terwijl het wegdek nat/vochtig was en/of
terwijl onder het voertuig van verdachte vier verschillende (zeer) oude banden
waren gemonteerd en/of
terwijl de slijtindicatoren van een van deze banden waren afgesleten tot aan het
loopoppervlak en/of meerdere (althans een) van deze banden droogtescheuren
bevatte(n),
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat
voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met
een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse
geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 97 kilometer per
uur en/of
niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct
voor, naast en/of achter hem gelegen gedeelte van die weg en/of
bij het naderen en/of het inrijden van een bocht naar links in strijd met het gestelde
in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de
snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig geregeld dat hij in staat was
dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand
waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij
was/waren en/of
in die bocht naar links (door die (te) hoge snelheid) de macht over het stuur is
verloren en/of in een slip is geraakt en/of
waarna hij (vervolgens) een stuurcorrectie of stuurbeweging naar rechts heeft
gemaakt, althans (abrupt) naar rechts is gereden of gezwenkt en/of het verloop van
die weg niet heeft gevold en/of is gebotst tegen een langs die weg staande boom,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] )
werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 februari 2022 te Deventer in de gemeente Deventer, als
bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de
Wijtenhorstweg, gaande in de richting van de Henry Dunantlaan, daarmede heeft
gereden over de weg de Nico Bolkensteinlaan,
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat
voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met
een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse
geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 97 kilometer per
uur en/of
in een bocht naar links door die (te) hoge snelheid de macht over het stuur is
verloren en/of in een slip is geraakt en/of
waarna hij (vervolgens) (met die snelheid) een stuurcorrectie of stuurbeweging naar
rechts heeft gemaakt, althans (abrupt) naar rechts is gereden of gezwenkt en/of
daarbij of daarna is gebotst tegen een langs die weg staande boom,
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 februari 2022 te Deventer, binnen de bebouwde kom, als
bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Nico Bolkensteinlaan, heeft gereden met een snelheid van
ongeveer 97 kilometer per uur, in elk geval de aldaar voor motorvoertuigen
toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer
per uur heeft overschreden.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), in die zin dat sprake is van ernstige schuld door zeer onvoorzichtig te rijden. Verdachte heeft als beginnend bestuurder te hard gereden, terwijl het wegdek nat was, er blad op de weg lag en hij passagiers vervoerde. Verdachte had een zorgplicht ten aanzien van de staat van het voertuig en is te lichtzinnig omgegaan met de slechte staat van de banden. Volgens de officier van justitie kan het primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, aangezien schuld in de zin van artikel 6 WVW in onvoldoende mate vastgesteld kan worden. Er is pas sprake van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid als er meerdere of ernstige verwijten gemaakt kunnen worden en hiervan is geen sprake. De gereden snelheid wordt niet betwist, maar blijft een schatting. Doordat het voertuig APK gekeurd was, hoefde verdachte er niet op bedacht te zijn dat er iets mis was met de banden. De overige gedragingen die verdachte verweten worden, zijn gedragingen die op zichzelf geen bijdrage leveren aan verwijtbare schuld. Die gedragingen hebben slechts door het te hard rijden een betekenis gekregen.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op basis van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzitting besproken is, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Op 5 februari 2022 omstreeks 00:37 uur reed verdachte, als beginnend bestuurder, in een personenauto over de Nico Bolkesteinlaan te Deventer, komende uit de richting van de Wijtenhorstweg en gaande in de richting van de Henry Dunantlaan. Achterin het voertuig zaten als passagiers [naam 2] en [slachtoffer] . [2] Aan het einde van een flauwe bocht naar links raakte verdachte de controle over het voertuig kwijt. Tientallen meters verderop is het voertuig tot stilstand gekomen tegen een boom in de rechter berm. De linker voorzijde van het voertuig was tegen de boom gebotst waardoor het voertuig zwaar beschadigd raakte. [3] [slachtoffer] raakte dermate zwaar gewond dat hij ter plaatse aan de gevolgen van deze botsing is overleden. [4]
Na onderzoek op de plaats van het ongeval bleek dat het wegdek ten tijde van het ongeval vochtig was. Op het wegdek zagen de verbalisanten slipsporen die het verloop hadden in de richting van de boom waar het voertuig uiteindelijk tegenaan gebotst was. Verder zagen de verbalisanten dat de linker voorzijde van het voertuig tegen de boom gebotst was en dat ten gevolge van de botsing het motorblok van het voertuig was losgebroken. De snelheidsmeter van het voertuig gaf een snelheid van ongeveer 60 kilometer per uur aan. [5] Deze door de snelheidsmeter aangewezen snelheid kan alleen als indicatie voor de botssnelheid gezien worden. [6] Op basis van videobeelden zijn vervolgens twee indicatieve gemiddelde snelheden van het ongevalsvoertuig bepaald. Uit berekeningen bleek dat verdachte, kort voor het ongeval, reed met een indicatieve gemiddelde snelheid van 108 kilometer per uur dan wel 97 kilometer per uur. De ter plaatse toegestane maximum snelheid bedroeg 50 kilometer per uur. Verdachte was kort na de gemeten trajecten waarop deze snelheden zijn bepaald tegen de boom gebotst. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij voor het ongeval de situatie op de weg goed kon overzien. Er waren geen obstakels, zoals bomen of struiken. [8] Verder heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat de Nico Bolkesteinlaan voor hem een bekende weg is en dat hij bewust harder reed dan de toegestane snelheid nadat hij dit met de passagiers had besproken. Hij had toen niet nagedacht over de mogelijke gevolgen. Verder heeft verdachte verklaard dat hij op een gegeven moment voelde dat de auto naar links slipte, dat hij vervolgens een stuurcorrectie naar rechts heeft gemaakt, dat hij de auto niet meer onder controle had en dat hij daarna tegen een boom is gebotst.
Overwegingen en conclusies
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW te kunnen komen, is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de hierboven bedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en verder naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op een vochtig wegdek, terwijl hij goed bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse, met een veel te hoge snelheid heeft gereden. Verdachte is vervolgens in een slip geraakt en is de macht over het stuur verloren, waarna hij tegen een boom is gebotst. Verdachte kon met zijn snelheid – ten minste 97 kilometer per uur – het voertuig niet tijdig tot stilstand brengen binnen de afstand waarover hij de weg en de bocht kon overzien, aangezien de weg klaarblijkelijk ingericht was voor een ter plaatse geldende maximale snelheid van 50 kilometer per uur. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de vastgestelde, door verdachte gereden minimale, snelheid. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte zijn auto, gezien deze omstandigheden, onvoldoende onder controle. Bovendien was verdachte ten tijde van het ongeval een beginnend bestuurder en vervoerde hij twee passagiers.
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke gedragingen van verdachte de conclusie rechtvaardigen dat hij in deze omstandigheden schuld in de zin van artikel 6 WVW heeft aan het verkeersongeval.
Uit het dossier blijkt weliswaar dat de autobanden van het voertuig waarin verdachte reed verouderd waren, maar de autobanden voldeden wel aan de wettelijke vereisten, het voertuig was APK-gekeurd en het is niet aantoonbaar vastgesteld dat de staat van de autobanden onomstotelijk heeft bijgedragen aan het verkeersongeval. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is van welke mate van schuld sprake is.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, als beginnend bestuurder, een ernstige verkeersfout gemaakt: hij heeft veel harder gereden dan ter plaatse was toegestaan terwijl hij bekend was met de verkeerssituatie. Hij heeft namelijk binnen de bebouwde kom tenminste 47 kilometer per uur harder gereden dan de daar geldende maximale toegestane snelheid. In combinatie met een vochtig wegdek is het voertuig in een slip geraakt, waarna verdachte het voertuig niet meer onder controle kon houden of het voertuig tijdig tot stilstand kon brengen. Als gevolg daarvan is hij met het voertuig tegen een boom in de berm gebotst.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte door deze feitelijke gedraging de vereiste voorzichtigheid in het verkeer onvoldoende heeft betracht. Van verdachte mocht, als beginnend bestuurder, extra behoedzaamheid worden verwacht. Verdachte had zijn snelheid moeten afstemmen op alle omstandigheden die zich op dat moment voordeden. Verdachte heeft dit nagelaten met als gevolg dat [slachtoffer] is overleden. Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte en de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden van het geval – zoals hiervoor overwogen – beoordeelt de rechtbank het verkeersgedrag van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW en acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 februari 2022 te Deventer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Wijtenhorstweg, gaande in de richting van Henry Dunantlaan, daarmede rijdende over de weg de Nico Bolkesteinlaan aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte een beginnend bestuurder was en
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en
terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd,
terwijl hij op dat moment twee passagiers vervoerde en
terwijl het wegdek vochtig was en
heeft gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 97 kilometer per uur en
bij het naderen van een bocht naar links in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was en
in die bocht naar links (door die te hoge snelheid) de macht over het stuur is verloren en in een slip is geraakt en
waarna hij vervolgens een stuurcorrectie naar rechts heeft gemaakt, en het verloop van die weg niet heeft gevolgd en is gebotst tegen een langs die weg staande boom, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] werd gedood.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren. Daarnaast heeft de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen gevorderd voor de duur van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf van minder dan 180 uren op te leggen. Een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van één jaar is passend. De eis van de officier van justitie is ook voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW fors, aldus de raadsvrouw.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte reed met een personenauto op de Nico Bolkesteinlaan, een voor hem bekende weg waar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur geldt. Verdachte reed op enig moment tenminste 97 kilometer per uur op het vochtige wegdek, is daarna in een slip geraakt en is de macht over het stuur verloren, waarna hij het voertuig niet meer onder controle had en tegen een boom is gebotst. Door de aanrijding is [slachtoffer] dusdanig ernstig gewond geraakt dat hij ter plekke is overleden.
Van iedere verkeersdeelnemer mag worden verwacht dat hij of zij op de hoogte is van de gevaren in het verkeer, hierop anticipeert en het eigen verkeersgedrag daarop aanpast. Verdachte is hierin ernstig tekort geschoten, terwijl hij bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met zijn vrienden had besproken om even wat harder te rijden en, zonder daar verder over na te denken, heeft hij dat gedaan, waardoor hij vervolgens de macht over het stuur is verloren.
Het onomkeerbare gevolg van het overlijden van [slachtoffer] heeft onherstelbaar veel leed en verdriet toegebracht aan zijn nabestaanden. Hoewel verdachte dat uiteraard niet heeft gewild, is het ongeval aan zijn schuld te wijten. [slachtoffer] had nog een heel leven voor zich, maar is door het gedrag van verdachte uit het leven weggerukt. Ter terechtzitting is door de vader van [slachtoffer] verwoord wat dit verlies voor hem betekent. Een strafoplegging in welke vorm of omvang dan ook, zal het leed van de familie en naaste omgeving van [slachtoffer] niet ongedaan kunnen maken. Daar is de rechtbank zich terdege van bewust.
Bij de keuze voor de op te leggen straf en het bepalen van de hoogte daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. De officier van justitie is bij het formuleren van de eis uitgegaan van ernstige schuld. De rechtbank komt echter tot bewezenverklaring van een lichtere mate van schuld, namelijk aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. Volgens de LOVS oriëntatiepunten is het uitgangspunt dan een taakstraf voor de duur van 240 uren en een rijontzegging voor de duur van één jaar.
In deze zaak zijn er naar het oordeel van de rechtbank omstandigheden die aanleiding geven om in het voordeel van verdachte van de oriëntatiepunten af te wijken.
Verdachte heeft zich ter terechtzitting schuldbewust getoond. Hij heeft verklaard dat door zijn rijgedrag zijn beste vriend bij het verkeersongeval is overleden. Verdachte heeft meerdere keren geprobeerd om met de ouders van [slachtoffer] in contact te komen om hen persoonlijk zijn medeleven en excuses aan te bieden. De ouders van [slachtoffer] vonden dat echter te snel en verdachte respecteert de wensen van de ouders. Ter terechtzitting heeft verdachte meerdere keren aangegeven altijd open te staan voor contact met hen. Verdachte heeft in de rechtszaal zijn spijt betuigd terwijl de nabestaanden aanwezig waren. Verdachte zal met de wetenschap moeten leven dat ten gevolge van zijn rijgedrag zijn beste vriend is komen te overlijden. Verdachte heeft gezegd dat hij zijn rijbewijs op dit moment wel kan missen. Verder heeft verdachte bij het ongeval vrij ernstig letsel opgelopen aan zijn enkel en rug.
De rechtbank acht ook van belang dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest voor een strafbaar feit.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 180 uren passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar opleggen. Omdat de rechtbank tot bewezenverklaring van een lagere mate van schuld komt, is de ontzegging korter dan door de officier van justitie is geëist.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 179 WVW.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een
ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. C.J. de Jong en
mr. J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam IJsselland-Zuid met nummer PL0600-2022054454. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal Aanrijding misdrijf (met dodelijke afloop) van 9 september 2022 (pagina’s 3 en 5).
3.Het proces-verbaal Onderzoek plaats delict van 30 augustus 2022 (pagina 55).
4.Het proces-verbaal Aanrijding misdrijf (met dodelijke afloop) van 9 september 2022 (pagina 4) en het proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek persoon [slachtoffer] (31/12/2004) van 30 maart 2022 (pagina’s 138 en 139).
5.Het proces-verbaal Onderzoek plaats delict van 30 augustus 2022 (pagina’s 56 tot en met 58, 60 en 61).
6.Het proces-verbaal Onderzoek Cockpit van 25 april 2022 (pagina 91).
7.Het proces-verbaal Snelheidsberekeningen op basis van videobeelden van 22 juli 2022 (pagina 118).
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 7 mei 2022 (pagina 26).