ECLI:NL:RBOVE:2024:1095

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
C/08/308634 / KG ZA 24-8
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H. Bottenberg-van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot contact- en straatverbod in kort geding na beëindiging van een relatie met eerdere stalking

In deze zaak heeft eiseres, die in een eerdere kort gedingprocedure een contact- en straatverbod heeft verkregen tegen gedaagde, opnieuw een vordering ingediend voor een contact- en straatverbod. De relatie tussen eiseres en gedaagde eindigde in maart 2018, en uit deze relatie zijn twee minderjarige kinderen geboren. Eiseres heeft in juli 2022 aangifte gedaan van stalking door gedaagde, wat leidde tot een contact- en straatverbod dat op 29 september 2023 eindigde. Eiseres vraagt nu om een nieuw contact- en straatverbod voor de duur van vijf jaar, omdat gedaagde na het verlopen van het eerdere verbod opnieuw contact heeft gezocht.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling. Eiseres heeft voldoende bewijs geleverd van de onrechtmatige gedragingen van gedaagde, die ondanks het eerdere verbod contact heeft gezocht. De voorzieningenrechter oordeelt dat er een reële dreiging bestaat van toekomstig onrechtmatig handelen door gedaagde, wat een inbreuk op zijn recht om vrijelijk te communiceren rechtvaardigt. Het gevorderde contactverbod wordt toegewezen, maar de voorzieningenrechter legt een termijn van zes maanden op in plaats van de gevraagde vijf jaar. Tevens wordt een dwangsom van € 250,00 per overtreding opgelegd, met een maximum van € 5.000,00. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/308634 / KG ZA 24-8
Vonnis in kort geding van 1 maart 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1],
eiseres,
advocaat mr. S.L. Geeraths te Haaksbergen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de mondelinge behandeling, ter gelegenheid waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis gevraagd. Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.Waar gaat deze zaak over?

[eiseres] en [gedaagde] hebben een relatie met elkaar gehad, die in maart 2018 is geëindigd.
Uit deze relatie zijn twee minderjarige kinderen geboren. [gedaagde] heeft de kinderen erkend. [eiseres] is met het eenhoofdig gezag over de kinderen belast. Op 5 juli 2022 heeft [eiseres] aangifte gedaan van stalking c.q. belaging door [gedaagde]. Bij vonnis in kort geding van
26 september 2022 heeft de voorzieningenrechter een contact- en straatverbod aan [gedaagde] opgelegd voor de duur van een jaar na betekening van het vonnis. Het contact- en straatverbod is geëindigd op 29 september 2023. [eiseres] vraagt in dit kort geding opnieuw om een contact- en straatverbod voor [gedaagde], voor de duur van vijf jaar.
De voorzieningenrechter wijst de vordering van [eiseres] gedeeltelijk toe. Zij zal die beslissing hieronder verder toelichten.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 16 februari 2024. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.
3.2.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van het door [eiseres] gevorderde contact- en straatverbod.
3.3.
Aangezien een contact- en straatverbod inbreuk maakt op het recht om vrijelijk te communiceren en zich vrijelijk te verplaatsen, stelt de voorzieningenrechter voorop dat toewijzing van dergelijke verboden pas aan de orde kan zijn indien sprake is van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die een dergelijke inbreuk kunnen rechtvaardigen. Er moet in ieder geval een reële dreiging bestaan van toekomstig onrechtmatig handelen van [gedaagde] tegenover [eiseres]. Bij de beantwoording van de vraag of de verboden gerechtvaardigd zijn, moeten alle omstandigheden van het geval alsmede de belangen van partijen in acht worden genomen.
3.4.
Ter onderbouwing van haar vorderingen heeft [eiseres] gesteld dat [gedaagde] ondanks het bij vonnis in kort geding van 26 september 2022 aan hem opgelegde contact- en straatverbod, contact heeft opgenomen met [eiseres]. Vanwege deze overtredingen van het vonnis van 26 september 2022 heeft [eiseres] de eveneens bij dat vonnis opgelegde dwangsommen geïnd. [gedaagde] heeft de verbeurde dwangsommen betaald. Daarna was het een tijdje stil. Op 30 september 2023, de dag nadat het straat- en contactverbod afliep, is [gedaagde] weer begonnen met het versturen van e-mailberichten aan [gedaagde]. [gedaagde] is door het opgelegde contact- en straatverbod wel enigszins geremd in zijn gedrag; hij verschijnt niet meer bij de woning van [eiseres]. [gedaagde] kan zich er echter niet bij neerleggen dat de relatie tussen partijen is geëindigd en wil de relatie met [eiseres] weer oppakken. [gedaagde] weet dat [eiseres] geen contact meer wil met hem, maar blijft desondanks contact met haar zoeken. [eiseres] heeft en zoekt geen contact met de kinderen. [eiseres] durft de e-mailberichten van [gedaagde] niet zonder bijstand van haar ambulante hulpverleners te lezen. De berichten niet openen/lezen is voor [eiseres] geen optie gelet op de inhoud van de mailtjes van [gedaagde] in het verleden. Indien [gedaagde] aankondigt langs te komen, wil en moet [eiseres] daarop kunnen anticiperen. [gedaagde] geeft geen gehoor aan de sommatie van [eiseres] om te stoppen met het zoeken van contact. [eiseres] wil dat [gedaagde] haar en haar gezin met rust laat. Ze wil weer meer in vrijheid haar leven en dat van de kinderen kunnen leiden.
3.5.
[gedaagde] is niet verschenen. Hij heeft de door [eiseres] gestelde gedragingen die dateren van na het vonnis van 26 september 2022 niet betwist. De voorzieningenrechter neemt de stellingen van [eiseres] over het gedrag van [gedaagde], zoals zij hiervoor in rechtsoverweging 3.4. heeft verwoord, dan ook als vaststaand aan, Dat gedrag van [gedaagde] is onrechtmatig jegens [eiseres]. [gedaagde] weet dat [eiseres] geen contact meer wil en weet ook dat elk contact dat [gedaagde] probeert te leggen voor haar en de kinderen stress oplevert. Het belang van [eiseres] en haar gezin om zich veilig te voelen en zonder stress te kunnen leven, is evident. Omdat [gedaagde] tijdens en na afloop van de termijn van het contact- en straatverbod, zoals opgelegd in het vonnis van 26 september 2022, weer contact heeft gezocht met [eiseres], is een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen door [gedaagde] aannemelijk geworden.
3.6.
Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen een inbreuk op het recht van [gedaagde] om vrijelijk te communiceren door middel van het gevorderde contactverbod.
De voorzieningenrechter ziet in de gestelde feiten en omstandigheden geen aanleiding om het gevorderde straatverbod op te leggen. De voorzieningenrechter zal het contactverbod toewijzen op de wijze zoals in het dictum is bepaald en zal, daar de termijn van zes maanden – en niet de gevorderde vijf jaar – aan verbinden. De voorzieningenrechter acht die termijn in de gegeven omstandigheden passend omdat [gedaagde] al minder vaak contact opneemt dan eerder. [eiseres] kan, indien [gedaagde] na afloop van het verbod contact zoekt/blijft zoeken (wederom) om verlenging van het verbod vragen.
Als prikkel voor [gedaagde] om gevolg te geven aan het verbod zal een dwangsom van € 250,00 per overtreding worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum is bepaald, met een maximum van € 5.000,-.
3.7.
De gevorderde machtiging om overtreding van het contactverbod te doen eindigen met behulp van de sterke arm zal worden afgewezen. De sterke arm is immers niet het geschikte middel om een contactverbod te handhaven.
3.8.
Omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen [gedaagde],
4.2.
verbiedt [gedaagde] om gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis – behoudens schriftelijke toestemming van de hulpverlening – contact op te nemen met [eiseres] en de minderjarige kinderen,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat hij niet aan de in 4.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg-van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2024.