ECLI:NL:RBOVE:2024:1155

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
10659736 CV EXPL 23-2864
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van schulden na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 5 maart 2024, vordert eiseres, een voormalige echtgenote, de veroordeling van gedaagde, haar ex-echtgenoot, tot betaling van een deel van de schulden die zij in het verleden zou hebben betaald. De partijen zijn voormalige echtelieden die een echtscheidingsconvenant hebben opgesteld en ondertekend. Eiseres stelt dat gedaagde nog een bedrag van € 6.021,00 aan haar verschuldigd is, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde heeft echter verweer gevoerd en betwist dat eiseres aan haar stelplicht heeft voldaan door onvoldoende bewijs te leveren van de betalingen die zij stelt te hebben gedaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar vordering. Er zijn geen verificatoire bescheiden overgelegd waaruit blijkt dat de genoemde bedragen daadwerkelijk door eiseres zijn betaald. De rechtbank wijst erop dat een blote, niet onderbouwde stelling niet voldoende is voor toewijzing van de vordering. Bovendien is er een beroep gedaan op verjaring door gedaagde, wat mogelijk gehonoreerd had kunnen worden, gezien de verjaringstermijn van vijf jaar en het ontbreken van bewijsstukken die de verjaring zouden hebben gestuit.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van de procedure. Dit vonnis is uitgesproken door de kantonrechters A.M.S. Kuipers en J.M. Marsman.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 10659736 CV EXPL 23-2864
Vonnis van 5 maart 2024
in de zaak van:
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats 1]
eisende partij, hierna ook wel [eiseres] te noemen,
gemachtigde: Juristu B.V. te Schiphol,
- tegen -
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij, hierna ook wel [gedaagde] te noemen,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1
Deze blijkt uit de navolgende stukken:
- de dagvaarding van 7 augustus 2023;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2
Het vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
[eiseres] en [gedaagde] zijn voormalige echtelieden. Zij zijn op [datum 1] met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen en op [datum 2] van elkaar gescheiden.
2.2
Partijen hebben een echtscheidingsconvenant opgesteld en ondertekend. In dat convenant is onder het kopje ‘Schulden” o.a. het volgende opgenomen:
Partijen hebbende navolgende privé en zakelijke schulden:
a. zakelijke schuld, omzetbelasting: tot en met 2012 is er volgens partijen en hun accountant
[bedrijf] B.V. geen schuld. Over 2013 moet nog een
bedrag betaald worden van €6.670,-. De aangifte over 2014 - jaaraangifte omzetbelasting -
moet pas voor 1 april 2015 worden ingediend en is op het moment van ondertekening van dit
echtscheidingsconvenant nog niet ingediend. [bedrijf]
B.V, heeft echter berekend dat de zakelijke schuld (omzetbelasting) over 2014 per 30 juni 2014
€ 3.700,-- bedraagt Over de periode 1 juli t/m 31 december 2014 is niet bekend hoe hoog de
zakelijke schuld, omzetbelasting bedraagt;
b. privé en zakelijke schuld factuur [bedrijf] , hoogte € 300,--;
[…]
De schulden van partijen onder a, b en [..] komen voor rekening van beide partijen, in die zin dat die schulden bij helfte tussen partijen worden verdeeld.
[…]

3.Het geschil

de vordering:
3.1
[eiseres] vordert – zakelijk weergegeven – de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 6.021,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 april 2023 tot de dag van algehele voldoening. Tevens vordert zij een bedrag van € 818,02 aan buitengerechtelijke kosten onder veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2
[eiseres] baseert haar vordering op de stelling dat de schulden onder de punten a en b van het convenant nog afgehandeld dienen te worden. Het gaat daarbij om een bedrag van € 6.021,00 dat [gedaagde] nog aan haar verschuldigd is. Omdat van [gedaagde] geen betaling viel te verkrijgen, zag [eiseres] zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. De kosten daarvoor bedragen € 818,02 en komen voor rekening van [gedaagde] .
het verweer:
3.3
[gedaagde] voert verweer waarop hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Partijen zijn in het echtscheidingsconvenant overeengekomen dat de schulden onder a en b van het convenant voor rekening komen van beide partijen. De schuld van € 6.670,-- zoals opgenomen onder in het echtscheidingsconvenant onder a ziet daarbij op een schuld aan de belastingdienst ter zake de omzetbelasting 2013 en de schuld onder b op een openstaande factuur van [bedrijf] ter hoogte van € 300,00. Ook de door [bedrijf] berekende schuld ad € 3.700,00 betreffende de omzetbelasting tot 1 juli 2014 heeft [eiseres] aan haar vordering ten grondslag gelegd, evenals een bedrag van € 1.370,00 dat volgens [eiseres] verband houdt met ‘de kosten van de boekhouder’.
4.2
[eiseres] vordert in deze procedure betaling van [gedaagde] ter zake de bovenvermelde schulden van een bedrag van € 6.021,--. Wil een vordering zoals door [eiseres] ingesteld, kans van slagen hebben dan zal op zijn minst gesteld en met verificatoire bescheiden onderbouwd moeten worden dat de definitieve aanslag omzetbelasting 2013, de omzetbelasting over 2014 ad € 3.700,00, de kosten boekhouder ad € 1.372,00 en de factuur van [bedrijf] ad € 300,00 door haar betaald zijn en dat zij als gevolg waarvan voor de helft van de genoemde bedragen een regresvordering heeft op [gedaagde] .
4.3
Geconstateerd wordt dat [eiseres] op dit punt niet aan haar stelplicht heeft voldaan en evenmin betalingsbewijzen heeft overgelegd waaruit volgt dat zij de hiervoor genoemde bedragen betaald heeft, op grond waarvan zij, conform het echtscheidingsconvenant, een opeisbare vordering heeft gekregen op [gedaagde] . Een blote, niet onderbouwde stelling dat zij op grond van het convenant een vordering op [gedaagde] zou hebben, is onvoldoende voor een toewijzing. Alleen al om die reden dient de vordering van [eiseres] als zijnde niet onderbouwd te worden afgewezen.
4.4
Voor zover er mogelijk wel bedragen betaald zijn door [eiseres] , moet geconstateerd worden dat [eiseres] niet is ingegaan op het beroep van [gedaagde] op de verjaring van de vorderingen. Niet ondenkbaar is dat het beroep op verjaring gehonoreerd had kunnen worden nu het convenant ondertekend is op [datum 2] , de verjaringstermijn vijf jaar bedraagt en bij de processtukken geen aanmaningen o.i.d. werden aangetroffen die gedateerd zijn in de periode april 2018- april 2023 [1] en waarmee de verjaring gestuit zou kunnen zijn.
4.5
Weliswaar heeft [eiseres] een brief van het Landelijk Incasso Centrum van de belastingdienst in het geding gebracht, maar dit betreft een beslissing op een verzoek om uitstel van betaling en is geen bewijs dat de verschuldigde omzetbelasting over 2013 ook daadwerkelijk door haar betaald is.
4.6
Aan het bewijsaanbod van [eiseres] wordt voorbij gegaan om reden dat
[eiseres] , zoals gesteld, niet aan haar stelplicht heeft voldaan en zij bovendien twee procesrondes de mogelijkheid voorbij heeft laten gaan om haar vordering te onderbouwen met betalingsbewijzen.
4.7
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
wijst de vordering af;
5.2
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 50,00;
5.3
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2024.

Voetnoten

1.zie producties 2 en 3 van de dagvaarding