8.2.De rechtbank is van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. Zij zal dit hierna uitleggen.
8.2.1.Het gebied [locatie 1], waarin het perceel ligt, heeft in de jaren ’90 de bestemming “kantoren” gekregen. In het bestemmingsplan is de bestemming van het perceel gewijzigd in de bestemming “bedrijven”. In de “Welstandsparagraaf 17 Bedrijventerreinen: [locatie 1] – [locatie 2]” (de welstandsparagraaf) staat dat het noodzakelijk is om de beeldkwaliteit af te stemmen op de nieuwe bestemming en dat de identiteit van de nieuwe bebouwing het beste aansluit bij de welstandscategorie “Bedrijventerreinen”. Om bij de nieuwbouw samenhang te bereiken zijn de criteria uit deze welstandscategorie aangescherpt en zijn specifieke richtlijnen geformuleerd. Deze zijn opgenomen in de welstandsparagraaf. Een bouwplan moet zich voegen naar de daarin genoemde kenmerken en identiteit.
8.2.2.In de welstandsparagraaf staat dat voor de locatie geldt dat aan de zijde van [locatie 1] zich de representatieve gevels bevinden, via doorkijken zichtbaar vanaf de Zuiderval. Het parkeren vindt plaats op het maaiveld aan de zijde van [locatie 2]. Ook vindt hier laden en lossen plaats. Verder zijn in de welstandsparagraaf – in aanvulling op de welstandsnota – de volgende specifieke criteria opgenomen:
- Het gebouw heeft een representatieve gevel aan [locatie 1] en de hoek Eeftinksweg / [locatie 1].
- Hoofdontsluiting vindt plaats vanaf [locatie 2].
- Blinde gevels op maaiveldhoogte aan publieke zijden moeten zoveel mogelijk worden vermeden.
- Parkeervoorzieningen mogen geen barrière vormen in de relatie tussen bedrijf en straat en moeten netjes worden vormgegeven.
- Opslagruimten, laad- en losvoorzieningen, afval- en materiaalopslag, technische installaties en andere utilitaire voorzieningen mogen geen negatieve uitstraling hebben op het terrein, moeten inpandig of uit het zicht worden opgelost en moeten aan openbare zijden verzorgd worden vormgegeven.
8.2.3.De raad heeft op 5 februari 2018 een wijziging van deze welstandsparagraaf vastgesteld, inhoudende dat de zijgevel van het gebouw die is gekeerd richting het bestaande kantoorpand [locatie 1] 11 ook representatief moet zijn. Deze wijziging is bedoeld om de beoordeling ten aanzien van de vormgeving van deze zijgevel meer kracht bij te zetten en om eisers (als eigenaren van dat kantoorpand) meer zekerheid te geven. Daarbij is aangegeven dat er puur bezien vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen harde noodzaak is voor deze toevoeging, omdat geen sprake is van een gevel aan de openbare weg, maar dat er wel zicht is op deze gevel vanuit het kantoorpand en vanaf [locatie 1]. Deze wijziging is, ondanks de vaststelling daarvan door de raad, niet toegevoegd aan de welstandsparagraaf. De rechtbank gaat ervan uit dat deze toevoeging deel uitmaakt van het welstandsbeleid, omdat dit kennelijk de bedoeling was van de raad.
8.2.4.In het welstandsadvies van 18 januari 2022 heeft de Stadsbouwmeester geconcludeerd dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. De Stadsbouwmeester heeft opgemerkt dat de twee grotere bedrijfsgebouwen adequaat zijn ontworpen, waarbij de gevels aan alle zijden zijn voorzien van een passende genuanceerde gevelindeling met een duidelijk hoofdritme, met daarbij een passend onderverdelingsritme in verticale accentstroken. Dit gevelontwerp is ook toegepast bij het kleine bedrijfsgebouw. De in dit ritme geordende gevelopeningen (deuren, daglichtkozijnen en hefdeuren) dragen bij aan een representatief beeld van de drie gebouwen. Het feit dat er ook verschillende diepteliggingen van de gevelonderdelen en duurzame en genuanceerde vormgeving is toegepast, draagt hieraan bij. Het geheel straalt een duidelijke eenheid uit, door deze duidelijke vormgeving van de gevels en haar gevelopeningen. De toegepaste gevel-materialen zijn duurzaam door hun kleurstelling en manier van aanbrengen. Het parkeren is adequaat tussen de gebouwen opgelost en vormt geen barrière in de relatie tussen gebouw en straat. De vrijstaande toegangspoort aan [locatie 1] past bij de vormgeving en materialisatie van de overige bebouwing en representeert het gebouwencomplex.
8.2.5.In de aanvullende reactie heeft de Stadsbouwmeester aangegeven dat eisers er ten onrechte vanuit gaan dat een representatieve gevel onderscheidend moet zijn van de rest van de gevels. Volgens de Stadsbouwmeester zijn de gevels representatief, omdat ze geschikt zijn om het geheel te vertegenwoordigen en een goede indruk geven van het geheel. In reactie op het advies van SRO heeft de Stadsbouwmeester aangegeven dat het ontwerp ten aanzien van architectuur, bouwkundige detaillering en materialisatie voldoet aan de omschreven criteria en dat wat SRO aanvoert ten aanzien van uitstraling en representatie niet als welstandscriterium is opgenomen in de welstandsparagraaf.
8.2.6.Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag het college, hoewel het niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, op dat advies afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, al dan niet onder verwijzing naar een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie.
8.2.7.De rechtbank is van oordeel dat het college mocht afgaan op het welstandsadvies en de aanvullende reactie van de Stadsbouwmeester. Eisers hebben met hun eigen motivering, met de verwijzing naar de brief van het college van 21 december 2017 en met het rapport van SRO geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van de adviezen van de Stadsbouwmeester, de begrijpelijkheid van de in die adviezen gevolgde redeneringen of het aansluiten van de conclusies op die redeneringen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich op basis van de adviezen van de Stadsbouwmeester op het standpunt kunnen stellen dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand.
8.2.8.De rechtbank is het met het college en de Stadsbouwmeester eens dat eisers ten onrechte menen dat de welstandsparagraaf eist dat de (voor)gevel aan de zijde van [locatie 1] zich moet onderscheiden van de andere gevels. De rechtbank kan zich vinden in de toelichting van het college dat met representatief wordt bedoeld dat de gevels aan de straatzijde voldoende uiterlijke kwaliteit moeten hebben om een gewenste uitstraling te verkrijgen, bijvoorbeeld door gevelopeningen, detaillering en materialisatie, dat deze gevels moeten passen bij de functionaliteit en dat ook de zijgevels die kwaliteit mogen hebben. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid – in navolging van de adviezen van de Stadsbouwmeester – op het standpunt kunnen stellen dat niet alleen de gevel aan de zijde van [locatie 1], maar ook de gevels aan de andere zijden representatief zijn. Het college heeft daarbij in aanmerking kunnen nemen dat de gevels zijn voorzien van gevelopeningen in de vorm van roldeuren, loopdeuren en daglichttoetreding en dat sprake is van een passende en herhalende kadering door kleur- en materiaalgebruik met bijbehorende detaillering. Dat de gevels zijn voorzien van roldeuren, maakt niet dat ze niet representatief zijn. Het college en de Stadsbouwmeester hebben terecht van belang geacht dat het hier gaat om een perceel met een bedrijfsbestemming, waarbij andere eisen worden gesteld aan de representativiteit dan bij een kantoor- of een woonbestemming. Het college heeft er terecht op gewezen dat in de welstandscriteria niet is bepaald dat gebruik moet worden gemaakt van hoogwaardige materialen, zoals baksteen, glas of natuurlijke materialen.
8.2.9.Naar het oordeel van de rechtbank geeft de omstandigheid dat de blinde zuidgevel van gebouw C niet representatief is, geen aanleiding voor de conclusie dat niet wordt voldaan aan de welstandseis dat de zijgevel van het gebouw die is gekeerd richting het kantoorpand van eisers ook representatief moet zijn. Daarbij is van belang dat de zuidgevel van gebouw C kort is en slechts een klein deel vormt van de totale, zuidelijke gevel van het gebouwencomplex. Ook is daarbij van belang dat het zicht vanuit het kantoorpand en vanaf de openbare weg ([locatie 1]) vooral is gericht op de zuidgevel van gebouw B en de westgevel van gebouw C.
8.2.10.Verder is de rechtbank van oordeel dat de Stadsbouwmeester en het college op inzichtelijke wijze hebben gemotiveerd waarom het bouwplan niet in strijd is met (het idee achter) de welstandseisen dat de hoofdontsluiting is gesitueerd aan de zijde van [locatie 2] en dat daar ook wordt geparkeerd. Daarbij is van belang dat de parkeervoorzieningen geen barrière vormen in de relatie tussen de gebouwen en [locatie 1]. Het verkeer rijdt het terrein op vanaf [locatie 2] en verlaat het terrein naar [locatie 1]. Er wordt niet geparkeerd tussen [locatie 1] en de gebouwen. Daardoor is geen sprake van verrommeling door parkeren en laden en lossen aan de zijde van [locatie 1]. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat het college erop heeft gewezen dat verrommeling ook wordt tegengegaan doordat voorzieningen voor afval inpandig moeten worden opgelost en aan de buitenzijde van de gebouwen geen opslagruimte, laad- en losvoorzieningen en technische installaties zijn toegestaan
.
8.2.11.Gelet op het voorgaande slaagt ook deze beroepsgrond niet.