ECLI:NL:RBOVE:2024:1177

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
ak_23_777
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep tegen de verlening van een omzettingsvergunning op grond van de Huisvestingsverordening Deventer 2022

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de verlening van een omzettingsvergunning op grond van de Huisvestingsverordening Deventer 2022 aan een derde partij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen het besluit van 5 juli 2022 en tijdig beroep hebben ingesteld tegen het bestreden besluit van 31 januari 2023. Echter, voor een aantal eisers kon niet worden vastgesteld dat zij tijdig bezwaar hebben gemaakt, waardoor hun beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

De rechtbank heeft vervolgens het standpunt van het college beoordeeld dat de aan de derde partij verleende omzettingsvergunning van rechtswege is vervallen, omdat de woning langer dan een jaar niet als kamerverhuurpand is gebruikt. De rechtbank concludeert dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de woning niet als kamerverhuurpand is gebruikt, onderbouwd door controles en verklaringen van de eisers. Hierdoor is de omzettingsvergunning op 6 juli 2023 van rechtswege vervallen.

Aangezien de vergunning is vervallen, hebben eisers geen belang meer bij de beoordeling van hun beroep. De rechtbank oordeelt dat de principiële wens van eisers om een inhoudelijk oordeel te krijgen over de vergunningverlening niet voldoende is om tot een inhoudelijke beoordeling over te gaan. Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard, en eisers krijgen geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/777
uitspraak van de enkelvoudige kamer van de rechtbank Overijssel in de zaak tussen

[eisers], uit [woonplaats 1], eisers

(gemachtigde: [eiser 2]),
en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer

(gemachtigde: [naam]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde] uit [woonplaats 2] (hierna: [derde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de verlening van een omzettingsvergunning op grond van de Huisvestingsverordening Deventer 2022 (hierna: de Huisvestingsverordening) aan [derde].
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 5 juli 2022 ingewilligd. Met het bestreden besluit van 31 januari 2023 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de inwilliging van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de eisers [eiser 1] en [eiser 2]. Namens het college van burgemeester en wethouders van Deventer (hierna: het college) is [naam] verschenen. [derde] is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank zal, voorafgaand aan de beoordeling van het bestreden besluit, eerst beoordelen of het beroep ontvankelijk is.
3.1.
De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingesteld namens een grote groep eisers.
De rechtbank zal eerst beoordelen of het beroep voor wat betreft alle eisers namens wie beroep is ingesteld ontvankelijk is.
3.2.
De rechtbank stelt vast dat de eisers [eiser 1], [eiser 2], [eiser 3], [eiser 4],
[eiser 5], [eiser 6], [eiser 7], [eiser 8], [eiser 9], [eiser 10], [eiser 11],
[eiser 12], [eiser 13], [eiser 14] en [eiser 15] (hierna samen: [eisers]) zowel tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen het besluit van 5 juli 2022 als tijdig beroep hebben ingesteld tegen het bestreden besluit van 31 januari 2023. Ten aanzien van de overige eisers heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat zowel tijdig bezwaar is gemaakt als dat tijdig mede namens hen beroep is ingesteld tegen het bestreden besluit. Het beroep, voor zover ingesteld namens de overige eisers, is daarom niet-ontvankelijk.
4.1.
Het college heeft zich bij brief van 2 november 2023 op het standpunt gesteld dat de aan [derde] verleende omzettingsvergunning van rechtswege is vervallen. De rechtbank dient dit standpunt eerst te beoordelen voordat kan worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het door eisers ingestelde beroep. Als moet worden aangenomen dat de verleende omzettingsvergunning inderdaad van rechtswege is vervallen, dan kan dit ertoe leiden dat moet worden aangenomen dat eisers geen belang meer hebben bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep.
4.2.
Een omzettingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 6, aanhef en onder b, van de Huisvestingsverordening vervalt van rechtswege indien de woonruimte waarop de omzettingsvergunning betrekking heeft langer dan één jaar niet als kamerverhuurpand wordt gebruikt en geen sprake is van een calamiteit als bedoeld in artikel 6, aanhef en onder a, van de Huisvestingsverordening. Omdat de omzettingsvergunning op 5 juli 2022 is verleend, is de vraag of de woonruimte aan het [adres] na die datum langer dan een jaar niet als kamerverhuurpand is gebruikt. Het is in beginsel aan het college om aannemelijk te maken dat sprake is van een dergelijke situatie.
4.3.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat [derde] zich, in ieder geval aanvankelijk, in het contact met het college op het standpunt heeft gesteld dat hij samen met twee andere personen woonde in de woning aan het [adres] en dat wel degelijk sprake was van gebruik van de woning als kamerverhuurpand binnen een jaar nader de omzettingsvergunning was verleend. [derde] heeft evenwel geen stukken aan de rechtbank doen toekomen waarin hij dit standpunt nader heeft onderbouwd.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de woning aan het [adres] langer dan een jaar niet als kamerverhuurpand is gebruikt. In dit verband is van belang dat in de maanden augustus tot en met september 2023 een tiental controles is uitgevoerd door ambtenaren van de gemeente Deventer. Bij geen van deze controles, die op verschillende tijdstippen van de dag hebben plaatsgevonden, zijn bewoners aangetroffen. Ook is geen huisraad die gebruikelijk is bij normale bewoning, zoals stoelen, tafels en een koelkast, aangetroffen in de woning. Verder is gebleken dat geen sprake was van raambekleding. Hierbij komt dat eisers, die in de directe nabijheid van de woning wonen, ter zitting hebben verklaard dat er al maanden niemand in de woning is geweest. Al deze omstandigheden duiden er, in onderlinge samenhang bezien, op dat ten tijde van de controles geen sprake was van bewoning. Het enkele gegeven dat in de woning een drietal matrassen is aangetroffen is onvoldoende om aannemelijk te achten dat wel sprake was van bewoning. Gesteld noch gebleken is dat in de hieraan voorafgaande periode wel sprake is geweest van gebruik als kamerverhuurpand.
4.5.
Nu in voldoende mate aannemelijk is gemaakt dat de woning langer dan een jaar niet als kamerverhuurpand is gebruikt, neemt de rechtbank aan dat de omzettingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 6, aanhef en onder a, van de Huisvestingsverordening op 6 juli 2023 van rechtswege is vervallen.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat eisers geen belang meer hebben bij de beoordeling van hun beroep tegen het bestreden besluit. De omzettingsvergunning waar zij tegen zijn opgekomen is immers vervallen. Daarmee is bereikt wat eisers met het instellen van hun beroep hebben beoogd te bereiken; het pand mag niet (meer) voor kamerverhuur worden gebruikt. Eisers hebben geen ander belang gesteld en ook ambtshalve is de rechtbank niet gebleken dat sprake is van een ander belang bij de beoordeling van het bestreden besluit.
5.2.
De - principiële - wens van eisers om een inhoudelijk oordeel te krijgen over de wijze van vergunningverlening door het college is in het licht van wat onder 5.1 is overwogen onvoldoende om toch over te gaan tot inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. Het is niet aan de rechtbank om een louter principieel oordeel te geven over de vraag of de belangen van eisers voldoende waren meegewogen door het college.
5.3
Ook is geen procesbelang gelegen in het verkrijgen van een rechterlijk oordeel over het uitblijven van een kostenvergoeding in bezwaar. Op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht hadden eisers in de bezwaarfase een expliciet verzoek tot vergoeding van de kosten die samenhangen met het maken van bezwaar moeten doen. Dat is niet gedaan, zodat ook dit aspect geen inhoudelijke bespreking behoeft.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de inhoudelijke juistheid van het genomen besluit niet beoordeelt.
8. Eisers krijgen het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.P.K. van Rosmalen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. van der Weij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op .
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.