Uitspraak
1.[gedaagde 1],
1.De procedure
2.Waar gaat deze zaak over?
3.De feiten
Koopovereenkomst
4.Het geschil
(i) partijen nog niet definitief tot overeenstemming waren gekomen, (ii) er geen wilsovereenstemming is, omdat aanbod en aanvaarding niet op elkaar aansloten en (iii) de overeenkomst in strijd met artikel 7:2 BW ten onrechte niet schriftelijk is aangegaan en dus nietig is. Zij verbindt daaraan de conclusie dat de aanbetaling onverschuldigd is geweest en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] B.V. deze moeten terugbetalen.
5.De beoordeling
Op 15 mei 2023 heeft [eiseres] het chalet bekeken en is met [gedaagde 1] gesproken over de koop daarvan. Uit de WhatsAppconversatie tussen partijen blijkt niet van enig voorbehoud, bijvoorbeeld ten aanzien van de bouwkundige staat of in verband met noodzakelijk medewerking van de campingeigenaar. Nadat [eiseres] verzocht om een overeenkomst over de aanbetaling, heeft [gedaagde 1] een (concept)koopovereenkomst ten aanzien van het chalet aan [eiseres] gezonden. Hoewel dit dus geen overeenkomst was die zich beperkte tot de aanbetaling heeft [eiseres] naar aanleiding daarvan niet opgemerkt dat zij dit niet verwachtte, maar is zij in overleg getreden over de inhoud daarvan. Op verzoek van [eiseres] heeft nog een aanpassing van de tekst plaatsgevonden, in die zin dat is toegevoegd dat de parklasten voor het jaar 2023 al waren voldaan. Vervolgens heeft zij de aanbetaling verricht. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht [gedaagde 1] daaruit redelijkerwijs afleiden dat zij er uit waren. Dat [eiseres] na overleg met de campingeigenaar alsnog een bouwkundige keuring wenste, maakt dit niet anders. Hetzelfde geldt voor het feit dat [gedaagde 1] niet akkoord is gegaan met de door [eiseres] later toegezonden conceptkoopovereenkomst. Er was toen immers al een overeenkomst gesloten.