ECLI:NL:RBOVE:2024:129

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
10657889 \ CV EXPL 23-3099
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke toewijzing van vordering tot terugbetaling en verklaring voor recht inzake tekortkoming in nakoming van schilderwerk

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiseres en gedaagde over een mondelinge overeenkomst voor schilderwerk en het ontroesten van radiatoren. Eiseres heeft gedaagde ingehuurd om haar woning te schilderen en zes radiatoren te ontroesten en spuiten. Eiseres is van mening dat het werk niet goed is uitgevoerd en niet is afgerond, en vordert terugbetaling van € 2.500,00. Gedaagde stelt echter dat hij nog geld tegoed heeft van eiseres en dat hij het werk zal afmaken zodra hij dit bedrag ontvangt. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres gedeeltelijk toegewezen, oordelend dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door het schilderwerk niet af te maken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen tekortkoming is in de behandeling van de radiatoren, omdat hierover geen duidelijke afspraken zijn gemaakt. De kantonrechter heeft de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden en gedaagde veroordeeld tot terugbetaling van € 750,00 aan eiseres, bestaande uit € 500,00 voor het niet afgemaakt schilderwerk en € 250,00 voor de kosten die eiseres heeft moeten maken om het schilderwerk door een buurman af te laten maken. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, en beide partijen zijn veroordeeld tot betaling van hun eigen proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10657889 \ CV EXPL 23-3099
Vonnis van 2 januari 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
procederend in persoon,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.Waar gaat deze zaak over?

1.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn mondeling overeengekomen dat [gedaagde] de woning van [eiseres] schildert en zes radiatoren ontroest en spuit. [eiseres] vindt dat het werk niet goed is, niet af is en wil haar geld terug. Volgens [gedaagde] krijgt hij nog geld van [eiseres] , daarna maakt hij het schilderwerk af. De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] gedeeltelijk toe. Dat oordeel wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding van 27 juli 2023;
 de conclusie van antwoord van 2 augustus 2023;
 het tussenvonnis van 29 augustus 2023;
 de akte met producties van [eiseres] van 16 november 2023;
 de mondelinge behandeling van 28 november 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.2.
Ten slotte is bepaald dat de kantonrechter uitspraak zal doen op 2 januari 2024.

3.De feiten

3.1.
In augustus 2022 hebben [eiseres] en [gedaagde] afgesproken dat [gedaagde] delen
van de woning van [eiseres] schildert. Een paar maanden later is afgesproken dat [gedaagde] ook zes radiatoren ontroest en spuit. [eiseres] en [gedaagde] hebben over hun afspraken niets op papier gezet, zodat sprake is van een mondelinge overeenkomst. Volgens [eiseres] is voor het schilderen van de woning een prijs afgesproken van € 2.250,00 plus € 500,00 voor het werk voor de radiatoren. Volgens [gedaagde] was de afspraak dat hij de woning voor
€ 2.500,00 schildert de radiatoren voor € 500,00 behandelt.
3.2.
[gedaagde] is in augustus 2022 begonnen met schilderen. Tijdens de werkzaamheden
heeft hij verschillende ‘tikkies’ aan [eiseres] verstuurd voor het schilderwerk en het materiaal dat daarvoor nodig was. [eiseres] heeft via de ‘tikkies’ € 1.920,00 aan [gedaagde] betaald.
3.3
In december 2022 is het schilderwerk gepauzeerd omdat er plinten werden gezet. [eiseres] en [gedaagde] hebben toen afgesproken dat [eiseres] € 1.080,00 aan [gedaagde] betaalt voor het afmaken van het schilderwerk. [eiseres] en [gedaagde] hebben ook over deze vervolgafspraak niets op papier gezet.
3.4.
[eiseres] heeft [gedaagde] € 500,00 betaald in plaats van € 1.080,00. [gedaagde] is
daarover boos geworden en is met de € 500,00 vertrokken. [eiseres] heeft daarmee in totaal
(€ 1.920,00 + € 500,00 =) € 2.420,00 aan [gedaagde] betaald.
3.5.
Op 2 januari 2023 heeft [eiseres] contact opgenomen met [gedaagde] om een
afspraak te maken voor het afronden van het schilderwerk. [eiseres] en [gedaagde] zijn toen uitgekomen op 7 januari 2023. [gedaagde] is die dag niet gekomen en heeft zich ook niet bij [eiseres] afgemeld. Op dezelfde datum stuurt [eiseres] een WhatsApp-bericht aan [gedaagde] . [gedaagde] antwoordt daarop dat zij de € 500,00 mag houden en het schilderwerk zelf moet afmaken. [gedaagde] heeft [eiseres] toen op WhatsApp geblokkeerd zodat hij de berichten van [eiseres] niet meer ontvangt.
3.6.
[eiseres] heeft via SMS, een e-mail/brief van 12 februari 2023 en een brief
van 17 februari 2023 contact gezocht met [gedaagde] . In de e-mail/brief van 12 februari 2023 geeft [eiseres] aan dat zij een bedrag van € 2.500,00 binnen twee weken terug wil voor de niet geleverde diensten en materialen.
3.7.
Op 19 februari 2023 reageert [gedaagde] per brief dat hij de woning keurig heeft
geschilderd. Hij verzoekt [eiseres] € 500,00 te betalen zodat hij het werk op korte termijn kan afmaken.
3.8.
Op 23 februari 2023 reageert [eiseres] per brief dat het schilderwerk niet goed is en
niet afgerond is. In de brief doet zij het voorstel dat [gedaagde] vóór 10 maart 2023
€ 2.000,00 betaalt. [gedaagde] reageert niet. Op 19 maart 2023 stuurt [eiseres] nog een brief waarin zij [gedaagde] in gebreke stelt en hem nogmaals verzoekt om te betalen.
3.9.
Er zijn geen betalingen gedaan, niet door [eiseres] en ook niet door [gedaagde] , en
[gedaagde] is niet meer bij [eiseres] wezen schilderen. In de tussentijd heeft de buurman van [eiseres] de schilderwerkzaamheden, met uitzondering van de radiatoren, in de woning van [eiseres] afgemaakt.

4.Het geschil

Wat wil [eiseres] ?
4.1.
In de dagvaarding vordert [eiseres] – samengevat – een verklaring voor recht dat
[gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld of dat [gedaagde] € 2.500,00 betaalt. Ook wil [eiseres] dat [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten betaalt.
4.2.
Volgens [eiseres] is [gedaagde] de afspraken niet nagekomen omdat het
schilderwerk van slechte kwaliteit is, het schilderwerk niet af is en de radiatoren niet van de achterkant zijn ontroest en gespoten.
Wat vindt [gedaagde] daarvan?
4.3.
[gedaagde] betwist dat het schilderwerk slecht is. Volgens [gedaagde] is niet
afgesproken dat de radiatoren van beide kanten behandeld zouden worden. [gedaagde] erkent wel dat het schilderwerk nog niet klaar is, maar hij stelt dat hij € 580,00 tegoed heeft en het werk afmaakt zodra hij dit bedrag ontvangt.

5.De beoordeling

Vooraf: de rechtsgronden
5.1.
De kantonrechter is verplicht om de rechtsgronden aan te vullen op basis van de
feiten die partijen naar voren hebben gebracht (artikel 25 Rv). Dat betekent dat de kantonrechter moet nagaan of de rechtsregel die een partij inroept, ook aansluit bij zijn of haar standpunten. Het betekent ook dat als een partij geen rechtsregel bij de feiten noemt, de kantonrechter de rechtsregel die van toepassing is, erbij moet halen.
De vorderingen van [eiseres]
5.2.
De kantonrechter begrijpt de vordering van [eiseres] aldus, dat zij een verklaring
voor recht vordert dat Grafthorst tekortgeschoten is in de nakoming van de afspraken én (en dus niet: of) betaling vordert van € 2.500,00. [gedaagde] heeft de vordering duidelijk ook op die manier opgevat.
5.3.
De grondslag die bij de vordering van [eiseres] tot terugbetaling van € 2.500,00
hoort, is de ontbinding van de overeenkomst (6:265 BW). Een overeenkomst kan men (helemaal of voor een deel) ontbinden als er sprake is van een tekortkoming in de nakoming door de andere partij, maar ontbinding moet wel gerechtvaardigd zijn. Als nakoming nog mogelijk is, komt daar ook nog de voorwaarde bij dat de andere partij in verzuim moet zijn.
5.4.
De kantonrechter oordeelt dat er in dit geval op één onderdeel van de overeenkomst
weliswaar sprake is van een tekortkoming in de nakoming door [gedaagde] , maar dit rechtvaardigt volgens de kantonrechter niet de gehele ontbinding van de overeenkomst.
Het verweer van [gedaagde]
5.5.
[gedaagde] stelt dat hij € 500,00 te goed heeft en pas als [eiseres] dit betaalt, maakt
hij het werk af. De kantonrechter begrijpt daaruit dat [gedaagde] een eigen vordering op [eiseres] meent te hebben. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] dit bevestigd. [gedaagde] heeft daarbij verduidelijkt dat hij eigenlijk € 580,00 bedoelt. Dit is namelijk het bedrag dat volgens [gedaagde] openstaat (€ 3.000,00 - € 2.420,00 = € 580,00). [eiseres] heeft bevestigd dat zij het standpunt van [gedaagde] ook zo begrijpt. De kantonrechter stelt daarmee vast dat [gedaagde] een betaling van € 580,00 van [gedaagde] wil zien.
5.6.
De rechtsregel die de basis van [gedaagde] standpunt vormt, is opschorting (artikel
6:52 BW en artikel 6:262 BW). Het recht om op te schorten betekent dat de eigen nakoming mag worden uitgesteld tot de andere partij aan zijn of haar verplichting voldoet. De opschorting moet in de omstandigheden wel gerechtvaardigd zijn.
5.7.
De kantonrechter acht de opschorting van [gedaagde] in de omstandigheden van dit
geval niet gerechtvaardigd en legt dit samen met haar oordeel over de vordering van [eiseres] uit.
Tekortkoming door [gedaagde] ?
5.8.
Of [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst, hangt af van
de vraag wat er is afgesproken en wat partijen over en weer van elkaar mochten verwachten. De precieze afspraken die zij in augustus 2022 met elkaar maakten, zijn niet duidelijk geworden, maar partijen hebben nadien nadere afspraken met elkaar gemaakt, die wel voldoende helder zijn.
5.9.
Partijen zijn het er namelijk over eens dat [eiseres] € 500,00 zou betalen voor het
ontroesten en spuiten van de radiatoren. [eiseres] en [gedaagde] zijn het er ook over eens dat zij in december 2022 hebben afgesproken dat [eiseres] nog € 1.080,00 betaalt en [gedaagde] dan het schilderwerk afmaakt. De kantonrechter gaat daarom van deze nadere afspraken uit.
(i) De kwaliteit van het schilderwerk
5.10.
[eiseres] moet bewijzen dat het werk niet goed was (150 Rv). Ter onderbouwing
van de stelling dat het schilderwerk slecht en niet afgerond was, heeft [eiseres] een aantal foto’s aan de dagvaarding gevoegd. Maar [gedaagde] weerspreekt dit met eigen foto’s die aan de conclusie van antwoord zijn gevoegd. Dit betekent [eiseres] nader moet onderbouwen waarom het werk toch slecht was. Dat is haar niet gelukt.
5.11.
[eiseres] heeft aangegeven dat zij niet in de woning woonde en daardoor het werk
van [gedaagde] pas in december 2022 kon beoordelen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] verklaard dat zij vervolgens in december 2022 aan [gedaagde] heeft gezegd dat hij het werk moest afmaken, maar hem niet heeft laten weten dat het reeds voltooide gedeelte volgens haar niet goed was, terwijl dat bij serieuze onvrede daarover zonder meer voor de hand had gelegen. De kantonrechter houdt het er daarom voor dat [gedaagde] voor wat betreft de kwaliteit van het op dat moment verrichte schilderwerk, niet is tekortgeschoten.
(ii) Het afronden van het schilderwerk
5.12.
Dat [gedaagde] (ii) de schilderwerk niet heeft afgemaakt, betwist [gedaagde] niet,
maar hij stelt dat hij het werk mocht uitstellen. De vraag die de kantonrechter moet beantwoorden, is of het in de omstandigheden gerechtvaardigd is dat [gedaagde] gebruik maakt van het opschortingsrecht.
[gedaagde] mocht niet opschorten
5.13.
Om het opschortingsrecht te kunnen gebruiken, moet [gedaagde] een
opeisbare vordering hebben en moet er voldoende samenhang bestaan tussen de vordering en de overeenkomst. Aan deze voorwaarden is voldaan. Aan de voorwaarde dat opschorting gerechtvaardigd moet zijn, is niet voldaan.
5.14.
Op de mondelinge behandeling heeft [eiseres] bevestigd dat zij voor de laatste
werkzaamheden € 1.080,00 zou betalen. [eiseres] heeft op de mondelinge behandeling uitgelegd dat zij ervan afzag het bedrag in een keer te betalen toen zij erachter kwam dat het werk niet af was. [eiseres] was bang dat [gedaagde] niet meer zou terugkomen als zij het hele bedrag zou voldoen. De kantonrechter merkt op dat de afspraak juist werd gemaakt zodat [gedaagde] het schilderwerk zou afronden. Dat zij terecht vreesde dat [gedaagde] het werk niet zou afmaken, heeft [eiseres] onvoldoende toegelicht.
5.15.
De kantonrechter is van oordeel dat zij niet op het laatste moment van volledige
betaling had mogen afzien. Door maar € 500,00 van de € 1.080,00 te betalen, heeft [gedaagde] een opeisbare vordering op [eiseres] . Ook is er sprake van voldoende samenhang: de verplichting van [eiseres] enerzijds om te betalen en anderzijds de verplichting van [gedaagde] om het schilderwerk af te maken, stammen uit dezelfde (mondelinge) overeenkomst.
5.16.
In het WhatsApp-bericht van 7 januari 2023 (productie 4 van de akte)
Schrijft [gedaagde] :

Weet je wat, hou die 500 maar en schilder die rotzooi zelf maar af…..heb hier niet zoveel zin in……[…].”
[gedaagde] heeft [eiseres] na dit bericht telefonisch geblokkeerd. Andere contactgegevens van [gedaagde] had [eiseres] op dat moment niet. Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verklaard dat hij er
“klaar mee was”omdat [eiseres] de afspraken steeds weer niet nakwam. [gedaagde] doelt daarbij op de eerdere afspraken die volgens hem waren gemaakt over de manier van betalen, de hoogte van de bedragen en de momenten dat hij zou komen schilderen, maar voor een dichte deur stond.
5.17.
Door op deze manier te handelen, heeft [gedaagde] de indruk gewekt zich helemaal te
willen bevrijden van de verplichting het schilderwerk af te maken. Dit verhoudt zich niet met het tijdelijke karakter van opschorting. [gedaagde] heeft weliswaar op de e-mails/brieven van [eiseres] gereageerd met de brief van 19 november 2023, waarin hij betaling vraagt zodat hij het werk kan afmaken, maar deze ene brief weegt niet op tegen de eerdere mededelingen en de houding van [gedaagde] waarmee hij de boodschap heeft afgegeven helemaal niet meer te komen schilderen.
5.18.
De kantonrechter oordeelt dat het opschorten door [gedaagde] van alle
werkzaamheden, niet gerechtvaardigd was. Hoewel [gedaagde] niet de volledige € 1.080,00 heeft ontvangen, heeft [eiseres] wel een bedrag van bijna de helft ervan betaald. [gedaagde] had voor de € 500,00 die [eiseres] hem heeft betaald, in ieder geval een deel van het werk kunnen verrichten.
5.19.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] zijn werk onterecht heeft uitgesteld en
daarom tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichting om het schilderwerk af te ronden.
(iii) De achterkant van de radiatoren
5.20.
Op de mondelinge behandeling hebben [eiseres] en [gedaagde] allebei aangegeven
dat zij bij het maken van de afspraak over de radiatoren, niet hebben gesproken over wat er met de achterkanten zou moeten gebeuren. [eiseres] stelt dat het logisch was dat de radiatoren van beide kanten zouden worden ontroest en gespoten. [gedaagde] stelt dat alleen de voorkant ontroest en gespoten zou worden om kosten te besparen en omdat er tijdsdruk was. De radiatoren werden namelijk een paar dagen later opgehangen.
5.21.
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat haar buurman het
schilderwerk heeft afgemaakt, maar de achterkant van de radiatoren hetzelfde zijn gebleven. Haar buurman heeft op dit punt dus geen werk verricht. Gelet hierop en het informele karakter van de afspraken die [eiseres] en [gedaagde] steeds maakten, is de kantonrechter van oordeel dat [eiseres] , zonder het er expliciet over te hebben, niet ervan mocht uitgaan en ook niet mocht verwachten dat [gedaagde] de radiatoren ook van de achterkant zou ontroesten en spuiten.
5.22.
De kantonrechter concludeert dat het niet is komen vast te staan dat [gedaagde] de
verplichting had om de radiatoren ook van de achterkant te behandelen. Daardoor is er op dit punt geen sprake van een tekortkoming door [gedaagde] .
Tussenconclusie
5.23.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van de
overeenkomst voor het deel dat ziet op de verplichting het schilderwerk af te maken. Dat het schilderwerk slecht was en de radiatoren van de achterkant zouden worden behandeld, is niet komen vast te staan. [gedaagde] is op die twee punten niet tekortgeschoten.
Gehele ontbinding is niet mogelijk, gedeeltelijke ontbinding wel
5.24.
Met de vaststelling dat [gedaagde] is tekortgeschoten door het schilderwerk niet af te
maken, moet de kantonrechter vervolgens beoordelen of dit ontbinding van de overeenkomst zoals [eiseres] vordert, mogelijk maakt.
5.25.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat nakoming niet meer mogelijk is omdat de
buurman van [eiseres] het schilderwerk inmiddels heeft afgemaakt. De kantonrechter acht de tekortkoming van [gedaagde] niet voldoende ernstig is om volledige ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen. Dat zou namelijk betekenen dat alle handelingen die zijn verricht, ongedaan moeten worden gemaakt. [gedaagde] zou dan de bedragen die [eiseres] heeft betaald, moeten terugbetalen terwijl niet ter discussie staat dat [gedaagde] tussen augustus en december 2022 schilderwerkzaamheden heeft verricht en de radiatoren ontroest en gespoten heeft. De ontbinding kan niet met zich meebrengen dat [eiseres] helemaal niets hoeft te betalen voor het door [gedaagde] verrichte werk.
5.26.
De tekortkoming door [gedaagde] in het afronden van het schilderwerk, staat vast.
Daarom acht de kantonrechter gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst wel gerechtvaardigd. De kantonrechter ontbindt de overeenkomst vanaf het moment dat partijen in december 2022 de afspraak hebben gemaakt dat [gedaagde] het laatste schilderwerk zou afmaken voor € 1.080,00.
Gevolgen van de gedeeltelijke ontbinding: betaling door [gedaagde]
5.27.
Vanaf het moment van de ontbinding, zijn partijen niet meer verplicht te presteren
en als er al is gepresteerd, ontstaat er een ongedaanmakingsverbintenis artikel (6:271 BW). Een ander gevolg van een geslaagde ontbinding, is de vergoeding van schade die geleden is/wordt omdat de overeenkomst niet wordt nagekomen, maar wordt ontbonden (artikel 6:277 BW).
5.28.
Dit betekent dat [gedaagde] € 500,00 aan [eiseres] moet terugbetalen. Tegelijkertijd
heeft [eiseres] kosten moeten maken omdat [gedaagde] zijn werk niet heeft afgemaakt. [eiseres] heeft namelijk haar buurman moeten betalen voor het laatste schilderwerk. Hoeveel [eiseres] haar buurman heeft betaald, heeft [eiseres] niet duidelijk kunnen maken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij verschillende bedragen genoemd, van € 250,00 tot
€ 1.500,00. Dit betekent dat de kantonrechter de kosten moet schatten. De kantonrechter acht een bedrag van € 250,00 redelijk. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat de afspraak met de buurman in hoge mate het karakter van een vriendendienst had en voorts dat gebruik is gemaakt van door [gedaagde] achtergelaten materialen.
5.29.
Omdat [gedaagde] € 500,00 aan [eiseres] moet terugbetalen en de schade
van [eiseres] op € 250,00 is begroot, moet [gedaagde] in totaal € 750,00 aan [eiseres] betalen.
Verklaring voor recht
5.30.
[eiseres] heeft de kantonrechter gevraagd om een verklaring voor recht dat
[gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Deze verklaring voor recht wordt toegewezen, maar alleen voor het deel van de overeenkomst dat op het afmaken van het schilderwerk zag.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.31.
[eiseres] vordert de vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Dit wijst
de kantonrechter af. Het is namelijk niet gebleken dat [eiseres] de buitengerechtelijke kosten heeft aangezegd, terwijl zij dit op grond van artikel 6:96 lid 6 BW had moeten doen.
Proceskosten
5.32.
In deze procedure krijgen zowel [eiseres] als [gedaagde] op punten ongelijk.
Daarom vindt de kantonrechter het redelijk dat [eiseres] en [gedaagde] de eigen kosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van de
overeenkomst voor het deel van de overeenkomst dat ziet op het afmaken van het schilderwerk;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om € 750,00 te betalen aan [eiseres] ;
6.3.
verklaart r.o. 6.2. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2024.