ECLI:NL:RBOVE:2024:1331

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
10805717 \ CV EXPL 23-4503
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van kosten voor begeleiding bij woningbouw door gemeente

In deze zaak vordert de gemeente Zwolle betaling van € 7.500,00 van gedaagde, die een woning wil bouwen en afspraken heeft gemaakt met de gemeente over de begeleiding van zijn initiatief. De gemeente heeft extra kosten moeten maken omdat gedaagde het afgesproken bedrag niet heeft betaald. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde de incassokosten moet betalen en wijst de vordering van de gemeente grotendeels toe, met uitzondering van een deel van de wettelijke rente. De procedure begon met een dagvaarding op 14 november 2023, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 16 februari 2024. De kantonrechter stelt vast dat de overeenkomst tussen partijen niet in geschil is en dat gedaagde de factuur voor € 7.500,00 heeft ontvangen. Gedaagde betwist echter dat hij de incassokosten verschuldigd is en beroept zich op opschorting van de betalingsverplichting. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde zijn betalingsverplichting niet heeft mogen opschorten en dat de e-mail van 19 januari 2023, waarin uitstel van betaling werd verleend, niet meer relevant is. De kantonrechter wijst de vordering van de gemeente tot betaling van € 8.250,00 toe, inclusief incassokosten en proceskosten, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10805717 \ CV EXPL 23-4503
Vonnis van 12 maart 2024
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE ZWOLLE (PUBLIEKSZAKEN),
gevestigd te Zwolle,
eisende partij,
hierna te noemen: de gemeente,
gemachtigde: mr. Th. van Wijngaarden,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend zonder gemachtigde.

1.De zaak in het kort

1.1.
[gedaagde] wil een woning bouwen en heeft de gemeente gevraagd om mee te werken aan zijn initiatief. Over de uitwerking hiervan hebben de gemeente en [gedaagde] afspraken gemaakt. Daarbij zijn zij overeengekomen dat [gedaagde] € 7.500,00 moet betalen voor de begeleiding door de gemeente van de eerste twee fasen van het initiatief. Omdat [gedaagde] dit bedrag niet heeft betaald, heeft de gemeente extra kosten moeten maken. De gemeente is deze procedure gestart en vordert betaling van € 7.500,00 en de buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] betwist dat hij de incassokosten verschuldigd is. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] deze kosten wel moet betalen en wijst de vordering van de gemeente grotendeels toe. Alleen de wettelijke rente wordt niet helemaal toegewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 november 2023;
  • de conclusie van antwoord van 28 november 2023;
  • het tussenvonnis van 28 november 2023 waarmee de kantonrechter een mondelinge behandeling heeft bevolen;
  • de mondelinge behandeling van 16 februari 2024 waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.2.
Ten slotte is bepaald dat de kantonrechter vandaag uitspraak zal doen.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] wil een woning ontwikkelen en realiseren op het perceel [adres] nabij [nummer] in [plaats 1] . Omdat hiervoor een wijziging van het geldende bestemmingsplan nodig is (van bedrijfsfunctie naar woonfunctie), moet een planologische procedure worden doorlopen. [gedaagde] heeft contact opgenomen met de gemeente en gevraagd om medewerking te verlenen aan zijn initiatief.
3.2.
Op 23 augustus 2022 zijn de gemeente en [gedaagde] een overeenkomst aangegaan waarin zij afspraken hebben gemaakt over het initiatief van [gedaagde] (hierna: ‘de overeenkomst’).
3.3.
In de overeenkomst is aan de hand van de volgende vier fasen uiteengezet welke stappen de gemeente en [gedaagde] zullen nemen om het initiatief van [gedaagde] uit te werken:
Verkenningsfase (schetsontwerp);
Ontwerpfase (voorlopig en definitief ontwerp);
Anterieure overeenkomst;
Opstarten planologische procedure.
3.4.
Over de kosten van de gemeente voor de begeleiding van de eerste twee fasen van het initiatief is in de overeenkomst bepaald:
Bedrag kostenverhaal en termijn
Het begeleiden van de genoemde werkzaamheden voor uw initiatief in deze verkennings- en ontwerpfase brengt kosten met zich mee. Voor de, fase waarin u uw initiatief verder uitwerkt, brengen wij u een bedrag ter hoogte van € 7.500,- in rekening. Over dit bedrag wordt geen BTW in rekening gebracht. Dit bedrag wordt gebruikt om de kosten van de ambtelijke inzet vanaf de verkenningsfase tot het vastgestelde definitief ontwerp te dekken U ontvangt hiervoor, na akkoordverklaring van deze brief, een factuur.”
[…]
Tot slot
[…]
Na ondertekening van deze brief voor akkoord, ontvangt u een factuur voor het door u verschuldigde bedrag. Na het voldoen van deze factuur kunt u starten met de
verdere uitwerking van uw initiatief en kunt u contact opnemen met de projectleider voor het maken van vervolgafspraken.
Als u deze brief niet binnen veertien dagen ondertekend aan de gemeente heeft teruggestuurd of u de factuur niet voor de vervaldatum heeft voldaan, gaan wij ervan uit dat u niet verder wilt met de uitwerking van uw initiatief.”
3.5.
Op 20 oktober 2022 heeft de gemeente [gedaagde] een factuur gestuurd ter hoogte van € 7.500,00. In de factuur is als vervaldatum 19 november 2022 vermeld. Omdat [gedaagde] de factuur niet vóór deze vervaldatum heeft betaald, heeft de gemeente [gedaagde] op 29 november 2022 een betalingsherinnering gestuurd. In de betalingsherinnering heeft de gemeente aangekondigd dat [gedaagde] de incassokosten van € 750,00 en deurwaarderskosten verschuldigd zal zijn als hij niet binnen vijftien overgaat tot betaling van de factuur.
3.6.
Hierna hebben partijen telefonisch en per e-mail contact gehad. Naar aanleiding daarvan bericht de gemeente in een e-mail van 19 januari 2023:
“Wij verlenen U uitstel van betaling voor onbepaalde tijd […].”
3.7.
Op 24 maart 2023 stuurt de gemeente [gedaagde] een aanmaning tot betaling van € 8.301,37. Dit bedrag bestaat uit de factuur ter hoogte van € 7.500,00, de incassokosten van € 750,00 en € 51,37 aan rente.
3.8.
Omdat betaling na de aanmaning van 24 maart 2023 uitbleef, heeft de deurwaarder van de gemeente op 5 september 2023 een huisbezoek aan [gedaagde] gebracht. Tijdens dit huisbezoek zijn de gemeente en [gedaagde] mondeling overeengekomen dat de gemeente de incassokosten voor eigen rekening zal nemen als [gedaagde] in de eerste week van oktober het bedrag van € 7.500,00 betaalt.
3.9.
De deurwaarder van de gemeente heeft bij het huisbezoek ook een sommatiebrief aan [gedaagde] betekend. In deze brief is [gedaagde] opgeroepen € 8.301,37 te betalen en heeft de gemeente aangezegd dat zij zal overgaan tot het nemen van rechtsmaatregelen en de kosten daarvan voor rekening van [gedaagde] komen als hij niet (tijdig) betaald.
3.10.
Op 27 september 2023 stuurt de gemeente aan [gedaagde] een concept anterieure overeenkomst.
3.11.
[gedaagde] heeft de € 7.500,00 tot nu toe niet betaald. Daarom is de gemeente deze procedure begonnen.

4.Het geschil

4.1.
De gemeente vordert, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 8.570,55. Dit bedrag bestaat uit de hoofdsom van € 7.500,00, de rente ter hoogte van € 320,55 (berekend vanaf 20 oktober 2022 tot en met 24 oktober 2023) en de incassokosten van € 750,00. Daarnaast vordert de gemeente de wettelijke rente per jaar over € 7.500,00 vanaf 25 oktober 2023. De gemeente vordert ook betaling van de proceskosten.
4.2.
De gemeente beroept zich op nakoming van de overeenkomst. Volgens de gemeente zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde] € 7.500,00 verschuldigd is na het ondertekenen van de overeenkomst. Omdat [gedaagde] niet op tijd heeft betaald, is hij volgens de gemeente ook de buitengerechtelijke incassokosten en de rente verschuldigd.
4.3.
[gedaagde] betwist dat het bedrag van € 7.500,00 opeisbaar is. Volgens [gedaagde] is het de gemeente die de overeenkomst niet nakomt. Pas als zij dit doet, zal [gedaagde] betalen. [gedaagde] verwijst ook naar de e-mail van 19 januari 2023, waarin hem voor onbepaalde tijd uitstel van betaling is verleend (r.o. 3.6). [gedaagde] betwist bovendien dat hij de buitenrechtelijke incassokosten is verschuldigd.

5.De beoordeling

De betalingsverplichting van € 7.500,00 staat vast
5.1.
De kantonrechter stelt vast dat de inhoud van de overeenkomst tussen partijen niet in geschil is. In de overeenkomst is bepaald dat [gedaagde] voor de begeleiding van de gemeente een bedrag van € 7.500,00 is verschuldigd en dat [gedaagde] na ondertekening van de overeenkomst hiervoor een factuur zal ontvangen.
5.2.
Beide partijen hebben de overeenkomst ondertekend. Het staat bovendien vast dat de gemeente op 20 oktober 2022 de factuur voor € 7.500,00 aan [gedaagde] heeft verstuurd en dat [gedaagde] deze factuur heeft ontvangen. Dat [gedaagde] een bedrag van € 7.500,00 is verschuldigd, betwist hij niet. Ook betwist [gedaagde] niet dat op 5 september 2023 aanvullend mondeling is overeengekomen dat hij dit bedrag in de eerste week van oktober zou betalen en de gemeente in dat geval de overige kosten voor eigen rekening zou nemen. Dit betekent dat [gedaagde] in beginsel dit bedrag moet betalen.
[gedaagde] komt geen recht van opschorting toe
5.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verklaard dat hij ondanks de daartoe tijdens het huisbezoek overeengekomen betaalafspraak in oktober 2023 niet tot betaling is overgegaan, omdat hij zich pas na het huisbezoek de e-mail van 19 januari 2023 herinnerde. Ook herinnerde hij zich pas later dat er vanuit de gemeente nog een anterieure overeenkomst zou moeten komen. Volgens [gedaagde] is hij pas gehouden te betalen als de gemeente aan haar verplichtingen heeft voldaan, waaronder het opstellen van de anterieure overeenkomst en het oprichten van een fonds waarin [gedaagde] een percentage van de overwaarde dient te storten voordat zijn initiatief kan worden uitgewerkt.
5.4.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] met dit verweer een beroep doet op de rechtsregel opschorting (artikel 6:52 BW en artikel 6:262 BW). Als [gedaagde] een recht tot opschorting toekomt, betekent dit dat de eigen nakoming (in dit geval betaling van € 7.500,00) mag worden uitgesteld tot de andere partij aan zijn of haar verplichting voldoet. De opschorting moet in de omstandigheden wel gerechtvaardigd zijn.
5.5.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] zijn betalingsverplichting niet heeft mogen opschorten.
5.6.
Allereerst is van belang dat [gedaagde] op de mondelinge behandeling heeft erkend dat hem de anterieure overeenkomst in september 2023 is toegestuurd. Dit was dan ook geen gerechtvaardigde reden voor [gedaagde] om zijn betaling in oktober 2023 nog op te schorten. Los daarvan, is in de overeenkomst vastgelegd dat na ondertekening ervan, een factuur wordt gestuurd ter dekking van de kosten van de ambtelijke inzet vanaf de verkenningsfase tot het vastgestelde definitieve ontwerp (r.o. 3.4). Daarbij is aan [gedaagde] geschreven:
‘Als u deze brief niet binnen veertien dagen ondertekend aan de gemeente heeft teruggestuurd of u de factuur niet voor de vervaldatum heeft voldaan, gaan wij ervan uit dat u niet verder wilt met de uitwerking van uw initiatief’. Uit de overeenkomst en de ontvangst van de factuur moest [gedaagde] begrijpen dat de betalingsverplichting voor de ambtelijke inzet al vóór het ontvangen van de anterieure overeenkomst ontstond. [gedaagde] heeft ook geen feiten gesteld waaruit volgt dat de factuur pas verschuldigd zou zijn als de gemeente een anterieure overeenkomst heeft toegestuurd en een fonds heeft opgericht. Het enkele feit dat de gemeente in oktober 2022 nog geen overeenkomst had opgesteld of nu nog geen fonds heeft opgezet, is dan ook niet genoeg voor een beroep op opschorting.
5.7.
Anders dan [gedaagde] meent, doet de verschuldigdheid van de factuur ook niet af aan het gegeven dat de overeenkomst zelf geen vervaldatum vermeldt. De vervaldatum is immers in de factuur gespecificeerd.
E-mail van 19 januari 2023 is komen te vervallen
5.8.
Nu [gedaagde] zijn betalingsverplichting niet had mogen opschorten, blijft de vraag wat de betekenis is van de e-mail van 19 januari 2023. De kantonrechter begrijpt dat de e-mail en het contact met verschillende personen binnen de gemeente ertoe heeft geleid dat [gedaagde] enige tijd de factuur niet heeft betaald. De verplichting tot betaling van wettelijke rente gaat daarom later in, maar [gedaagde] moet wel de hoofdsom en de overige kosten betalen. De kantonrechter motiveert dit als volgt.
5.9.
De gemeente beroept zich voor het intreden van verzuim op de vervaldatum zoals vermeld in de factuur van 20 oktober 2022. De kantonrechter oordeelt dat de gemeente echter geen beroep meer kan doen op deze vervaldatum vanwege de latere e-mail van 19 januari 2023. Daarin is [gedaagde] namens de gemeente een uitstel van betaling voor onbepaalde tijd verleend.
5.10.
Anders dan [gedaagde] meent, is ook de inhoud van de e-mail van 19 januari 2023 inmiddels komen te vervallen en kan [gedaagde] daar geen beroep meer op doen. Uit het exploot en het bezoek van de deurwaarder op 5 september 2023 moest [gedaagde] namelijk afleiden dat de gemeente – ondanks de eerdere e-mail van 19 januari 2023 – wilde dat [gedaagde] de factuur zou betalen. Op 5 september 2023 heeft de gemeente [gedaagde] nog een betalingskans zonder incassokosten gegeven. [gedaagde] hoefde alleen de hoofdsom te betalen als hij in de eerste week van oktober 2023 zou betalen. [gedaagde] heeft hiermee ingestemd. Ook door deze afspraak zijn eventuele eerdere afspraken komen te vervallen. Dit betekent dat wat daarvóór tussen partijen is overeengekomen over de betalingstermijn en welke verwachtingen daarbij (terecht of onterecht) door de gemeente zijn gewekt, vanuit juridisch oogpunt niet meer relevant zijn.
5.11.
Door niet in de eerste week van oktober 2023 te betalen, is [gedaagde] de afspraak van 5 september 2023 niet nagekomen. Dit betekent dat de kantonrechter de vordering van de gemeente tot betaling van € 7.500,00 zal toewijzen en [gedaagde] ook alsnog de incassokosten moet betalen.
De wettelijke rente wordt gedeeltelijk toegewezen
5.12.
Op grond van artikel 6:119 BW is de wettelijke rente verschuldigd als er sprake is van vertraging in de voldoening van een geldsom en de schuldenaar met die voldoening in verzuim is.
5.13.
In de door de gemeente gevorderde hoofdsom ligt een bedrag van € 320,55 aan rente besloten. Deze rente is berekend over de periode van 20 oktober 2022 tot en met 24 oktober 2023. De kantonrechter wijst dit bedrag aan rente af omdat [gedaagde] op 20 oktober 2022 nog niet in verzuim verkeerde.
5.14.
De factuur van 20 oktober 2022 heeft een expliciete vervaldatum zodat [gedaagde] op zijn vroegst pas bij het verstrijken daarvan (en niet op de factuurdatum zelf) in verzuim zou kunnen verkeren, maar zoals hiervoor uitgelegd, was de e-mail van 19 januari 2023 voor [gedaagde] een gerechtvaardigde reden om tijdelijk niet te betalen. Na het huisbezoek op 5 september 2023 moest voor [gedaagde] echter duidelijk zijn dat hij alsnog moest betalen. Die dag zijn partijen bovendien een nieuwe betalingstermijn overeengekomen. Omdat [gedaagde] ondanks die afspraak niet in de eerste week van oktober heeft betaald, is het verzuim gelet op artikel 6:83 sub a BW ingetreden op 9 oktober 2023. De wettelijke rente over € 7.500,00 zal dan ook worden toegewezen vanaf deze datum.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
5.15.
De vordering van de gemeente tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten wijst de kantonrechter ook toe. Voor het vergoed kunnen krijgen van deze kosten, gaat het er om of er in redelijkheid kosten zijn gemaakt om de zaak buiten de rechtbank op te lossen.
5.16.
[gedaagde] stelt dat hij deze kosten niet is verschuldigd. De kantonrechter overweegt dat de gemeente voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassohandelingen in redelijkheid zijn verricht om [gedaagde] ertoe te bewegen de factuur te betalen en daarmee een procedure te voorkomen. Voor de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten is niet relevant welke incassohandelingen zijn verricht. Een enkele brief is in beginsel al voldoende.
5.17.
Met betrekking tot de hoogte van het bedrag dat gevorderd kan worden, gaat de wetgever uit van een vaste vergoeding waarbij geabstraheerd wordt van de kosten die de gemeente daadwerkelijk heeft gemaakt. De hoogte van de vergoeding is enkel gerelateerd aan de hoogde van de verschuldigde hoofdsom (in dit geval € 7.500,00). De door de gemeente gevorderde vergoeding van € 750,00 is in lijn met de staffel en het maximum zoals in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is bepaald.
5.18.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- Hoofdsom
7.500,00
- Buitengerechtelijke incassokosten
750,00
Totaal
8.250,00
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
5.19.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van De Gemeente Zwolle worden begroot op:
- Kosten van de dagvaarding
130,49
- Griffierecht
514,00
- Salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- Nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening, zoals hierna vermeld)
Totaal
1.457,49
5.20.
Met betrekking tot de nakosten oordeelt de kantonrechter dat als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis voldoet en het vonnis vervolgens wordt betekend, [gedaagde] ook de kosten van betekening moet betalen.
De uitvoerbaarheid bij voorraad wordt toegewezen
5.21.
De toegewezen vorderingen worden zoals door de gemeente gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de gemeente Zwolle te betalen een bedrag van € 8.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 7.500,00, met ingang van 9 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.457,49, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.