ECLI:NL:RBOVE:2024:1338

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
08.055462.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van opzettelijk handelen in harddrugs en het produceren hiervan

Op 14 maart 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1979 in Indonesië, die beschuldigd werd van verschillende strafbare feiten met betrekking tot harddrugs en geneesmiddelen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in harddrugs, met name MDMA, en het produceren hiervan. De feiten vonden plaats op 24 februari 2023, toen de politie een instap deed in de woning van de verdachte in Zwolle. Tijdens deze doorzoeking werden aanzienlijke hoeveelheden MDMA, alsook diverse voorwerpen en chemicaliën die gebruikt kunnen worden voor de productie van synthetische drugs, aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde en dat hij opzettelijk voorwerpen en stoffen voorhanden had die bestemd waren voor de productie van MDMA en (met)amfetamine. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 442 dagen, waarvan 364 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Tevens werd het inbeslaggenomen geldbedrag van € 1.450,00 verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.055462.23 (P)
Datum vonnis: 14 maart 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 in [geboorteplaats] (Indonesië),
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 november 2023 en van 29 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.J.R. Buisman en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. T.H. Westerhof-Dijkstra, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 24 februari 2023 al dan niet samen met een ander MDMA aanwezig heeft gehad;
feit 2:in de periode van 1 januari 2023 tot en met 24 februari 2023 al dan niet samen met een ander de productie van MDMA en (met)amfetamine heeft voorbereid;
feit 3:op 24 februari 2023 al dan niet samen met een ander zonder vergunning geneesmiddelen heeft bereid, in voorraad heeft gehad en heeft verkocht;
feit 4:op 24 februari 2023 al dan niet samen met een ander geneesmiddelen die vallen onder de Geneesmiddelenwet, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad;
feit 5:op 24 februari 2023 al dan niet samen met een ander temazepam, oxazepam en etizolam aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 24 februari 2023 te Zwolle,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer (in totaal) 520,65 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA
zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumw24et behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en
met 24 februari 2023 te Zwolle,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van MDMA, (met)amfetamine en/of een of meer
ander(e) stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een locatie aan de [adres] heeft gehuurd/betreden en/of deze
locatie ter beschikking heeft gesteld voor de productie van MDMA en/of
(met)amfetamine,
- voorwerpen, vervoermiddelen en/of stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij,
verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) te
vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door het voorhanden hebben van
- een drukreactieketel en/of
- diverse grondstoffen (waaronder 1 liter methylamine, 41 kilogram lactose, 30
kilogram cellulose, 800 gram PMK-glycidezuur, 500 gram MAMDPA, 1 kilogram zout
van BMK-glycidezuur, 300 gram MAPA, 22,5 liter natrimhydroxide, 34 kilogram
citroenzuur, 4,5 liter aceton, 1 liter ethlacetaat) en/of
- een (enkelslags) tabletteermachine (met bijbehorende stempels) en/of
- een of meer kookpla(a)t(en) en/of
- een of meer jerrycan(s) en/of
- een of meer schroefdopvat(en) en/of
- een of meer weegscha(a)l(en) en/of
- een of meer drukketel(s)
ten behoeve van de productie van die MDMA en/of (met)amfetamine, en/of een of
meer andere stof(fen) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
hij op of omstreeks 24 februari 2023 te Zwolle, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk,
zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
(telkens) een of meer geneesmiddel(en) niet bedoeld voor onderzoek, te weten:
- 31 potjes ‘Temazepam’, (elk) bevattende 20mg van de werkzame stof temazepam
(volgnummer 101)
- 800 tabletten Dianobol methandieone, (elk) bevattende 10 mg van de werkzame
stof methandieone (volgnummer 107)
- 300 tabletten ‘Omeprazol Auro 40 mg’, (elk) bevattende 40 mg van de werkzame
stof omeprazol (volgnummer 113)
- 140 tabletten ‘Vardenforce-60’, (elk) bevattende 60 mg van de werkzame stof
vardenafil (volgnummer 134)
- 100 tabletten ‘Vidalista 40’, (elk) bevattende 40 mg van de werkzame stof tadalafil
(volgnummer 141)
- 60 tabletten ‘Oxazepam Accord 50 mg’, (elk) bevattende 50 mg van de werkzame
stof oxazepam (volgnummer 143)
- 30 tabletten ‘Tramadol HCI Retard 100 mg’, (elk) bevattende 100 mg van de
werkzame stof tramadol (volgnummer 147)
(telkens) heeft bereid en/of ingevoerd en/of in voorraad heeft gehad en/of te koop
heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of uitgevoerd en/of anderszins binnen
of buiten het Nederlands grondgebied heeft gebracht, dan wel een groothandel
daarin heeft gedreven;
4
hij op of omstreeks 24 februari 2023 te Zwolle, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk,
(telkens) een of meer geneesmidel(en) waarvoor geen handelsvergunnging geld, te
weten:
- 31 potjes ‘Temazepam’, (elk) bevattende 20mg van de werkzame stof temazepam
(volgnummer 101)
- 800 tabletten Dianobol methandieone, (elk) bevattende 10 mg van de werkzame
stof methandieone (volgnummer 107)
- 140 tabletten ‘Vardenforce-60’, (elk) bevattende 60 mg van de werkzame stof
vardenafil (volgnummer 134)
- 100 tabletten ‘Vidalista 40’, (elk) bevattende 40 mg van de werkzame stof tadalafil
(volgnummer 141)
(telkens) in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld en/of heeft ingevoerd en/of
uitgevoerd en/of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied heeft
gebracht;
5
hij op of omstreeks 24 februari 2023 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 31 potjes Temazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
Temazepam
- 60 tabletten, althans een hoevelheid, Oxazepam, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende Oxazepam en/of
- 167,08 gram Etizolam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
Etizolam, (telkens) zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het medeplegen. De medeverdachte had geen beschikkingsmacht over de MDMA en verbleef slechts in de woning.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden omdat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat sprake is van voorbereiden of bevorderen. Er lag slechts drugsafval in de woning en een milieudelict is niet ten laste gelegd. Verdachte ontkent de ten laste gelegde periode niet. Indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van dit feit komt, heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte van de onderdelen ‘telen, bereiden, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren’ en het opzettelijk vervaardigen van MDMA moet worden vrijgesproken.
De raadvrouw heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de onder 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met uitzondering van het medeplegen en het drijven van een groothandel. Ook is voor deze feiten sprake van samenloop van de onderlinge artikelen van de Geneesmiddelenwet en de Opiumwet ten aanzien van tenlastegelegde medicatie. Deze feiten dienen, gelet op artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) als één feit gekwalificeerd te worden, aldus de raadsvrouw.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Feiten en omstandigheden
Op basis van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzitting besproken is, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 februari 2023 vond een instap van de politie plaats in de woning van verdachte aan de [adres]. In de woning en in de achterliggende tuin en schuur werden goederen en voorwerpen aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met de productie en het voorhanden hebben van synthetische drugs. [2] In de woning waren verdachte (de bewoner van de woning) en medeverdachte [medeverdachte] (hierna [medeverdachte]) aanwezig. [medeverdachte] verklaarde dat hij tijdelijk op de zolder van de woning verbleef. [3]
De woning is diezelfde dag door de politie doorzocht. In de hal werden in de kruipruimte drie vaten aangetroffen waarvan de uitslag van de indicatieve monsters duidde op MDMA- afval. In de woonkamer stond een enkelslag tabletteermachine met twee bijbehorende stempels. Op de stempel die in gebruik was stond de tekst “
xanex” en in de woning werden pillen aangetroffen waarop datzelfde woord stond. Rondom de tabletteermachine lag poeder. Ook lagen in de woonkamer potjes en een transparant zakje met gele pillen waarvan de tekst aangaf dat het mogelijk medicijnen waren, en zeven plastic doosjes met onbekende pillen, vermoedelijk geneesmiddelen. In de keuken werden in een doosje diverse grijze plastic zakken aangetroffen. Op ieder zakje stond beschreven wat vermoedelijk de inhoud zou zijn, waarbij bleek dat het hoofdzakelijk om anabolen en steroïden ging. In een klein zwart ladenkastje werden drie zakken met verschillende pillen aangetroffen met een
rode, bruine en kristalachtige kleur. In een dressoir werden diverse zakjes met pillen aangetroffen. In een agenda die op de eettafel lag, lag in coupures van 50 euro in totaal
€ 1450,00. Op de slaapkamer van verdachte stond op een whiteboard geschreven “
voorraad december 2022” met daaronder een opsomming van een aantal stoffen (Xanax 2 mg 43 stuks, DNP 43 stuks, Dianabol 8 stuks, Valium 34 stuks, Xanax Pfizer 25 stuks). Ook lagen er zakken met kristallen – vermoedelijk MDMA – en liet de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) weten dat het hoofdzakelijk om stimulerende middelen en lidocaïne ging. De zolderverdieping was in gebruik bij [medeverdachte]. In die ruimte werden meerdere computers en telefoons, een weegschaal, een metalen droogoven en meerdere onderdelen van een tabletteermachine aangetroffen. Op de zolder was een ruimte bij de CV-ketel waar meerdere zakken werden aangetroffen, waarvan één zak vermoedelijk MDMA was. Zowel het schuurtje in de tuin als de ruimte tegenover de ingang van het schuurtje lagen geheel vol met afval van drugsproductie. Door de LFO werd in ieder geval een restant PMK, een grondstof voor het maken van MDMA, aangetroffen. [4]
Het LFO heeft onderzoek verricht op het adres [adres]. De goederen en chemicaliën die het LFO heeft aangetroffen passen bij de productie en bewerking van (synthetische) drugs en/of precursoren. In de woning heeft het LFO de volgende goederen aangetroffen: een druk-reactieketel, een enkelslag tabletteermachine met bijbehorende stempels in een flight case voorzien van isolatiemateriaal aan de binnenzijde, kookplaten, jerrycans, schroefdopvaten en drukketels. In de achtertuin lag 1 liter methylamine en in de woonkamer lag in ieder geval 5 kilogram (KG) cellulose. In de schuur lag 9 KG lactose, 800 gram PMK-glycidezuur, 500 gram MAMDPA, 1 kilogram zout van BMK-glycidezuur, 34 kilogram citroenzuur, 4,5 liter aceton, 1 liter ethlacetaat en 22,5 liter natrimhydroxide. In relatie tot drugs worden de ethylester van `PMK-glycidezuur' en MAMDPA gebruikt voor het vervaardigen van PMK. PMK is de hoofdgrondstof voor de productie van MDMA. De zouten van `BMK-glycidezuur' en MAPA worden gebruikt voor het vervaardigen van BMK (benzylmethylketon), de hoofdgrondstof voor de productie van amfetamine en metamfetamine. Methylamine wordt gebruikt als grondstof voor onder andere de vervaardiging van MDMA (uit PMK) of metamfetamine (uit BMK) met een reductieve aminering. Lactose komt voor als versnijdingsmiddel voor diverse drugs en als hulpstof bij het maken van tabletten. Natriumhydroxide, citroenzuur, aceton en ethylacetaat kunnen worden gebruikt bij de vervaardiging en/of bewerking van diverse drugs. In relatie tot synthetische drugs komt (micro-)cellulose voor als hulpstof bij het maken van tabletten. [5]
Daarnaast is er in de woning 520,60 gram MDMA aangetroffen, namelijk 432,27 gram in de vorm van tabletten en 88,23 gram in de vorm van kristalachtige brokjes. MDMA is vermeld op lijst I van de Opiumwet. [6]
Op de on/off-knop van de tabletteermachine is DNA van [medeverdachte] aangetroffen [7] . Medebewoonster [getuige] heeft verklaard dat zij de tabletteermachine een paar keer overdag heeft gehoord, terwijl zij ook de stemmen van verdachte en [medeverdachte] hoorde. [8] Bovendien heeft de zus van verdachte verklaard dat [medeverdachte] in januari 2023 in de woning van verdachte was en dat het in de woning “
een grote puinhoop” was. Ook de moeder van verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] sinds kerst 2022 bij haar zoon was ingetrokken en dat zij vanaf januari 2023 niet meer in de woning kon komen. [9]
In de zolderruimte die door [medeverdachte] als slaapkamer werd gebruikt, werd een telefoon – Apple iPhone 11 Pro Max (hierna iPhone 11) – aangetroffen en in beslag genomen. In de iPhone 11 staan accounts als [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2] en een foto van een identiteitsbewijs van [medeverdachte]. De gebruiker van de telefoon noemt zichzelf ‘[alias 1]’. In de telefoon staan onder andere verschillende chats en foto’s met betrekking tot drugs en medicijnen. Zo stuurt [alias 1] op 23 november 2022 een bericht dat hij aceton gaat halen en dat hij een kilo klaar heeft als er door de wasser niet te veel van af gaat. Op 29 november 2022 stuurt [alias 1] een bericht met daarin onder andere “
ga maar keuken opstarten met huur locatie, ketels, glas chemicaliën en dan de rest nog”. In dit bericht wordt verder nog over boetes van ‘[alias 2]’ gesproken. Een verbalisant heeft geconstateerd dat verdachte op 18 november 2022 een brief heeft ontvangen dat hij nog boetes heeft openstaan. [alias 2] is volgens de verbalisant zeer waarschijnlijk verdachte. Daarnaast staat in de applicatie Thema een gesprek met ‘[alias 3]’ waarin [alias 1] zegt:
“Ik heb net grondstof miauw miauw binnen, en xanax poeder, diazepam, bromazepam en fentanyl”.Verder wordt er onder andere in een gesprek met ene ‘[alias 4]’ gesproken over de verkoop van drugs en medicijnen, zoals 3mmc, temazepam en oxazepam. [10] [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat de iPhone 11 waarschijnlijk van hem is. [11]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij spullen in huis had waarvan hij wist dat dit niet mocht, dat hij de tabletteermachine had om medicijnen (xanax) te maken [12] en dat hij de medicijnen verkocht. [13] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij drugsafval voor derden in zijn woning heeft bewaard en dat hij daar geld voor kreeg. Volgens verdachte was het afval en was het niet de bedoeling dat dit gebruikt zou worden voor de productie van drugs. Ook heeft verdachte verklaard dat de MDMA in zijn woning van hem was. Hij heeft deze MDMA samen met wat vrienden gekocht voor festivals en hij bewaarde dit in zijn huis.
Juridisch kader van artikel 10a van de Opiumwet
Verdachte wordt verweten dat hij opzettelijk en al dan niet tezamen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan de in artikel 10a van de Opiumwet strafbaar gestelde voorbereiding van Opiumwetdelicten door – kort gezegd – het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat die bestemd waren voor de productie van MDMA en (met)amfetamine.
Artikel 10a van de Opiumwet betreft een zelfstandig delict met een eigen karakter. Dat komt tot uiting in de subjectieve bestanddelen van de delictsomschrijving. De dader moet niet alleen weten of ernstige reden hebben om te vermoeden dat de goederen die hij voorhanden heeft, bestemd zijn voor het plegen van een delict als bedoeld in artikel 10, vierde of vijfde lid, van de Opiumwet, hij moet de goederen ook voorhanden hebben om een dergelijk delict voor te bereiden of te bevorderen. Alleen wetenschap hebben van de criminele bestemming van de goederen is niet steeds voldoende. Daarnaast moet er ook opzet zijn op het voorbereiden of het bevorderen. Voorwaardelijk opzet is in dat verband voldoende.
Wat betreft het bestanddeel “
voorhanden hebben” is vereist a) de aanwezigheid van het goed (zonder dat vereist is dat het goed zich in de onmiddellijke nabijheid bevindt), zodanig dat de verdachte – middellijk of onmiddellijk – over het goed kan beschikken, b) de verdachte moet zich in meer of mindere mate bewust zijn van de aanwezigheid van dat goed en c) tussen de verdachte en het goed moet een bepaalde relatie bestaan, in die zin dat er met betrekking tot het goed een zekere vorm van machtsuitoefening, dat wil zeggen: feitelijke macht over het goed, mogelijk moet zijn. Dat het goed aan de verdachte moet toebehoren in de zin van eigenaarschap is geen vereiste.
Bewijsoverweging: drugsaval of grondstoffen?
De verdediging heeft aangevoerd dat de aangetroffen goederen zoals genoemd in de tenlastelegging drugsafval betroffen en dat verdachte de stoffen niet wilde gebruiken voor de productie van MDMA of (met)amfetamine. De rechtbank overweegt dat de tenlastegelegde goederen middelen en stoffen betreffen die bestemd zijn voor de productie van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en deze ook meerdere keren gebruikt kunnen worden voor die productie. Het betreffen een druk-reactieketel, een tabletteermachine met bijbehorende stempels, kookplaten, jerrycans, schroefdopvaten, drukketels en verschillende stoffen zoals `PMK-glycidezuur', MAMDPA, `BMK-glycidezuur' en MAPA (welke meerdere malen gebruikt kunnen worden voor de vervaardiging van MDMA of (met)amfetamine). Naar hun aard zijn deze producten geschikt om te gebruiken bij de bereiding of bewerking van synthetische drugs. Verdachte beschikte over die spullen en gelet op de hoeveelheid en waarde van het geheel van die spullen, kan het niet anders zijn dan dat verdachte wist dat die spullen bestemd waren tot het plegen van het ten laste gelegde feit. Het zijn ook geen producten of grondstoffen die slechts gebruikt worden bij één productieproces dan wel afvalproducten daarvan. De aanwezigheid van deze goederen als zodanig, kan daarom als voorbereidingshandeling worden gezien.
De rechtbank hecht voorts geen geloof aan de door de verdachte afgelegde verklaring dat hij het ‘drugsafval’ slechts bewaarde voor een ander tegen betaling, nu hij ook beschikte over voorwerpen die gebruikt worden bij productie van synthetische drugs.
Overwegingen en conclusies ten aanzien van feit 2
De rechtbank concludeert dat op basis van het dossier voldoende is komen vast te staan dat verdachte samen met [medeverdachte] in de periode van 1 januari 2023 tot en met 24 februari 2023 aanwezig is geweest in de woning aan de [adres], alwaar voorwerpen en stoffen aanwezig waren die worden gebruikt bij het vervaardigen van MDMA en (met)amfetamine. In de woning zijn op 24 februari 2023 voorwerpen en stoffen aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor het bereiden of bevorderen van (de productie van) MDMA en (met)amfetamine. Verdachte en [medeverdachte] konden hierover beschikken, aangezien niet is gebleken dat er bepaalde ruimtes in de woning en de bijbehorende tuin waren afgesloten en niet toegankelijk voor hen waren. [medeverdachte] verbleef in ieder geval vanaf januari 2023 met verdachte in de woning en verdachte erkent dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van deze goederen, waaronder de tabletteermachine, waarop onder andere DNA van [medeverdachte] is aangetroffen, en de grondstoffen, en dat hij zelf medicijnen maakte. Ook zijn op de zolder, de verdieping waar [medeverdachte] verbleef, voorwerpen aangetroffen, zoals een weegschaal, een droogoven en meerdere onderdelen van een tabletteermachine. Verdachte had verder de mogelijkheid om feitelijk de macht uit te oefenen over deze goederen. De aanwezigheid en het handelen van verdachte en [medeverdachte], in onderlinge samenhang bezien met de aangetroffen goederen, duiden er naar uiterlijke verschijningsvorm op dat naast verdachte ook [medeverdachte] de beschikkingsmacht over deze goederen heeft uitgeoefend.
Daarmee staat vast dat verdachte de aangetroffen voorwerpen en grondstoffen voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren voor de productie van synthetische drugs en aldus ook dat zijn opzet, naar uiterlijke verschijningsvormen, op het voorbereiden of het bevorderen van die productie gericht is geweest.
Verdachte heeft zelfstandig uitvoeringshandelingen verricht die strafbaar gesteld zijn in artikel 10a van de Opiumwet. In aanmerking genomen dat verdachte ook wist dat zijn medeverdachte betrokken was bij wat zich in de woning aan de [adres] bevond, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank ook het opzet gehad op het tezamen en in vereniging met een ander plegen van die voorbereidingshandelingen, waarbij sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Overwegingen en conclusies ten aanzien van feit 1
Daarnaast stelt de rechtbank op grond van het voorgaande vast dat op 24 februari 2023 in de woning aan de [adres] 520,60 gram MDMA is aangetroffen. Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend met uitzondering van het medeplegen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat de aangetroffen hoeveelheid MDMA – zowel de pillen als de kristallen – voor zijn eigen gebruik en voor het gebruik van zijn vrienden aanwezig had en dat deze MDMA niet mede van [medeverdachte] was, ongeloofwaardig. De rechtbank verwijst naar wat zij hiervoor heeft overwogen over de aanwezigheid van verdachte en [medeverdachte] in de woning. Beiden hadden toegang tot de gehele woning en dus de beschikkingsmacht over de MDMA. De rechtbank is dan ook, gelet op al het hiervoor overwogene in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk op 24 februari 2023 te Zwolle 520,60 gram MDMA aanwezig heeft gehad, zoals onder 1 ten laste is gelegd.
3.3.2
Ten aanzien van feit 3, feit 4 en feit 5
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 3, 4, en 5 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten met uitzondering van het medeplegen en het drijven van een groothandel heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
  • Het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 februari 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • Een schriftelijk bescheid, te weten een Productbeoordeling 23-092 van de Inspectie Gezondheidszorg en jeugd van 30 juni 2023 (pagina’s 329 tot en met 334) en de bijbehorende bijlage (pagina’s 337 en 338);
  • Een schriftelijk bescheid, te weten de bevoegdheidsbeoordeling 23-092 van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd van 30 juni 2023 van [verdachte] (pagina’s 660 tot en met 662);
  • Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport Identificatie van drugs van het NFI van 18 september 2023 (pagina’s 240 tot en met 242);
  • Het proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen van 9 juni 2023 (pagina 252 en 253, Item 11).
In aanvulling op de hierboven en de reeds onder 3.3.1 vastgestelde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank specifiek ten aanzien van feit 3, feit 4 en feit 5 het volgende vast.
Naast verdachte beschikte [medeverdachte] ook niet over enige bevoegdheid tot het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten met een geneesmiddel als bedoeld in de Geneesmiddelenwet en met een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet. Krachtens artikel 18, eerste lid, Geneesmiddelenwet is een dergelijke vergunning vereist om bepaalde handelsactiviteiten te mogen verrichten met geneesmiddelen, waaronder het in voorraad hebben. Krachtens artikel 40, tweede lid, Geneesmiddelenwet is het verboden bepaalde activiteiten te verrichten met geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning is verleend voor de Nederlandse markt, waaronder het in voorraad hebben. [14]
Onder 3.3.1 heeft de rechtbank vastgesteld dat [medeverdachte] gebruik maakte van een iPhone 11, waarin onder andere verschillende chats en foto’s met betrekking tot drugs en medicijnen zijn gevonden. In die gesprekken ging het ook over de verkoop van drugs en medicijnen, zoals temazepam en oxazepam. [15] Daarnaast zat DNA van [medeverdachte] op de on/off-knop van de tabletteermachine [16] en heeft [getuige] verklaard dat zij de stemmen van verdachte en [medeverdachte] hoorde bij de tabletteermachine. [17]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van medeplegen en of sprake is van een ‘groothandel’ in de zin van artikel 18 van de Geneesmiddelen en overweegt daaromtrent als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte dat de aangetroffen voorraad geneesmiddelen alleen van hem was niet aannemelijk is. De rechtbank komt tot dit oordeel gelet op verschillende omstandigheden.
Allereerst zijn geneesmiddelen door de gehele woning van verdachte op verschillende plekken in verschillende ruimtes aangetroffen, zoals beneden in de woonkamer en op de zolder. [medeverdachte] verbleef ook in deze woning. Verdachte heeft bekend dat hij met de tabletteermachine medicijnen maakte, dat hij deze medicijnen aanwezig had in de woning en dat hij medicijnen aan bekenden verkocht. Op de on/off-knop van de tabletteermachine is het DNA van [medeverdachte] aangetroffen, er lagen potjes met pillen op de zolder waar [medeverdachte] verbleef en er stonden vergelijkbare potjes in de woonkamer. Verder valt op dat de geneesmiddelen in een grote hoeveelheid aanwezig waren en dat lege verpakkingsmaterialen, etiketten en lege capsules zijn aangetroffen die gebruikt konden worden voor het fabriceren van medicijnen. Daarnaast zijn deze verpakkingsmaterialen, lege capsules en een tabletteermachine geen typische of herkenbare huisraad (zoals bijvoorbeeld huishoudelijke apparaten, kleding of meubilair). De rechtbank merkt verder op dat de chats die in de telefoon van [medeverdachte] zijn aangetroffen – met daarin ook verstuurde foto’s in de periode van november 2022 – duidelijk gaan over de handel in de soorten geneesmiddelen die in de woning zijn aangetroffen.
Voor het aanwezig hebben van de geneesmiddelen dan wel verdovende middelen is vereist dat verdachte daarover de feitelijke macht kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. De Hoge Raad geeft aan dat daarvoor niet noodzakelijk is dat de middelen zich in de directe nabijheid van de verdachte bevinden en evenmin hoeft te worden vastgesteld dat de middelen aan verdachte toebehoren of dat hij ten aanzien daarvan beschikkings- of beheersbevoegd is. Voldoende is dat de middelen zich in de machtssfeer van verdachte bevinden. Gelet op die maatstaf en gezien het voorgaande en de opgenomen bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat verdachte de geneesmiddelen en verdovende middelen zoals deze ten laste zijn gelegd onder 3 en 4 opzettelijk in voorraad heeft gehad met als doel deze te verhandelen. Verdachte heeft dit ook bekend.
Medeverdachte [medeverdachte] verbleef geruime tijd in de woning en kon zich in de gehele woning begeven. Bovendien verbleef [medeverdachte] op de zolder, waar ook geneesmiddelen zijn gevonden. Daarnaast wijzen de chats in zijn telefoon erop dat ook [medeverdachte] de medicijnen en verdovende middelen opzettelijk voorhanden had.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte samen met [medeverdachte] op 24 februari 2023 Temazepam, Oxazepam en Etizolam, zoals vermeld op lijst II van de Opiumwet, opzettelijk aanwezig heeft gehad. Ook acht de rechtbank op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 24 februari 2023 de ten laste gelegde geneesmiddelen opzettelijk in voorraad heeft gehad en omstreeks 24 februari 2023 heeft verkocht. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 en 5 ten laste gelegde samen met een ander heeft begaan.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte een groothandel in geneesmiddelen heeft gedreven zonder dat hem hiervoor een handelsvergunning was verleend. Onder het drijven van een groothandel in de zin van de Geneesmiddelenwet dient volgens artikel 1, eerste lid, onder kk, van die wet te worden verstaan ‘een of meer activiteiten binnen het geheel van groothandelen, zoals het inkopen, in voorraad hebben, afleveren of uitvoeren van door derden bereide of ingevoerde geneesmiddelen of werkzame stoffen’. De enkele omstandigheid waarin een entiteit geneesmiddelen in (handels)voorraad heeft, leidt reeds tot de vaststelling dat sprake is van het ‘drijven van een groothandel’. Nu verdachte een grote hoeveelheid geneesmiddelen in voorraad heeft gehad en aan hem en aan [medeverdachte] geen fabrikanten- of groothandelaarsvergunning was verleend als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van het opzettelijk drijven van een groothandel in geneesmiddelen terwijl hij niet in het bezit was van een handelsvergunning, zoals onder 3 ten laste is gelegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 24 februari 2023 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 520,60 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in de periode van 1 januari 2023 tot en met 24 februari 2023 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, en
- het opzettelijk vervaardigen van MDMA, (met)amfetamine en een of meer andere stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededader, wisten of ernstige reden hadden te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door het voorhanden hebben van
- een druk-reactieketel en
- diverse grondstoffen (waaronder 1 liter methylamine, lactose, cellulose, 800 gram PMK-glycidezuur, 500 gram MAMDPA, 1 kilogram zout van BMK-glycidezuur, 300 gram MAPA, 22,5 liter natrimhydroxide, 34 kilogram citroenzuur, 4,5 liter aceton, 1 liter ethlacetaat) en
- een enkelslagstabletteermachine (met bijbehorende stempels) en
- kookplaten en
- jerrycans en
- schroefdopvaten en
- een weegschaal en
- drukketels
ten behoeve van de productie van die MDMA en (met)amfetamine, of een of meer andere stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
hij op 24 februari 2023 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens opzettelijk, zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, telkens geneesmiddelen niet bedoeld voor onderzoek, te weten:
- 31 potjes ‘Temazepam’, elk bevattende 10 mg van de werkzame stof temazepam (volgnummer 101)
- 800 tabletten Dianobol methandieone, elk bevattende 10 mg van de werkzame stof methandieone (volgnummer 107)
- 300 tabletten ‘Omeprazol Auro 40 mg’, elk bevattende 40 mg van de werkzame stof omeprazol (volgnummer 113)
- 140 tabletten ‘Vardenforce-60’, elk bevattende 60 mg van de werkzame stof vardenafil (volgnummer 134)
- 100 tabletten ‘Vidalista 40’, elk bevattende 40 mg van de werkzame stof tadalafil (volgnummer 141)
- 60 tabletten ‘Oxazepam Accord 50 mg’, elk bevattende 50 mg van de werkzame stof oxazepam (volgnummer 143)
- 30 tabletten ‘Tramadol HCI Retard 100 mg’, elk bevattende 100 mg van de werkzame stof tramadol (volgnummer 147)
telkens heeft bereid, in voorraad heeft gehad en te koop heeft aangeboden, dan wel een groothandel daarin heeft gedreven;
4
hij omstreeks 24 februari 2023 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens opzettelijk, geneesmidelen waarvoor geen handelsvergunnging geldt, te weten:
- 31 potjes ‘Temazepam’, elk bevattende 10 mg van de werkzame stof temazepam
(volgnummer 101)
- 800 tabletten Dianobol methandieone, elk bevattende 10 mg van de werkzame
stof methandieone (volgnummer 107)
- 140 tabletten ‘Vardenforce-60’, elk bevattende 60 mg van de werkzame stof
vardenafil (volgnummer 134)
- 100 tabletten ‘Vidalista 40’, elk bevattende 40 mg van de werkzame stof tadalafil
(volgnummer 141)
telkens in voorraad heeft gehad, te koop heeft aangeboden, heeft verkocht en afgeleverd;
5
hij op 24 februari 2023 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 31 potjes Temazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Temazepam
- 60 tabletten, althans een hoeveelheid, Oxazepam, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende Oxazepam en
- 167,08 gram Etizolam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
Etizolam, telkens zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 47 Sr, de artikelen 2, 3, 10, 10a en 11 van de Opiumwet, de artikelen 18 en 40 van de Geneesmiddelenwet en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 3, feit 4 en feit 5:
gedeeltelijk eendaadse samenloop van de misdrijven
medeplegen van de overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18, eerste lid van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan
en
medeplegen van de overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan
en
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 442 dagen waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf voor de duur van 240 uren gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven. Daarnaast kan aan verdachte een taakstraf worden opgelegd in combinatie met een eventuele forse voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee of drie jaren.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten. Verdachte heeft een hoeveelheid MDMA in zijn bezit gehad en hij en zijn mededader hebben zich bezig gehouden met het voorbereiden van de productie van MDMA en (met)amfetamine. Daarnaast heeft verdachte illegaal gehandeld in geneesmiddelen, waarvan een aantal geneesmiddelen ook stoffen bevatten die onder de Opiumwet vallen. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte geneesmiddelen, waarvan een aantal uitsluitend op doktersrecept verkrijgbaar is, onbevoegd aan particulieren verkocht en verstrekt. De Geneesmiddelenwet regelt, onder meer in het belang van de volksgezondheid, de productie, de handel, het voorschrijven en het verstrekken van geneesmiddelen en bevat voorschriften voor het veilig gebruik hiervan. Het gebruik daarvan in een verkeerde dosering en zonder voorafgaande diagnose door een arts kan een verslaving in de hand werken of zelfs fatale gevolgen hebben. Bovendien dient bij het voorschrijven en bij de verstrekking van deze medicijnen een toets plaats te vinden op de combinatie met andere geneesmiddelen die iemand gebruikt. Dit wordt door de arts respectievelijk apotheker gedaan die volgens het wettelijk systeem de geneesmiddelen verstrekt. Tot slot houdt het onoordeelkundig verstrekken van medicijnen in het algemeen aanzienlijke risico’s in voor de gezondheid van de betrokken afnemers. Verdachte heeft geen oog gehad voor deze risico’s en vanuit financieel gewin gehandeld.
De persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 12 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 12 februari 2024. De reclassering heeft beschreven dat verdachte een roerige tijd heeft doorgemaakt. Hij is in 2019 gescheiden en in 2020 overleed zijn vader plotseling. Hierdoor ontstond emotionele instabiliteit met als gevolg overmatig alcohol- en drugsgebruik in een verwoede poging deze heftige emoties te dempen. Vervolgens ontstonden er financiële problemen en door zijn drugsgebruik leerde hij mensen uit het criminele circuit kennen waarmee hij in zee ging. Volgens de reclassering waren het deze omstandigheden die ertoe hebben geleid dat verdachte, als first offender, in delictgedrag verviel. De reclassering heeft verder gerapporteerd dat verdachte zijn leven inmiddels ten goede heeft gekeerd. Verdachte is zelfstandig gestopt met zijn middelengebruik, heeft contact met andere betrokkenen vermeden, heeft hulp gezocht bij zijn financiële- en psychosociale problemen en hij heeft een goedbetaalde baan gevonden. Vanwege het getaxeerde lage recidiverisico acht de reclassering reclasseringsbemoeienis niet geïndiceerd en zij adviseert dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering heeft nog opgemerkt dat een eventuele onvoorwaardelijke gevangenisstraf, groter dan de periode die hij in voorarrest doorbracht, vanuit reclasseringsoptiek ongewenst is, omdat dit zou kunnen betekenen dat verdachte dan zijn baan verliest.
De straf of maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en gelet op de ernst van de gepleegde feiten. De rechtbank overweegt voorts dat de onderdelen van de bewezenverklaring van feit 3 enerzijds en van de feiten 4 en 5 anderzijds, in een onderlinge verhouding van eendaadse samenloop staan, voor zover deze betrekking hebben op geneesmiddelen en verdovende middelen met eenzelfde stofnaam.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 442 dagen, waarvan 364 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaren. Dit betekent dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als waarborg om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. Daarnaast acht de rechtbank de oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren passend en geboden.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het inbeslaggenomen contante geld (€ 1.450,00) verbeurd moeten worden verklaard.
De raadsvrouw heeft betoogd dat het inbeslaggenomen contante geld aan verdachte dient te worden teruggegeven, nu niet bewezen kan worden dat dit bedrag is verkregen door een strafbaar feit.
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde geldbedrag (€ 1.450,00) verbeurd moet worden verklaard, omdat verdachte het geldbedrag in bezit had, hij het ten eigen bate kan aanwenden en aannemelijk is dat dit uit de baten van de strafbare feiten is verkregen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 33, 33a 55 en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 3, feit 4 en feit 5:
gedeeltelijk eendaadse samenloop van de misdrijven
medeplegen van de overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18, eerste lid van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan
en
medeplegen van de overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan
en
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
442 (vierhonderdtweeënveertig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
364 (driehonderdvierenzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
het in beslag genomen voorwerp
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten het geldbedrag (€ 1.450,00) ([code]);
opheffing geschorste bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en
mr. J.L. Souman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, Districtsrecherche IJsselland met nummer ON1R023015, onderzoek Coyote. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking) van 26 februari 2023 (pagina 141).
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 17 maart 2023 (pagina’s 136 en 137).
4.Het proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking) van 26 februari 2023 (pagina’s 141 tot en met 148).
5.Het proces-verbaal van 29 juni 2023 (pagina’s 275 tot en met 280).
6.Het proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen van 9 juni 2023 (pagina’s 243, 249 en 250, 256 en 257), een schriftelijk bescheid, te weten het rapport NFiDENT 13 juni 2023 (pagina 266) en een schriftelijk bescheid, te weten het rapport NFiDENT 13 juni 2023 (pagina 267).
7.De deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van 1 september 2023 (pagina’s 268 en 269).
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige] van 24 februari 2023 (pagina’s 109 en 110).
9.Het proces-verbaal van bevindingen van 28 februari 2023 (pagina 169).
10.Het proces-verbaal van bevindingen Onderzoek telefoon Apple iPhone 11 Pro Max van 2 mei 2023 (pagina’s 700 tot en met 839, meer specifiek pagina’s 700 tot en met 702, 706, 712, 833 en 834).
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 23 maart 2023 (pagina 80).
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 24 februari 2023 (pagina’s 34 en 35).
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 23 maart 2023 (pagina 46).
14.Een schriftelijk bescheid, te weten de bevoegdheidsbeoordeling 23-092 van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd van 30 juni 2023 van [medeverdachte] pagina’s 663 tot en met 666).
15.Het proces-verbaal van bevindingen Onderzoek telefoon Apple iPhone 11 Pro Max van 2 mei 2023 (pagina’s 700 tot en met 839, meer specifiek pagina’s 833 en 834).
16.De deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van 1 september 2023 (pagina’s 268 en 269).
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige] van 24 februari 2023 (pagina’s 109 en 110).