Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
1.Inleiding en korte samenvatting
2.De procedure
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 8,
- de brief van 5 januari 2024 waarin een mondelinge behandeling is aangekondigd,
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
Haviltex-maatstaf). In artikel 15.1 is vermeld dat de koopovereenkomst kan worden ontbonden indien uiterlijk op 14 juni 2023 door de koper geen bindend aanbod is ontvangen. In artikel 15.3. van de koopovereenkomst staat dat de partij die de ontbinding inroept er voor zorg dient te dragen dat de mededeling dat de ontbinding wordt ingeroepen uiterlijk op de eerste werkdag na de datum waarvan in de betreffende ontbindende voorwaarde sprake is door de wederpartij of diens makelaar is ontvangen. Tussen partijen is niet in geschil dat dit (zonder verlenging) betekende dat [gedaagden] de ontbinding van de koopovereenkomst uiterlijk op 15 juni 2023 konden inroepen, namelijk de eerste werkdag na 14 juni 2023 (de datum genoemd in artikel 15.1 onder a).
nietin de plaats diende te worden gesteld van de in artikel 15.1 van de koopovereenkomst genoemde datum, maar dat deze datum betrekking had op de uiterste dag waarop de mededeling van dat een beroep op het financieringsvoorbehoud werd gedaan [eisers] zou hebben moeten bereikt, kan niet worden aangenomen. Dat [gedaagden] mochten begrijpen dat de datum in de e-mail diende ter vervanging van de in artikel 15.1 genoemde datum leidt de rechtbank ook af uit het feit dat in dezelfde e-mail de datum van de bankgarantie is verlengd tot 28 augustus 2023; aldus werd de termijn van een week tussen de in artikel 15.1 genoemde datum en de datum waarop een bankgarantie moest zijn gesteld, gehandhaafd.
- i) één afwijzing van
- ii) een erkende geldverstrekkende bankinstelling aan verkoper of diens makelaar dient te worden overgelegd, die
- iii) de naam van de aanvrager,
- iv) het adres van de woning waarvoor de aanvraag is gedaan,
- v) het aangevraagde hypotheekbedrag (dat lager moet zijn dan het maximumbedrag genoemd in lid 1) en
- vi) de reden van afwijzing vermeldt.
Wat betreft de reden van afwijzing is er in de koopovereenkomst geen criterium gesteld voor de mate van inzichtelijkheid en duidelijkheid van die reden. Strikt genomen kan de mededeling van BLG dat zij “om haar moverende redenen geen offerte kan aanbieden”, ook als reden worden gezien. Voor zover al zou moeten worden aangenomen dat de afwijzingsbrief geen reden bevat, kan die omstandigheid in dit geval niet aan [gedaagden] worden tegengeworpen. Datzelfde geldt voor het ontbreken van een bedrag in de afwijzingsbrief. Voldoende vast is komen te staan dat [gedaagden] er alles aan gedaan hebben om aan hun verplichtingen van artikel 15 van de koopovereenkomst te voldoen. Niet gesteld of gebleken is dat zij konden weten dat een afwijzing van BLG niet alle vereiste gegevens zou vermelden. Zij hebben meteen nadat [eisers] kenbaar hadden gemaakt niet akkoord te gaan met het inroepen van het financieringsvoorbehoud BLG verzocht om het bedrag van aanvraag en de reden van afwijzing alsnog te verstrekken. Dat heeft BLG (in eerste instantie) geweigerd, zo blijkt uit de e-mail van BLG van 22 augustus 2023. Het lag buiten het vermogen van [gedaagden] om BLG te dwingen die gegevens in de afwijzing alsnog en uiterlijk diezelfde dag te doen vermelden. Daar komt bij dat [bedrijf 2] namens [gedaagden] op dat moment al aan [eisers] hadden laten weten dat het bedrag van aanvraag aanzienlijk lager lag dan het maximum van € 280.000,00, en dat de juistheid van die mededeling (weliswaar na 22 augustus 2023) door een nagekomen verklaring van BLG is bevestigd. Dat [eisers] op 22 augustus 2023 enige reden hadden om te veronderstellen dat de aanvraag was gedaan voor een bedrag groter dan het maximum is gesteld noch gebleken. De nagekomen verklaring van BLG geeft voorts als (aanvulling op de) reden van afwijzing op dat [gedaagden] niet binnen de acceptatieregels van BLG viel. Dat [eisers] op enigerlei wijze in hun belangen zijn geschaad omdat zij niet eerder of meer inzicht hebben gekregen in de hoogte van het bedrag waarvoor financiering was aangevraagd, en in de reden van afwijzing, dan hieruit blijkt, is evenmin gesteld of gebleken.