Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[eiser 1],
2.
[eiser 2],
1.De procedure
- de akte van [gedaagde] van 28 februari 2024.
Rechtbank Overijssel
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 13 maart 2024, zijn eiser 1 en eiser 2, respectievelijk de ex-partner en de vader van eiser 1, betrokken in een geschil met gedaagde, de ex-partner van eiser 1. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser 2 afgewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van € 10.000,00 aan eiser 1. De zaak draait om de afbouw van een woning die door eiser 1 en gedaagde samen is aangeschaft en waar eiser 2, als aannemer, bij heeft geholpen. Na de breuk tussen eiser 1 en gedaagde hebben zij het huis samen afgebouwd, maar er ontstond een geschil over de kosten. Eiser 2 claimde dat de totale kosten voor materialen en arbeid € 209.474,36 bedroegen, waarvan eiser 1 de helft had betaald, maar gedaagde weigerde haar deel te betalen.
De rechtbank oordeelde dat eiser 2 zijn vordering onvoldoende had onderbouwd, ondanks eerdere aanwijzingen om dit te doen. Eiser 2 had geen akte ingediend om zijn stellingen te verduidelijken, waardoor de rechtbank besloot zijn vordering integraal af te wijzen. Eiser 2 werd ook veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die in totaal € 5.086,50 bedroegen. Eiser 1 daarentegen kreeg een deel van zijn vordering toegewezen, namelijk de schadevergoeding van € 10.000,00, terwijl andere vorderingen, zoals die voor buitengerechtelijke incassokosten, werden afgewezen. De proceskosten tussen eiser 1 en gedaagde werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen.