ECLI:NL:RBOVE:2024:1552

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
C/08/311026 / KG ZA 24-48
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H. Bottenberg-van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing beslag op AOW-uitkering in kort geding na niet-naleving eerdere veroordeling

In een kort geding heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 25 maart 2024 uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres vorderingen heeft ingesteld tegen gedaagde. Eiseres had eerder in een kort geding, op 18 januari 2024, een vonnis verkregen waarin gedaagde werd veroordeeld om het beslag op de AOW-uitkering van eiseres op te heffen en de gelden die uit hoofde van het beslag waren overgemaakt, aan eiseres of haar advocaat over te boeken. Gedaagde heeft zich echter niet aan deze veroordeling gehouden, wat heeft geleid tot de huidige procedure.

Eiseres vordert in deze zaak onder andere de opheffing van het beslag dat gedaagde heeft gelegd op haar AOW-uitkering. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiseres toegewezen en gedaagde in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde niet is verschenen en dat er verstek is verleend. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde de eerdere veroordelingen niet is nagekomen en dat de vorderingen van eiseres gegrond zijn. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat gedaagde de deurwaarder opdracht moet geven tot onmiddellijke uitbetaling van een bedrag van € 5.305,14 aan eiseres, en dat dit vonnis in de plaats van de opdracht van gedaagde geldt indien hij niet binnen 28 uur aan deze verplichting voldoet.

De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 1.284,72, en gedaagde is veroordeeld tot betaling van deze kosten binnen veertien dagen na aanschrijving. Tevens is de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/311026 / KG ZA 24-48
Vonnis in kort geding van 25 maart 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M.J.H. Mühlstaff te Deventer,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

Voor het verloop van de procedure tot nu toe verwijst de rechtbank naar de dagvaarding van 5 maart 2024 met producties. [gedaagde] heeft naar aanleiding van de dagvaarding en voor de mondelinge behandeling twee e-mailberichten aan de rechtbank gestuurd. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 maart 2024. [gedaagde] is niet verschenen, tegen hem is verstek verleend. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De samenvatting

In een eerder kortgedingvonnis heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank [gedaagde] veroordeeld om het door hem gelegde beslag op de AOW-uitkering van [eiseres] op te heffen en de gelden die uit hoofde van het beslag zijn overgemaakt, aan [eiseres] of haar advocaat over te boeken. [gedaagde] heeft zich niet aan de uitvoering van dat vonnis gehouden. Daarom vordert [eiseres] in deze zaak onder andere dat de voorzieningenrechter het beslag opheft. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [eiseres] toe en veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten.

3.De feiten

3.1.
Bij vonnis in kort geding van 18 januari 2024, zaaknummer C/08/307010 / KG ZA 23-271, heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank -samengevat- geoordeeld dat [gedaagde] binnen 48 uur na betekening van het vonnis het onder de SVB gelegde beslag op de AOW-uitkering van [eiseres] moet opheffen. Ook is [gedaagde] veroordeeld om binnen 48 uur na betekening van het vonnis de bedragen die de SVB aan de deurwaarder heeft overgemaakt, op de rekening van [eiseres] of haar advocaat over te maken, op straffe van een dwangsom. Ten slotte is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
Bij exploot van 29 januari 2024 is het vonnis als bedoeld onder r.o. 3.1. aan [gedaagde] betekend. Tevens is aan [gedaagde] bevel gedaan om aan de inhoud van het vonnis te voldoen. Ten slotte is de aanzegging gedaan dat [gedaagde] dwangsommen verbeurt, wanneer hij geen gevolg geeft aan het bevel.
3.3.
[gedaagde] heeft zich niet gehouden aan de veroordelingen in het vonnis.
3.4.
Bij exploot van 14 februari 2024 is op verzoek van [eiseres] onder [naam 1], deurwaarder, executoriaal derdenbeslag gelegd.
3.5.
Bij exploot van 20 februari 2024 is een afschrift van het proces-verbaal van het
(op 14 februari 2024) gelegde beslag aan [gedaagde] betekend.
3.6.
Bij e-mail van 1 maart 2024 heeft [gedaagde] aan de advocaat van [eiseres] laten weten dat:
‘(…)
Onder vermelde reageert op de e-mail van 1 maart 2024 door U te verwijzen naar gerechtsdeurwaarder [naam 1] diede verantwoordelijkdraagt voor het executoriaal derdenbeslag ten laste van mw. [eiseres] bij het SVB. U hebt door onder vermelde te dagvaarden m.i. een onjuiste rechtspersoon gekozen.(…)’.
3.7.
Bij e-mail van 4 maart 2024 heeft de deurwaarder, [naam 2], aan de advocaat van [eiseres] doorgegeven dat er tot dat moment een brutobedrag van € 5.305,14 is ontvangen van het SVB.
3.8.
[gedaagde] heeft op 4 maart 2024 en 7 maart 2024 e-mails aan de rechtbank gestuurd. In zijn eerste e-mail stelt hij dat de deurwaarder verantwoordelijk is voor de beslaglegging en meldt hij zich af voor de zitting. In de tweede e-mail heeft [gedaagde] aan de rechtbank geschreven dat uit de betekende dagvaarding niet blijkt dat [eiseres] haar advocaat een opdracht heeft gegeven om dit kort geding te voeren of bedragen te innen, en meldt hij zich wederom af voor de zitting omdat er volgens hem geen sprake is van een rechtsgeldige dagvaarding. Nu [gedaagde] echter niet ter zitting is verschenen, kan op deze berichten gelet op artikel 11.1 en 11.2 van het Landelijk procesreglement kort gedingen, geen acht worden geslagen.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert -samengevat- dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. het zijdens [gedaagde] gelegde derdenbeslag onder de SVB op 10 november 2023 opheft;
subsidiair:
II. bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de opdracht/mededeling van [gedaagde] aan de SVB tot opheffing van het gelegde derdenbeslag;
primair:
III. [gedaagde] veroordeelt om deurwaarder [naam 1] opdracht te geven tot onmiddellijke uitbetaling van het bedrag van € 5.305,14 op de rekening van [eiseres] , met een directe schriftelijke mededeling aan de advocaat van [eiseres] ;
subsidiair:
IV. indien [gedaagde] die opdracht niet binnen 28 uur na dit vonnis aan de deurwaarder heeft gegeven, dit vonnis in de plaats van de opdracht van [gedaagde] aan de deurwaarder heeft te gelden;
primair en subsidiair:
V. [gedaagde] veroordeelt in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[gedaagde] is niet verschenen.

5.De beoordeling

Formaliteiten
5.1.
Ten aanzien van de niet-verschenen [gedaagde] zijn de voorgeschreven formaliteiten en termijnen voor oproeping in acht genomen, zodat tegen hem verstek wordt verleend.
5.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de advocaat van [eiseres] – ten overvloede - desgevraagd verklaard dat hij de opdracht heeft gekregen van [eiseres] om deze zaak aan te spannen. De advocaat die stelt dat hij een bepaalde partij in rechte vertegenwoordigt, wordt op zijn woord geloofd. [1] Het overleggen van een volmacht of opdracht om dat aan te tonen is niet nodig.
Spoedeisend belang5.3. Voor toewijzing van een vordering in kort geding is een spoedeisend belang vereist. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vorderingen. De voorzieningenrechter zal de vorderingen hierna inhoudelijk behandelen.
Opheffing beslag en opdracht aan de deurwaarder tot betaling aan [eiseres]5.4. Om een beslag op te heffen, zal de deurwaarder daartoe een opdracht moeten krijgen van zijn opdrachtgever, in dit geval [gedaagde] . Het is niet aan de deurwaarder om eigenstandig een beslag op te heffen als hij daar geen opdracht voor heeft gekregen. Kennelijk heeft [gedaagde] die opdracht niet aan de deurwaarder gegeven, terwijl hij dat wel had moeten doen. De voorzieningenrechter heeft
hem( [gedaagde] ) daar in zijn vonnis van 18 januari 2024 immers toe veroordeeld.
5.5.
[gedaagde] is de veroordelingen die tegen hem zijn uitgesproken in het kortgedingvonnis van 18 januari 2024 niet nagekomen. Dat [eiseres] in dit kort geding vraagt om opheffing van het beslag, komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen. Datzelfde geldt voor de vordering om [gedaagde] te veroordelen om aan de deurwaarder opdracht te geven om tot betaling van
€ 5.305,14 over te gaan, en dat als [gedaagde] die opdracht niet aan de deurwaarder geeft binnen 28 uur na dit vonnis, het vonnis in de plaats van de opdracht van [gedaagde] heeft te gelden.
Proceskosten
5.6.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 136,72
- griffierecht € 320,00
- salaris advocaat € 697,00
- nakosten
€ 131,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal €1.284,72
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
heft het op 10 november 2023 ten laste van [eiseres] onder het SVB gelegde beslag op;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om deurwaarder [naam 1] opdracht te geven tot onmiddellijke uitbetaling van het bedrag van € 5.305,14 op de rekening van [eiseres] , met een directe schriftelijke mededeling aan de advocaat van [eiseres] ;
6.3.
bepaalt dat indien [gedaagde] niet binnen 28 uur na de betekening van dit vonnis de opdracht als bedoeld onder 6.2. aan de deurwaarder heeft gegeven, dit vonnis in de plaats van de opdracht van [gedaagde] geldt;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.284,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg-van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2024.

Voetnoten

1.ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3643 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6155, r.o. 5.3.2