ECLI:NL:RBOVE:2024:1589

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
08-104452-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit met schadevergoeding aan Enexis

Op 26 maart 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man, die zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 13.928,56 te betalen aan Enexis Netbeheer B.V. De feiten vonden plaats tussen 20 januari 2019 en 29 december 2021, waarbij de verdachte in zijn woning een hennepkwekerij had opgezet en elektriciteit had gestolen door deze illegaal af te nemen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen had, met uitzondering van de braak en/of verbreking die leidde tot de diefstal van elektriciteit, waar hij van werd vrijgesproken. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de lange pleegperiode en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de schadeposten naar billijkheid schatte en de vordering voor het overige afwees.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-104452-23 (P)
Datum vonnis: 26 maart 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 maart 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.M.J.A. Peters en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.M. Klappe, advocaat in Almere, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 Sv op de terechtzitting van 12 maart 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, samen met anderen of alleen, gedurende een periode van bijna drie jaren:
feit 1:hennep heeft geteeld;
feit 2:elektriciteit heeft gestolen door middel van braak of verbreking.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
20 januari 2019 tot en met 29 december 2021 te Hengelo, (althans) gemeente Hengelo
(O), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk meermalen, althans eenmaal, heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 280 hennepplanten, althans hennep zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 20 januari 2019 tot en met 29 december 2021 te Hengelo, (althans) gemeente Hengelo (O) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een hoeveelheid elektriciteit (in totaal ongeveer 246.091 kwh), in elk geval enig goed, dat/die (telkens) geheel of ten dele aan Enexis B.V., in elk geval (telkens) aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of (telkens) die/dat weg te nemen elektriciteit/goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard, maar dat partieel moet worden vrijgesproken omdat van een kortere pleegperiode moet worden uitgegaan, namelijk de periode van 1 augustus 2019 tot en met 29 december 2021.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen (integrale) vrijspraak is bepleit (behalve over de pleegperiode waarop de rechtbank hierna zal ingaan) - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] :
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 maart 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, opgemaakt door verbalisant
  • het proces-verbaal van aangifte namens Enexis Netbeheer B.V. te ’s-Hertogenbosch van 5 januari 2022.
De rechtbank overweegt daarbij in reactie op het verweer van de raadsvrouw als volgt. Verdachte heeft op de terechtzitting, na vragen van de rechtbank, verklaard dat de hennepkwekerij in januari 2019 in zijn woning is opgezet en gestart. Ook heeft verdachte, in zijn laatste woord, ongevraagd verklaard dat de hennepkwekerij ongeveer een half jaar na zijn verhuizing is opgezet. Uit het dossier blijkt dat verdachte sinds 25 juli 2018 staat ingeschreven aan het [adres 2] . [2] Dit is door verdachte ter terechtzitting ook bevestigd. De begindatum van de ten laste gelegde pleegperiode is
20 januari 2019 en komt daarmee overeen met wat verdachte over de start van de hennepkwekerij ter terechtzitting heeft verklaard.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en gaat bij de bewezenverklaring uit van 20 januari 2019 als begindatum van de pleegperiode.
De rechtbank overweegt verder dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet bewezen verklaard kan worden dat verdachte betrokken is geweest bij de braak en/of verbreking die heeft geleid tot de diefstal van elektriciteit door de verdachte. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij
op een of meerdere tijdstip(pen) gelegenin
of omstreeksde periode van
20 januari 2019 tot en met 29 december 2021 te Hengelo (O),
(althans) gemeente Hengelo
(O), tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,opzettelijk meermalen,
althans eenmaal,heeft geteeld,
bereid,en bewerkt,
verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 280 hennepplanten,
althans hennepzijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij
op een of meerdere tijdstip(pen) gelegenin
of omstreeksde periode van 20 januari 2019 tot en met 29 december 2021 te Hengelo (O),
(althans) gemeente Hengelo (O)tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,een hoeveelheid elektriciteit
(in totaal ongeveer 246.091 kwh), in elk geval enig goed, dat/die (telkens)
geheel of ten deleaan Enexis B.V.
, in elk geval (telkens) aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen
, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of (telkens) die/dat weg te nemen elektriciteit/goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 3 juncto 11 van de Opiumwet (OW) en artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) . Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel als bedoeld in artikel 11 lid 5 van die wet, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte enkel een taakstraf op te leggen. Zij heeft aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met het bepaalde in artikel 63 Sr, de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat verdachte al lange tijd geen contacten heeft gehad met politie en justitie.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode, bijna drie jaar lang, schuldig gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt in zijn woning. Daarnaast (en daartoe) hebben verdachte en zijn medeverdachte(n) elektriciteit gestolen door dit op illegale wijze buiten de meter om af te nemen.
Door zijn handelen heeft verdachte een aandeel geleverd in de handel in softdrugs. Hennep is een softdrug die een gevaar vormt voor de gezondheid. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat met deze handel in softdrugs aanzienlijke financiële belangen zijn gemoeid, grote winsten worden behaald en dat deze vaak leidt tot verschillende vormen van criminaliteit. Door uitsluitend te handelen vanuit behoefte aan financieel gewin is verdachte bovendien voorbijgegaan aan het feit dat hij langdurig brandgevaar heeft veroorzaakt voor de directe omgeving en omwonenden. De rechtbank rekent ook dit verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 23 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder, in 2012 is veroordeeld voor hennepteelt en diefstal van stroom. Vanwege een veroordeling van 7 november 2022 zal de rechtbank rekening houden met het bepaalde in artikel 63 Sr.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de reclassering van 13 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte geen werk heeft, onder bewind staat en € 70,-- leefgeld per week ontvangt. De reclassering ziet de houding van verdachte en zijn financiële situatie als directe criminogene factoren. Geadviseerd wordt om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, nu de reclassering geen noodzaak ziet voor verplichte hulpverlening, noch mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Op te leggen straf
Hoewel de rechtbank vanwege de omvang van de hennepkwekerij en de duur van de pleegperiode in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend acht, zal zij daar vanwege het tijdverloop in deze zaak, niet toe overgaan. Als uitgangspunt geldt dat het strafgeding met een einduitspraak moet zijn afgerond binnen twee jaar na aanvang ervan, afgezien van bijzondere omstandigheden die een langere duur rechtvaardigen. In deze zaak zal de rechtbank de ingangsdatum van de redelijke termijn bepalen op de dag waarop de hennepkwekerij is aangetroffen en verdachte is aangehouden, te weten op 29 december 2021. De rechtbank overweegt daarbij dat uit het reclasseringsrapport en uit verdachtes verklaring ter terechtzitting duidelijk is geworden dat hij onder de vrees voor verdere vervolging heeft geleefd en dat de lange duur van de procedure op hem heeft gedrukt. Dit betekent, uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren, dat dit vonnis drie maanden na het verstrijken van de redelijke termijn wordt gewezen. De rechtbank zal daarom in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte een (forse) taakstraf opleggen. De rechtbank acht daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf passend. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Enexis Netbeheer B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 18.181,04, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- administratiekosten € 397,84
- netwerkkosten 1043 dagen € 1.602,50
- verbruik elektriciteit € 15.946,70
- tarief inspecteur (3 uren) € 234,00
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel dient te worden toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering omdat de berekening is gebaseerd op een te lange pleegperiode. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de berekening gebaseerd moet zijn op zeven tot acht oogsten en dat het schadebedrag daarom dient te worden gematigd. De raadsvrouw heeft verzocht om geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder feit 2 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Over de hoogte van de schadepost ‘verbruik elektriciteit’ overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de verklaringen van verdachte komt de rechtbank tot het oordeel dat uitgegaan dient te worden van negen oogsten en een tiende, zo goed als afgeronde, kweekcyclus. De rechtbank gaat daarom uit van tien volledig benutte kweekrondes en ziet aanleiding om het bedrag dat wordt gevorderd als schadepost ‘verbruik elektriciteit’ naar billijkheid te schatten op een bedrag van € 11.694,22.
De opgevoerde schadeposten van administratiekosten, netwerkkosten en het tarief voor de inspecteur zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank zal de vordering daarom gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 13.928,56, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 december 2021, en zal de vordering voor het overige afwijzen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, nu de benadeelde partij over zelfstandige invorderingsmogelijkheden beschikt.
8. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V. van een bedrag van in totaal
€ 13.928,56(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
29 december 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022015405. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Informatiestaat SKDB-persoon, uittreksel van 30 januari 2024.