ECLI:NL:RBOVE:2024:1803

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
10799765 \ CV EXPL 23-4444
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van eindafrekening en afgifte van verkeersregelaarspas

In deze zaak heeft eiser, die als verkeersregelaar bij gedaagden heeft gewerkt, betaling van zijn eindafrekening gevorderd. Gedaagden erkenden dat zij nog een eindafrekening aan eiser moesten betalen, maar hielden de betaling op omdat eiser zijn verkeersregelaarspas nog niet had teruggegeven. Gedaagden vorderden als tegeneis de afgifte van de verkeersregelaarspas. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagden de eindafrekening aan eiser moesten betalen, aangezien zij dit niet betwistten. Tevens werd de tegeneis van gedaagden toegewezen, waardoor eiser verplicht werd de verkeersregelaarspas terug te geven. De procedure begon met een dagvaarding op 2 november 2023, waarna beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser recht had op een bedrag van € 540,51 aan salaris, dat gedaagden te laat hadden uitbetaald. Eiser kreeg ook recht op wettelijke verhoging en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden aan gedaagden opgelegd, terwijl eiser in de tegeneis in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10799765 \ CV EXPL 23-4444
Vonnis van 2 april 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: Florijn incasso,
tegen

1.[gedaagde 1],

gevestigd te [vestigingsplaats],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2],
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 3],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden],
procederend in persoon.

1.Inleiding en korte samenvatting

1.1.
[eiser] heeft op basis van een arbeidsovereenkomst korte tijd als verkeersregelaar bij [gedaagden] gewerkt. In deze procedure vraagt [eiser] betaling van de eindafrekening van die arbeidsovereenkomst. [gedaagden] erkent dat zij nog een eindafrekening aan [eiser] moeten betalen, maar zij heeft de betaling daarvan opgeschort omdat [eiser] zijn verkeersregelaarspas nog niet aan [gedaagden] heeft teruggegeven. Als tegeneis vraagt [gedaagden] om afgifte van die pas.
1.2.
De kantonrechter wijst betaling van de eindafrekening toe, nu [gedaagden] niet heeft betwist dat zij die aan [eiser] moet betalen. Ook wordt de tegeneis van [gedaagden] toegewezen, [eiser] moet de verkeersregelaarspas aan [gedaagden] teruggeven.
1.3.
Dit verkort weergegeven oordeel wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
[eiser] is deze procedure begonnen met zijn dagvaarding, uitgebracht op 2 november 2023. [gedaagden] heeft op de dagvaarding van [eiser] gereageerd met haar conclusie van antwoord, met daarin een tegeneis (een eis in reconventie). Daarna hebben beide partijen nogmaals op elkaars standpunten gereageerd, waarbij door [eiser] ook is ingegaan op de tegeneis van [gedaagden].
2.2.
Vervolgens is bepaald dat de kantonrechter in deze zaak een vonnis zal wijzen.

3.De beoordeling

Wat er vast staat
3.1.
[eiser] is vanaf 1 maart 2023 bij [gedaagden] in dienst getreden in de functie van verkeersregelaar, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, tegen een salaris van € 2.253,34 bruto.
3.2.
Voor het uitvoeren van werkzaamheden als verkeersregelaar is een verkeersregelaarspas nodig. Voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden heeft [gedaagden] aan [eiser] een dergelijke verkeersregelaarspas gegeven.
3.3.
Bij brief van 30 juni 2023 heeft [eiser] de arbeidsovereenkomst opgezegd.
3.4.
Partijen hebben veelvuldig contact gehad over uitbetaling van de eindafrekening en over het door [eiser] bij [gedaagden] inleveren van de verkeersregelaarspas. Op enig moment heeft [eiser] een (incasso)gemachtigde ingeschakeld om betaling van de eindafrekening door [gedaagden] te krijgen.
Wat [eiser] wil
3.5.
[eiser] vraagt de kantonrechter [gedaagden] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 540,51 aan salaris, te vermeerderen met een bedrag aan wettelijke verhoging, buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente.
Het verweer daartegen van [gedaagden]
3.6.
[gedaagden] heeft erkend dat zij nog een bedrag aan salaris aan [eiser] verschuldigd is. [gedaagden] is van mening dat [eiser] zijn verkeersregelaarspas nog bij haar moet inleveren en heeft daarom uitbetaling van het salaris opgeschort.
Wat [gedaagden] wil
3.7.
[gedaagden] heeft als tegeneis de kantonrechter gevraagd om [eiser] te veroordelen de verkeersregelaarspas aan [gedaagden] terug te geven.
3.8.
[eiser] heeft aangevoerd dat hij altijd bereid is geweest de pas terug te geven en dat [gedaagden] niet tot opschorting van de uitbetaling van zijn loon mocht overgaan.
Het oordeel van de kantonrechter
3.9.
De kantonrechter zal hierna de vordering van [eiser] en de tegenvordering van [gedaagden] samen beoordelen.
3.10.
Nu door [gedaagden] is erkend dat zij nog een bedrag van € 540,51 aan salaris aan [eiser] moet betalen, zal dit bedrag worden toegewezen.
3.11.
De tegenvordering van [gedaagden] zal ook worden toegewezen. [eiser] heeft namelijk niet betwist dat hij de verkeersregelaarspas aan [gedaagden] dient af te geven. Sterker nog, [eiser] heeft meerdere keren verklaard daartoe bereid te zijn.
3.12.
[eiser] vraagt ook om betaling van de wettelijke verhoging. Het staat in deze zaak vast dat [gedaagden] salaris te laat aan [eiser] heeft uitbetaald. Het te laat uitbetalen is daarnaast toe te rekenen aan [gedaagden], de werkgever. [gedaagden] heeft er namelijk zelf voor gekozen om uitbetaling van het salaris op te schorten. Het door [eiser] gevorderde bedrag aan wettelijke verhoging zal dan ook worden toegewezen.
3.13.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Het bedrag is hoger dan het in het Besluit genoemde tarief. Een bedrag van € 81,08 zal worden toegewezen.
3.14.
[eiser] vordert betaling van de wettelijke rente. Ook deze vordering is toewijsbaar aangezien [gedaagden] te laat is met betaling van een geldsom. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten is niet toewijsbaar, omdat niet gesteld of gebleken is wanneer [eiser] deze kosten precies heeft voldaan. De gevorderde rente over de verschenen rente zal ook worden afgewezen, omdat dit pas kan als achterstallige rente een vol jaar verschuldigd is (zie artikel 6:119 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek).
3.15.
[gedaagden] is in conventie (de eis van [eiser]) in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,10
- griffierecht
214,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2,00 punten × € 135,00)
Totaal
619,10
3.16.
In reconventie (de eis van [gedaagden]) is [eiser] in het ongelijk gesteld. Hij moet immers de verkeersregelaarspas teruggeven. [eiser] zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kantonrechter stelt deze aan de kant van [gedaagden] vast op nihil, omdat niet is gesteld of gebleken dat [gedaagden] kosten heeft gemaakt, nu zij geen gemachtigde heeft ingeschakeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 919,53, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 810,77, met ingang van 2 november 2023, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van € 619,10,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
In reconventie
4.5.
veroordeelt [eiser] tot afgifte aan [gedaagden] van de verkeersregelaarspas,
4.6.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagden] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2024. (wv)