ECLI:NL:RBOVE:2024:1805

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
10819266 \ CV EXPL 23-4715
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van factuur na aflevering van een kuiptent en geschil over gebreken en liggeld

In deze civiele zaak vordert partij A, een B.V., betaling van een factuur na de aflevering van een kuiptent. Partij B, de gedaagde, weigert te betalen en stelt dat de kuiptent gebrekkig is. Daarnaast vordert partij B vergoeding van extra liggeld door een vermeende te late levering van de kuiptent. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van een te late levering en dat de gebreken aan de kuiptent niet zijn vastgesteld. Mocht er wel een gebrek zijn, dan heeft partij A niet de gelegenheid gehad om dit te herstellen. De vordering van partij A wordt grotendeels toegewezen, terwijl de vorderingen van partij B worden afgewezen. De procedure omvat een dagvaarding, een conclusie van antwoord, en een mondelinge behandeling. De feiten tonen aan dat partij B een kuiptent heeft gekocht en een aanbetaling heeft gedaan, maar de factuur van € 1.780,00 is niet betaald. De kantonrechter concludeert dat partij B tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst en dat de factuur moet worden voldaan. De vordering tot herstel van de kuiptent door partij B wordt afgewezen, omdat niet is vastgesteld dat er sprake is van een gebrek. De kantonrechter wijst ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze niet voldoet aan de wettelijke eisen. De proceskosten worden toegewezen aan partij A.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10819266 \ CV EXPL 23-4715
Vonnis van 2 april 2024
in de zaak van
[partij A] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij A] ,
gemachtigde: mr. E. Douma,
tegen
[partij B],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij B] ,
procederend in persoon.
Samenvatting
[partij A] vordert na aflevering van een kuiptent betaling van de factuur hiervoor. [partij B] wil de factuur niet betalen, omdat de kuiptent volgens haar gebrekkig is. Ze vordert vergoeding van extra liggeld dat zij door te late levering van de kuiptent heeft moeten betalen en herstel van de gebreken aan de kuiptent. De kantonrechter oordeelt dat van een te late levering geen sprake is en dat een gebrek aan de kuiptent niet kan worden vastgesteld. Mocht er wel een gebrek zijn, dan is [partij A] niet in de gelegenheid gesteld het gebrek te herstellen. De vordering van [partij A] wordt -grotendeels- toegewezen en de vorderingen van [partij B] worden afgewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de per WeTransfer ontvangen foto’s van [partij B]
- het bericht van 4 maart 2024 met productie(s) van [partij B]
- de mondelinge behandeling van 4 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[partij B] heeft bij [partij A] een kuiptent gekocht voor haar boot. Bij bestelling heeft zij een aanbetaling gedaan van € 850,00. Na levering van de kuiptent heeft [partij A] op 21 juni 2023 een factuur naar [partij B] gestuurd van € 1.780,00 (inclusief BTW). [partij B] heeft de factuur niet betaald.
2.2.
Op 18 juli 2023 is er een e-mailwisseling tussen partijen geweest. [partij B] mailt die dag het volgende aan [partij A] :
“Ik weet niet waar het WEDEROM fout gaat bij jullie, maar zoals ik al op de dag van levering (welke 1,5 week later dan afgesproken was) direct had gebeld ben ik niet akkoord met hoe strak het zeil gespannen zit om onze boot, de kleuren en materiaal zijn zoals wij hadden gehoopt alleen de afwerking totaal niet! Op mijn belletje werd beantwoord dat ik het even tijd moest geven zodat het zeil in vorm kon komen met een paar regen buien en het weer. Tevens had ik op dit gesprek aangegeven dat wij het missende deel opgestuurd willen hebben aangezien dat ook was besproken dat het geleverd zou worden. Ik zou terug gebeld worden na deze ‘even tijd’ en ben tot op heden NIET gebeld, echter krijg ik wel een factuur welke ook niet volgens afspraak is. (door jullie miscommunicatie (eigenlijk gebrek aan communicatie) moesten wij langer uit het water blijven, waarop wij maar niet alleen het onderwaterschip hebben geverfd maar wel extra kosten hierop moesten maken wat op mindering zou worden gebracht op de factuur)Wij zouden het resterende deel betalen indien wij akkoord gaven op het zeil, wat ik dus NIET heb gegeven. Wij hebben gevaren, er is storm geweest e/d maar hij staat nog zeer strak! Zo strak dat het zelfs pijn doet om het achterste deel te wisselen! 1 knop schiet gewoon los, laat staan hoe dit gaat zijn in de winter als het materiaal door de temperatuur nog strakker gaat spannen. Om maar te zwijgen over hoe wij achter de gang van zaken moesten gaan.
Ik hoop dat dit niet jullie gebruikelijke gang van zaken is want dit is geen lovende recensie waard. En ik betaal graag voor een product als die wordt geleverd zoals afgesproken is in de afwerking wat je er van mag verwachten. Ik hoor graag hoe jullie dit denken op te lossen.”
Hierop heeft [partij A] als volgt gereageerd:
“Ik ga het gordijn naar je opsturen.
Het wisselen van de hor is eerst de bb rits een stukje dicht en niet de drukker vast en dan de stb rits een stukje. Dan de drukkers vast zetten en als laatste de ritsen. Drukkers niet los laten hangen, aangezien dan de folie gaat krimpen. De tent zou idd nu langzaam aan wat losser moeten gaan zitten. De knop die telkens losschiet is ws stuk in de binnenkant, ik zal er een meesturen en die kun je zo vervangen
Ik had u idd een korting beloofd voor de ene week dat u langer in de hal moest staan.
Aan de ene kant geen straf zei je want dan konden jullie mooi het dek en de railing nog verven”
2.3.
Op 25 september 2023 en 19 oktober 2023 heeft de gemachtigde van [partij A] brieven naar [partij B] gestuurd waarin hij haar aanmaant om tot betaling van de factuur van 21 juni 2023 over te gaan. De factuur is onbetaald gebleven.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[partij A] vordert - samengevat en na vermindering van eis - veroordeling van [partij B] tot betaling van € 1.874,50, vermeerderd met rente en kosten. Dit bedrag bestaat uit een hoofdsom van € 1.630,00 en een bedrag van € 244,50 voor buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
[partij A] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat [partij B] tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen. Volgens [partij A] moet [partij B] de overeenkomst alsnog nakomen, door de factuur van 21 juli 2023 te betalen.
3.3.
[partij B] voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [partij A] . Volgens [partij B] hebben partijen afgesproken dat zij de factuur pas hoeft te betalen op het moment dat zij een akkoord heeft gegeven op de geleverde kuiptent. Dat akkoord heeft zij niet gegeven, omdat de kuiptent volgens haar gebrekkig is: het zeil staat veel te strak gespannen. Daarnaast is de factuur volgens [partij B] onjuist, omdat hierop nog 2,5 week aan liggeld (á € 150,00 per week) in mindering moet worden gebracht, in verband met de te late levering van de kuiptent.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[partij B] vordert dat [partij A] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 375,00 en tot het herstellen van de kuiptent.
3.6.
[partij B] heeft aan de eerste vordering ten grondslag gelegd dat zij, doordat [partij A] de kuiptent te laat heeft geleverd, de boot 2,5 week langer aan de kant heeft moeten liggen. Hierdoor heeft zij 2,5 week aan liggeld (á € 150,00 per week) moeten betalen. Voor wat betreft de tweede vordering heeft [partij B] gesteld dat de geleverde kuiptent gebrekkig is, omdat het zeil veel te strak gespannen staat.
3.7.
[partij A] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Zij betwist dat de kuiptent te laat is geleverd. Volgens haar zijn partijen geen fatale termijn overeengekomen. Ten aanzien van het gevorderde herstel heeft zij aangevoerd dat, mocht er al sprake zijn van een gebrek, zij niet in verzuim verkeert.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie
4.1.
Tussen partijen is in geschil of:
- [partij B] de factuur aan [partij A] moet betalen;
- [partij A] een bedrag aan liggeld aan [partij B] moet voldoen, dat eventueel in mindering strekt op het gefactureerde bedrag;
- [partij A] herstelwerkzaamheden aan de aan [partij B] geleverde kuiptent moet verrichten.
De kantonrechter zal hieronder deze geschilpunten achtereenvolgens behandelen.
Betaling factuur
4.2.
Volgens [partij A] moet [partij B] op grond van de overeenkomst de factuur van 21 juni 2023 voldoen. [partij B] stelt dat dit niet zo is. Volgens [partij B] hebben partijen afgesproken dat zij het resterende bedrag voor de tentkuip pas te voldoen als zij de tentkuip heeft goedgekeurd. Die goedkeuring heeft zij niet gegeven, omdat de tentkuip veel te strak is.
Betaalafspraak
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat de afspraak waarop [partij B] zich beroept, afwijkt van wat partijen bij het aangaan van de overeenkomst met elkaar hebben afgesproken. Niet betwist is dat in de offerte en de daarop gevolgde opdrachtbevestiging staat dat bij bestelling een aanbetaling moet worden gedaan en dat het resterende deel na aflevering wordt gefactureerd. [partij A] betwist dat partijen hierna een hiervan afwijkende afspraak hebben gemaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [partij B] , gelet op de betwisting van [partij A] , haar stelling dat partijen een afwijkende betaalafspraak hebben gemaakt onvoldoende onderbouwd. Zo heeft zij geen correspondentie overlegd waaruit dit volgt. Uit de e-mail van [partij B] van 18 juli 2023 kan dit niet worden opgemaakt, omdat hieruit niet volgt dat [partij A] met die afwijkende afspraak heeft ingestemd. Ook heeft [partij B] niet aangegeven waar, wanneer en onder welke omstandigheden partijen de afwijkende betaalafspraak zouden hebben gemaakt. Gelet hierop, gaat de kantonrechter voorbij aan de door [partij B] gestelde betaalafspraak. Als uitgangspunt geldt dus dat [partij B] de factuur met het restantbedrag voor de kuiptent, die na aflevering van de kuiptent is verstuurd, moet voldoen.
Opschorting
4.4.
Het verweer van [partij B] kan ook worden opgevat als een beroep op opschorting als bedoeld in artikel 6:262 van het Burgerlijk Wetboek (BW). In dit artikel staat dat als een van partijen haar verplichting uit de overeenkomst niet nakomt, de andere partij de nakoming van de verplichting die hier tegenover staat mag opschorten. [partij B] heeft de factuur niet betaald, omdat de door [partij A] geleverde kuiptent volgens haar gebrekkig is.
4.5.
Voor een geslaagd beroep op opschorting is hier nodig dat [partij A] haar verplichting uit de tussen partijen gesloten overeenkomst niet nakomt. [partij A] betwist dat zij haar verplichting niet nagekomen is. Volgens haar heeft zij, na de e-mail van 18 juli 2023, geen klachten ontvangen over de geleverde kuiptent. Zij heeft naar aanleiding van de e-mail geprobeerd om een afspraak met [partij B] te maken om de tentkuip ter plekke te bekijken, maar dat heeft [partij B] volgens [partij A] steeds afgehouden. [partij A] heeft aangegeven dat zij op basis van de foto’s die [partij B] ter zitting heeft getoond, niet kan beoordelen of de tentkuip gebrekkig is.
4.6.
Ook de kantonrechter kan uit de overgelegde foto’s niet opmaken dat de kuiptent gebrekkig is. De kantonrechter volgt [partij A] in haar lezing dat voor die beoordeling de kuiptent ter plaatse moet worden bekeken en dat [partij B] die gelegenheid niet aan [partij A] heeft geboden. Ter zitting heeft [partij B] toegelicht dat zij door medische ingrepen niet in staat was [partij A] bij de boot te laten kijken. Onder deze omstandigheden had het naar het oordeel van de kantonrechter op haar weg gelegen om óf te communiceren met [partij A] dat zij op een nader te bepalen tijdstip [partij A] wel bij de boot kan ontvangen, óf iemand aan te wijzen die haar tijdens die periode waarnam. Door dit niet te doen heeft [partij B] [partij A] niet de gelegenheid gegeven de kuiptent te beoordelen en zo nodig herstel-/verbeterwerkzaamheden hieraan uit te voeren. Nu kan dus niet worden vastgesteld of sprake is van een gebrek en, mocht dat wel het geval zijn, dan heeft [partij A] geen gelegenheid gehad het gebrek weg te nemen. Van een tekortkoming door [partij A] als bedoeld in 6:262 BW is daarom geen sprake. Het beroep van [partij B] op opschorting slaagt dus niet en zij zal dan ook de factuur moeten betalen.
Liggeld
4.7.
[partij B] stelt dat zij met [partij A] heeft afgesproken dat [partij A] 2,5 week aan liggeld aan haar zou vergoeden, omdat de kuiptent te laat geleverd is. [partij A] betwist dat partijen een dergelijke afspraak hebben gemaakt en dat de kuiptent te laat geleverd is. Uit coulance had zij toegezegd een week liggeld op de factuur in mindering te brengen. Dat heeft zij bij de vermindering van eis alsnog gedaan.
4.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [partij B] onvoldoende onderbouwd dat partijen een afspraak hebben gemaakt over de vergoeding van 2,5 liggeld. Dit volgt niet uit de door [partij B] overlegde correspondentie. Daaruit volgt alleen dat [naam] namens [partij A] een korting heeft beloofd voor een week dat de boot van [partij B] langer in de hal heeft moeten staan. Die korting is bij de vermindering van eis alsnog toegepast. Over de overige 1,5 week ziet de kantonrechter in de producties niets terug. Ook kan de kantonrechter uit de processtukken niet opmaken dat partijen een (fatale) termijn overeengekomen zijn waarbinnen de tentkuip aan [partij B] geleverd had moeten worden en dat die termijn met 2,5 is overschreden. De kantonrechter zal daarom voorbijgaan aan het beroep van [partij B] op de vergoeding van 2,5 week aan liggeld.
Herstel kuiptent
4.9.
[partij B] vordert in reconventie herstel van de kuiptent. Dit is een vordering tot nakoming als bedoeld in artikel 3:296 lid 1 BW. Op grond van dit artikel kan iemand die tegenover de ander verplicht is iets te doen, daartoe door de rechter worden veroordeeld. Voor toewijzing van deze vordering is nodig dat [partij A] tegenover [partij B] verplicht is de kuiptent te herstellen. Zoals hiervoor is overwogen, kan niet worden vastgesteld dat sprake is van een gebrek aan de kuiptent en dus ook dat de kuiptent hersteld moet worden. De vordering tot herstel kan daarom niet worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
[partij A] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Zij heeft aan [partij B] een aanmaning verstuurd die niet voldoet aan de eisen van artikel
6:96 lid 6 BW. Er wordt daarin namelijk een hoger bedrag vermeld dan op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is toegestaan. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom afgewezen.
Slot
in conventie
Uit het voorgaande volgt dat de in conventie gevorderde hoofdsom van € 1.630,00 wordt toegewezen. Tegen de hierover gevorderde rente is geen verweer gevoerd, zodat de wettelijke rente vanaf 28 juni 2023 wordt toegewezen.
4.11.
[partij B] is in conventie grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
365,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
984,44
in reconventie
De vorderingen in reconventie worden afgewezen. [partij B] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
82,00
(0,5 ×(2,00 punten × € 82,00)
Totaal
82,00

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [partij B] om aan [partij A] te betalen een bedrag van € 1.630,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 28 juni 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten van € 984,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
5.3.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten van € 82,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en reconventie
5.4.
veroordeelt [partij B] tot betaling van de kosten van betekening als zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2024.