ECLI:NL:RBOVE:2024:1838

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
08-213362-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging met letsel en schadevergoeding aan slachtoffer

Op 5 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 37-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren voor het medeplegen van openlijke geweldpleging tegen een slachtoffer en een onbekend gebleven persoon. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 21 augustus 2020 in Enschede, samen met anderen, openlijk geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, die de ex-partner is van zijn huidige vriendin. De geweldshandeling vond plaats na een conflict dat al enige tijd speelde. De verdachte had een oproep gedaan in een WhatsApp-groep om hulp te vragen, waarna hij met anderen naar de locatie van het slachtoffer reed. Daar werd het slachtoffer ingesloten door twee auto’s, uit zijn auto getrokken en mishandeld. De rechtbank achtte de geweldshandelingen wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het trappen en slaan tegen het hoofd van het slachtoffer, waarvoor de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank legde een taakstraf op van 200 uren, rekening houdend met de ernst van het geweld en de omstandigheden waaronder het plaatsvond, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 918,00 aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-213362-20 (P)
Datum vonnis: 5 april 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende in [geboorteplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 maart 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.H.M. van Dinten, advocaat in Eindhoven, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] door mr. A.P. Drosten, advocaat in Enschede, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte (primair) deel uit heeft gemaakt van een groep die openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en een ander persoon, dan wel (subsidiair) samen met een of meer anderen [slachtoffer] en een ander persoon heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 21 augustus 2020 te Enschede openlijk, te weten aan de Jan Vermeerstraat en /of de Nicolaas Maesstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere perso(o)n(en), te weten (onder meer) [slachtoffer] door:
- het insluiten/omsingelen van voornoemde [slachtoffer] en/of een ander(e) perso(o)n(en) en/of
- te spuiten met een bijtende/brandende (vloei)stof naar voornoemde [slachtoffer] en/of een ander(e) perso(o)n(en) en/of
- voornoemde [slachtoffer] en/of een ander(e) perso(o)n(en) uit de auto te trekken en/of
- voornoemde [slachtoffer] en/of een ander(e) perso(o)n(en) naar de grond te brengen/trekken en/of vast te houden en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] en/of een ander(e) perso(o)n(en)(meermalen) te slaan, te stompen, te schoppen en/of te trappen tegen diens hoofd(en) en/of lichaam;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 augustus 2020 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (onder meer) [slachtoffer] heeft mishandeld door:
- het insluiten/omsingelen van voornoemde [slachtoffer] en/of een ander(e) perso(o)n(en) en/of
- te spuiten met een bijtende/brandende (vloei)stof naar voornoemde [slachtoffer] en/of een ander(e) perso(o)n(en) en/of
- voornoemde [slachtoffer] en/of een ander(e) perso(o)n(en) uit de auto te trekken en/of
- voornoemde [slachtoffer] en/of een ander(e) perso(o)n(en) naar de grond te brengen/trekken en/of vast te houden en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] en/of een ander(e) perso(o)n(en)(meermalen) te slaan, te stompen, te schoppen en/of te trappen tegen diens hoofd(en) en/of lichaam.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde te komen. Of dit bewijs ook overtuigend is, laat de raadsman aan het oordeel van de rechtbank over. Het spuiten van een bijtende/brandende vloeistof kan volgens de raadsman niet wettig en overtuigend worden bewezen, omdat verdachte niet de persoon is die deze geweldshandeling heeft verricht. Ook het trappen tegen het hoofd van [slachtoffer] of een ander persoon kan volgens de raadsman niet wettig en overtuigend worden bewezen. Van deze onderdelen van de tenlastelegging dient verdachte vrijgesproken te worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
Op basis van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzitting is besproken stelt de rechtbank het volgende vast.
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) is de ex-partner van [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Zij leven al enige tijd in onmin met elkaar. Samen hebben zij twee kinderen, die [slachtoffer] niet meer mag zien. Verdachte is de huidige partner van [naam 1] . Op 21 augustus 2020 verscheen [slachtoffer] bij de school van zijn kinderen. [naam 1] werd hierover door school ingelicht, waarop zij verdachte heeft gevraagd de kinderen van school op te halen. Hij heeft dit gedaan en vervolgens de kinderen bij zijn ouders afgezet. Verdachte heeft een bericht in de WhatsApp-groepschat genaamd “ [groepsnaam] ” met zeven deelnemers gestuurd. In dit bericht vroeg verdachte om hulp en gaf hij te kennen dat sprake was van een noodzaak, omdat ‘die gast’ bij de kinderen op school is. Deelnemers [alias 1] en [alias 2] reageren met de teksten: “(….) ik kom eraan welke school moet ik zijn” en “ik kom langs jou [alias 3] ”. Vervolgens reed verdachte in een donkerkleurige auto vanaf de woning van zijn ouders met een aantal andere personen richting de Jan Vermeerstraat. Daar reed [slachtoffer] in een lichtblauwe Fiat Punto. Bij hem in de auto zat nog een persoon. De auto van [slachtoffer] werd ingesloten/omsingeld door twee donkerkleurige auto’s. De inzittenden van beide donkerkleurige auto’s, onder wie verdachte, stapten uit en gingen de confrontatie aan met [slachtoffer] en de andere inzittende van de lichtblauwe Fiat Punto. Er werd een bijtende/brandende vloeistof in de Fiat Punto gespoten. [slachtoffer] en zijn bijrijder werden uit de auto getrokken, naar de grond gebracht en vastgehouden, waarna zij door verdachte en de andere inzittenden van de donkere auto’s werden geslagen/gestompt op het lichaam. Ook werden zij geschopt/getrapt tegen het lichaam.
De geweldshandelingen
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor aan feiten en omstandigheden heeft vastgesteld, is zij van oordeel dat de geweldshandelingen, zoals die aan verdachte zijn tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen zijn, met uitzondering van het trappen en slaan tegen het hoofd van [slachtoffer] of van een ander persoon. Alleen [slachtoffer] heeft expliciet verklaard dat hij tegen zijn hoofd is geslagen en getrapt. Zijn verklaring vindt op dit punt onvoldoende steun in het dossier. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er is getrapt of geslagen tegen het hoofd van [slachtoffer] of van een ander. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging. Dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is die de bijtende/brandende vloeistof in de auto heeft gespoten, staat een bewezenverklaring van die geweldshandeling in het kader van het gepleegde openlijk geweld niet in de weg. Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat die geweldshandeling is verricht in het aaneengesloten samenstel van gedragingen die in een en dezelfde vechtpartij zijn verricht en waaraan verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Gelet op het door verdachte gepleegde geweld en de gedragingen vanuit de groep waarvan verdachte deel uitmaakte, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er meer geweld vanuit de groep gepleegd zou worden. Er is derhalve sprake van opzet bij verdachte, minst genomen in voorwaardelijke zin, op het in vereniging plegen van geweld, daaronder ook het geweld in de vorm van het spuiten met een bijtende/brandende vloeistof. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 augustus 2020 te Enschede openlijk, te weten aan de Jan Vermeerstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten (onder meer) [slachtoffer] door:
- het insluiten/omsingelen van voornoemde [slachtoffer] en een ander persoon en
- te spuiten met een bijtende/brandende (vloei)stof naar voornoemde [slachtoffer] en een ander persoon en
- voornoemde [slachtoffer] en een ander persoon uit de auto te trekken en
- voornoemde [slachtoffer] en een ander persoon naar de grond te brengen/trekken en vast te houden en
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] en een ander persoon (meermalen) te slaan, te stompen, te schoppen en/of te trappen tegen diens lichaam.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, met het oog op het reclasseringsadvies van
13 december 2023, artikel 9a Sr toe te passen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aan verdachte een taakstraf voor de duur van 70 dan wel 60 uren op te leggen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorbracht.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 21 augustus 2020 samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] en een onbekend gebleven persoon. Het geweld heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een langdurig conflict tussen verdachte en [slachtoffer] . Volgens verdachte worden hij en zijn partner al jarenlang geterroriseerd door [slachtoffer] . Dit geeft wellicht een verklaring voor het handelen van verdachte, maar verontschuldigt dit gedrag absoluut niet. Naast [slachtoffer] is bovendien een persoon slachtoffer geworden die niets met het conflict van doen had. Een dergelijke vorm van eigenrichting kan in geen geval worden getolereerd. Verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Verdachte heeft, op zijn initiatief, samen met een aantal anderen de confrontatie met [slachtoffer] opgezocht, hetgeen uiteindelijk is uitgelopen op een explosie van geweld. Het geweld was dusdanig dat [slachtoffer] hier een klaplong en een ribbreuk aan over heeft gehouden. Hij heeft zes dagen in het ziekenhuis gelegen. Het gepleegde geweld heeft plaatsgevonden op een publiek toegankelijke straat, vlakbij een school, waar het op dat moment behoorlijk druk was, omdat de school net uit was. De rechtbank acht het zeer kwalijk dat deze kinderen, net als enkele anderenongewild getuige zijn geweest van het excessieve geweld dat is toegepast door verdachte en de anderen. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 2 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij het Leger des Heils, over verdachte opgemaakte advies van 13 december 2023. Uit dit advies komt onder meer naar voren dat verdachte algemene maatschappelijke doelen nastreeft en zijn leven op orde heeft. Uit onderzoek van de reclassering komen geen problemen ten aanzien van huisvesting, dagbesteding, financiën, sociaal netwerk, relatie, middelengebruik en/of psychosociale problemen naar voren. Het delictsgedrag van verdachte kan door de reclassering niet worden herleid naar directe problemen in de agressieregulatie of in de impulscontrole. Verdachte loopt sinds 2020 in een schorsingstoezicht bij de reclassering en heeft gedurende de afgelopen jaren een meewerkende houding en inzet getoond. Het risico op recidive evenals het risico op letsel wordt ingeschat als laag. De reclassering adviseert de rechtbank om een schuldigverklaring zonder strafoplegging te overwegen.
De op te leggen straf
De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt. Verdachte is op
23 augustus 2020 in verzekering gesteld. Dit betekent, uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren, dat dit vonnis ruim anderhalf jaar na het verstrijken van de redelijke termijn wordt gewezen. De rechtbank is van oordeel dat deze aanzienlijke overschrijding matiging van de hierna te vermelden op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Het in de LOVS gestelde oriëntatiepunt voor een openlijke geweldpleging, waarbij sprake is van lichamelijk letsel, is een taakstraf van 150 uren. Bij lichamelijk letsel valt in dat kader te denken aan een of meer builen, schrammen of blauwe plekken. Het letsel – in het bijzonder de klaplong en ribbreuk – is aanzienlijk ernstiger. Ook de omstandigheden waaronder de openlijke geweldpleging heeft plaatsgevonden (nabij een school) en de rol die verdachte daarin heeft gespeeld wegen strafverzwarend mee. De rechtbank acht gelet op de LOVS-oriëntatiepunten en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. Desalniettemin zal de rechtbank, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn en op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in plaats daarvan een (forse) onvoorwaardelijke taakstraf opleggen. De officier van justitie heeft bij haar eis weliswaar rekening gehouden met de voornoemde overschrijding van de redelijke termijn, maar naar het oordeel van de rechtbank doet een taakstraf voor de duur van 150 uren zoals is gevorderd door de officier van justitie geen recht aan de ernst van het feit en de overige in aanmerking te nemen omstandigheden, meer in het bijzonder de ernst van het letsel en het feit dat twéé personen zijn toegetakeld.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 200 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.196,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade voor een bedrag van € 196,00 bestaat uit de schadepost ‘zeven dagen ziekenhuis ad € 28,00 per dag volgens Richtlijn Letselschaderaad’. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 2.000,00 gevorderd. Ter terechtzitting heeft de raadsman van de benadeelde partij de vordering gewijzigd in die zin, dat de vordering van de materiële schade is gematigd tot een bedrag van € 168,00. Derhalve wordt er, na de wijziging van de vordering van de benadeelde partij ter terechtzitting, een totaalbedrag van € 2.168,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van materiële schade in het geheel voor toewijzing vatbaar is. De gevorderde immateriële schade kan volgens de officier van justitie worden toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt dat de vordering van de materiële schade, met inachtneming van de voornoemde wijziging van de raadsman van de benadeelde partij ter terechtzitting, toegewezen kan worden. De benadeelde partij moet ten aanzien van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, nu er mogelijk sprake is van een deel eigen schuld en nu de vordering niet is onderbouwd met stukken van een psycholoog. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van maximaal € 250,00 toegewezen kan worden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost ten aanzien van de materiële schade is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 168,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank zal ten aanzien van de gevorderde immateriële schade gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade naar billijkheid vast te stellen. Zij stelt de schade vast op € 750,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen en voor het overige, te weten een bedrag van € 1.250,00, afwijzen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met achttien dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c en 22d.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het
primairten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 918,00 (bestaande uit € 168,00 materiële schade en € 750,00 immateriële schade);
- wijst de vordering van de benadeelde partij af tot een bedrag van € 1.250,00;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 918,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2020);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 918,00, (zegge: negenhonderdachttien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
21 augustus 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 18 (achttien) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.G.J. Gehring, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. H.J. Berends, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Kleinlugtenbeld, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 april 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020396750. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 22 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 21 augustus 2020 werd mijn partner gebeld door de school van haar kinderen, omdat [slachtoffer] bij de school zou zijn geweest. Zij vroeg of ik de kinderen van school wilde halen. Toen ik bij de school aankwam zeiden de medewerkers tegen mij dat twee onverzorgde mannen hadden gevraagd naar de kinderen. Ik nam de kinderen mee naar mijn ouders. Ik heb hen daar afgezet. Vanaf het huis van mijn ouders zijn er twee mensen met mij meegegaan in de auto. Ik wil geen namen van deze jongens geven, want het conflict ging tussen mij en [slachtoffer] . Op de Jan Vermeerstraat zag ik [slachtoffer] in zijn auto. Ik zei tegen de jongens die bij mij in de auto zaten: “ik ga even met hem praten”. Van praten is het uiteindelijk niet echt gekomen. Ik haalde [slachtoffer] uit de auto en gaf hem een paar tikken.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 22 augustus 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever op pagina 102 e.v.:
Plaats delict: Jan Vermeerstraat, Enschede
Pleegdatum: 21 augustus 2020
Ik wil graag aangifte doen van wat er gisteren gebeurt is, ik ben mishandeld en bedreigd door [alias 2] , de nieuwe vriend van mijn ex-vriendin [naam 1] . Sinds vorig jaar mag ik mijn kinderen niet meer zien. Ik heb een relatie gehad met [naam 1] en samen hebben we 2 kinderen.[…] Ik ben toen alle scholen die in de buurt zijn langs gegaan om mijn kinderen te zoeken. Dit was gisteren. Ik was met de auto. Dit is een blauwe Fiat Punto. Ik was samen met iemand. […] Ik was dus bij de school de [school] in [school] .[…] Ik ben naar het schoolplein gelopen. […] Even later kwam de juf naar mij toe. Ik vroeg haar naar mijn kinderen. Ze zei dat ze hier niet op school zaten.[…] Ik ben toen weggegaan. […] Ik reed nog steeds in mijn auto met dezelfde persoon naast mij. Toen ik bij de school aankwam zei mijn vriend tegen mij: "he daar staan 2 donkere auto's".[…] Ik ben toen rustig doorgereden. Ik zag toen in mijn spiegel dat die auto's gingen rijden. 1 van die auto's reed achter mij aan. De ander reed weg. Ik sla dan rechtsaf. Ik zie dan dat een zwarte auto hard op mij af komen rijden. Ik probeer te ontwijken door om een lantaarnpaal heen te rijden, echter mijn auto slaat af. Ik zag dat er 2 man uit die auto sprongen en op mij af kwamen lopen. Ik herkende 1 van die mannen als het nieuwe vriendje van mijn ex [naam 1] . Ik ken hem als [alias 2] . Ze liepen dus allebei op mij af. Ik zag niet wat er verder gebeurde. Ik had het raam open. Die jongens beginnen mij te slaan door het open raam heen. Er werd iets bijtends in de auto gespoten. Ik proefde dit in mijn mond.[…] Mijn vriend naast mij werd ook geslagen. Ik weet niet door wie en waar die jongens vandaan kwamen. Ik zag dat mijn vriend uit de auto getrokken werd. Ik heb die jongens wel eens gezien maar ik ken ze niet. Toen ik uit de auto was werd ik gelijk weer vast gepakt. Ik werd geslagen, meerdere keren door [alias 2] , de vriend van mijn ex [naam 1] . Hij raakte mij met zijn vuisten overal, op mijn hoofd en bovenlichaam. Ik lag op de grond en werd vastgehouden. Ondertussen sloegen ze ook op mijn vriend in. Ik was heel erg bang en het deed mij veel pijn. Ik weet niet meer hoe vaak ze mij raakten.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 21 augustus 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige op pagina 118 e.v.:
Vandaag 21 augustus 2020 […] toen ik in de klas was hoorde ik een harde knal.
Daarop ben ik gelijk naar buiten gelopen. Die harde knal kwam uit de Jan
Vermeerstraat. Toen ik op de Jan Vermeerstraat was zag ik drie auto's op de rijbaan
staan achter elkaar. Twee van de drie auto's was donker en de auto in het midden was
blauw van kleur. De blauwe auto had schade aan de achterzijde. […] Vervolgens zag ik dat de inzittenden van de donkere auto's uitstapten en gelijk naar de blauwe auto liepen. Het waren meerdere getinte mannen. […] Een van de mannen aan de passagier zijde heeft iets in de auto gespoten. Ik hoorde iets sissen en zag wat verneveling. Gelijk daarna werden de passagier en de bestuurder van die blauwe auto door die mannen uit de auto getrokken. Toen de beide mannen uit de auto waren, werd er gelijk op die mannen ingeschopt en ingeslagen.
Uiteindelijk lukte de beide mannen zich los te rukken en weg te rennen. De mannen die insloegen op die mannen, gingen die mannen ook achterna. Het lukte die mannen om de man die op de passagier stoel had gezeten op de hoek Adrian Brouwerstraat-Jan Vermeerstraat te pakken. Daar begonnen ze ook weer in te slaan op die man. Ik dacht ze slaan die man dood. […] Het waren meerdere mannen. Ik schat ongeveer 8 man.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, met als bijlage een fotoblad, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] van 22 augustus 2020 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant op pagina 134 e.v.:
[…] In belang van het onderzoek hebben wij de telefoon van de verdachte in beslag genomen voor waarheidsvinding. Ik heb de telefoon van de verdachte bekeken en gekeken of er nog relevante informatie in stond wat betrekking kan hebben op gisteren. Ik heb de volgende bevindingen gevonden:
[afbeelding]
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , van 23 augustus 2020 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant op pagina 144 e.v.:
In dit onderzoek werd de telefoon van verdachte [naam 2] inbeslaggenomen en gericht
ingekeken door collega [verbalisant 1] . Ik las dat er een aantal berichten in berichtenserver WhatsApp waren gevonden die vermoedelijk over de openlijk geweldpleging gingen. Zo zag ik onder andere dat: een persoon met de naam [alias 2] en telefoonnummer [telefoonnummer] zegt:
"Boys, wie kan me helpen, noodzaak" en later "Bro die ggast is bij de kinderen op
school, ik haal nu autje op".
Hierop heb ik dit telefoonnummer opgezocht in politieregister blue-spot. Ik zag dat
dit nummer gekoppeld was aan: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] -1986.