ECLI:NL:RBOVE:2024:1943

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
10709500 CV EXPL 23-3351
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande bedragen voor juridische werkzaamheden door Kortenbach van Steensel Advocaten en Belastingdeskundigen B.V.

In deze zaak vorderde Kortenbach van Steensel Advocaten en Belastingdeskundigen B.V. betaling van openstaande bedragen van gedaagden, die juridische werkzaamheden door eiser hadden laten verrichten. De rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, heeft op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. V. Kortenbach, had gedaagden, een moeder en haar zoon, ingeschakeld voor juridische bijstand met betrekking tot een gedwongen verkoop van een woning. De gedaagden waren in gebreke gebleven met betalingen voor de verleende diensten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de werkzaamheden waren verricht en dat de gedaagden de openstaande bedragen niet hadden voldaan. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van de vorderingen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De vordering van eiser werd grotendeels toegewezen, waarbij de rechtbank ook oordeelde dat indien de zoon zijn schuld aan Kortenbach zou voldoen, de moeder bevrijd zou zijn van haar betalingsverplichting. De kosten van de procedure werden eveneens aan de gedaagden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 10709500 CV EXPL 23-3351
Vonnis van 26 maart 2024
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Kortenbach van Steensel Advocaten en Belastingdeskundigen B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Den Haag,
eisende partij, hierna ook wel Kortenbach te noemen,
gemachtigde: mr. V. Kortenbach,
- tegen -
[gedaagde 1],
wonende te [woonplaats 1],
gedaagde partij sub 1, hierna ook wel [gedaagde 1] te noemen,
en
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij sub 2, hierna ook [gedaagde 2] te noemen,
gemachtigde: mr. F. Konuksever.

1.De procedure

1.1
De procedure blijkt uit het tussenvonnis van 21 november 2023 waarbij een mondelinge behandeling bepaald werd. Kortenbach heeft, vooruitlopend op de mondelinge behandeling nog een akte indienen nadere stukken genomen met o.a. een geluidsopname van een telefoongesprek tussen mr. Kortenbach en [gedaagde 2].
1.2
De mondelinge behandeling werd vastgesteld en gehouden op 6 februari 2024. Namens Kortenbach was aanwezig mr. Kortenbach. [gedaagde 1] was eveneens aanwezig, bijgestaan door mr. Konuksever. [gedaagde 2] was niet verschenen.
1.3
Beide partijen hebben hun wederzijdse standpunten mondeling toegelicht waarna het vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn moeder en zoon.
2.2
[gedaagde 1] was voor 50% eigenaar van haar toenmalige woning aan de [adres], het resterende deel van 50% was in gelijke delen in eigendom van haar twee zoons, waaronder [gedaagde 2].
2.3
[gedaagde 1] heeft Kortenbach in 2021 ingeschakeld om voor haar juridische werkzaamheden te verrichten met betrekking tot een (mogelijk) gedwongen verkoop van de hiervoor genoemde woning door hypotheekbank Obvion.
Bij e-mail d.d. 18 augustus 2021 mailt mr. Kortenbach aan [gedaagde 1];
Ik schat de kansen in een executie kort geding laag in. Hierbij een link naar een soortgelijke zaak, waarin je kan lezen welke afweging de rechter zal maken:
[….]
Ik zal de bank wel vandaag bellen of ze instemmen met de koopakte op hoofdlijn.
2.4
De woning werd vervolgens in eerste instantie verkocht aan de heer [naam] (hierna: [naam]) voor een bedrag van € 186.000,00. Omdat [naam] de financiering van die woning niet rond kreeg, werd de koopovereenkomst ontbonden waarna de boeteclausule van 10% werd toegepast, waardoor [gedaagde 1] en haar twee zoons een vordering van € 18.600,00 kregen op [naam].
2.5
Bij e-mail d.d. 29 september 2021 mailt mr. Kortenbach aan [gedaagde 1]:
Beste [gedaagde 1],
Hierbij bevestig ik dat je me dringend hebt gevraagd om een executie kort geding op te starten.
Ik heb je geïnformeerd over de geschatte kosten van €3.000 en gezegd dat ik daartoe bereid ben, op voorwaarde dat je deze voorschiet.
In reactie daarop heb je gezegd meteen € 1.000 te zullen overmaken en de rest (€ 2.000) begin volgende week.
Maar uit onze administratie blijkt dat het tot heden te declararen bedrag al € 1.869,12 bedraagt. Zie bijgaand.
Daarom wil ik het volgende met je afspreken: de € 1.000 die je zojuist hebt overgemaakt strekt, net als jouw eerste voorschot van € 225, in mindering op bijgaande factuur. Hierdoor staat er nog € 869,12 open, tot heden.
Voor het kort geding zal ik je apart een declaratie toesturen. De griffiekosten zijn €309,00, de deurwaarderskosten voor de dagvaarding ca. € 100. Deze zal ik je, met een voorschot voor honorarium, later deze week in rekening brengen, e.e.a. samen tot een bedrag van €2.000. Jouw betaling van € 2.000 strekt dan eerst in mindering op bijgaande declaratie. Wat overblijft strekt in mindering op de volgende declaratie. Tot zekerheid voor de nakoming van jouw betalingsverplichting, neem ik dan genoegen met een pandrecht op
jouw vordering op [naam]. Zie bijlage 2, de pandakte. Mijn verzoek is om die ondertekend terug te sturen (origineel graag per post nazenden).
Dan ga ik verder met het kort geding.
2.6
Op 29 september 2021 is tussen [gedaagde 1] en Kortenbach een pandakte overeengekomen waarbij [gedaagde 1] als pandgever haar vordering op [naam] verpand heeft aan Kortenbach als pandnemer met als reden:
De verpanding geschiedt tot meerdere zekerheid voor de betaling van de vordering van pandnemer op pandgever wegens verrichte werkzaamheden en betaalde voorschotten in het kader van rechtsbijstand, vermeerderd met noodzakelijke (werkelijke) kosten tot voldoening in rechte.
2.7
Bij e-mail d.d. 5 oktober 2021 deelt mr. Kortenbach [gedaagde 1] het volgende mee:
Zoals je weet heb ik de koopovereenkomst met de heer [naam] zojuist per brief ontbonden.
Tegelijkertijd heb ik hem gesommeerd om de helft van de boete, zijnde € 8.950, te betalen.
Ik verwacht dat hij hieraan niet zal voldoen en dat de betaling dus via de kantonrechter zullen moeten afdwingen.
Wat onze kosten toto en met heden betreft, geldt het volgende.
Er staat nog van een eerdere declaratie een bedrag van € 869,12 open. De kosten van het kort geding inclusief de uren van vandaag bedragen € 2.337,33, exclusief griffierecht. Zie bijgaande nieuwe declaratie. Dat maakt samen € 3.206,45.
Ik had je vooraf al gewaarschuwd voor deze kosten, maar je wilde persé doorzetten. Het verzoek is om dit bedrag deze week te voldoen. Lukt je dat niet, laat dan weten wat wel lukt.
Het griffierecht (€ 309) breng ik je pas in rekening, als het aan ons in rekening is gebracht.
Nadat de koper van de veiling bekend is en zich gemeld heeft, zullen we proberen met hem afspraken te maken over ontruiming van de woning per 1 december a.s.
2.7
[naam] is, onder toezegging dat een reeds door mr. Kortenbach ingediend faillissementrekest zou worden ingetrokken, akkoord gegaan met een betalingsregeling voor aflossing van zijn schuld aan [gedaagde 1]. Hij heeft vanaf 5 februari 2022 zeven keer maandelijks een bedrag van € 500,00 aan Kortenbach betaald. In het kader van die regeling deelt mr. Kortenbach bij e-mail van 29 augustus 2022 [gedaagde 2] het volgende mee:
[...]
Ik heb met je moeder afgesproken, dat wij in verband met de noodsituatie inzake het huurhuis bereid zijn om de € 500,00 die we deze maand van de heer [naam] hebben ontvangen, en de € 500,00 die we volgende week van hem ontvangen, door te storten naar jouw rekening zodat jij daarmee de huurachterstand van je moeder kan betalen.
Als voorwaarde heb ik wel gesteld, dat jouw moeder instemt met onze opgaaf van de schuld die zij aan ons heeft volgens onze administratie – ik schat op ca, € 3.000 – en dat zij dat bedrag na haar vrijkomen binnen 6 maanden betaalt, met bedragen van minimaal € 500 per maand, en dat wanneer zij hiermee in gebleke blijft, wij de € 1.000, rechtstreeks bij jou als eigen schuld van jou kunnen terugvorderen. Zij is hiermee akkoord gegaan en ik wil jou ook vragen om hiermee akkoord te gaan, als je gehuwd bent, en geregistreerd partner, dan moet je echtgenote of partner hiermee ook instemmen.
[…]
2.8
In reactie hierop deelt [gedaagde 2] de volgende dag via de e-mail mee:
Geachte Vincent Kortenbach,
bij deze bevestig ik uw berichtgeven (onderstaand) en geef ik akkoord.
Ik ben nog ongehuwd.
Het bankrekeningnummer is [….]

3.Het geschil

de vordering:
3.1
Kortenbach vordert om bij vonnis en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde 1] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Kortenbach te betalen een bedrag van € 2.806,94 vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.440,94 vanaf 6 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. [gedaagde 2] te veroordelen om als eigen schuld tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Kortenbach te betalen een bedrag van € 1.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
3. Voor recht te verklaring, dat voor zover [gedaagde 2] zijn schuld aan Kortenbach heeft voldaan, [gedaagde 1] ter zake is bevrijd.
4. Ten slotte vordert Kortenbach de hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente.
3.2
De vordering is gebaseerd op de vaststaande feiten en op de stelling dat Kortenbach, in de persoon van mr. Kortenbach in opdracht en voor rekening van [gedaagde 1] juridische werkzaamheden heeft verricht waarvoor hij bedragen in rekening heeft gebracht middels de facturen die als nagezonden productie 7 in het geding zijn gebracht. Het gaat daarbij om een totaalbedrag van € 6.665,94. Daarop strekt in mindering een bedrag van in totaal € 3.000,00 welk bedrag door [naam] betaald is en een bedrag van € 1.225,00 dat door [gedaagde 1] betaald is. Daarmee komt het openstaande bedrag op € 2.440,94 van welk bedrag van [gedaagde 1] geen betaling valt te verkrijgen. Kortenbach maakt dan ook aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten ad € 366,00 en wettelijke rente vanaf 30 augustus 2023.
3.3
Kortenbach vordert van [gedaagde 2] een bedrag van € 1.000,00 als zijnde een eigen schuld van [gedaagde 2]. Dit bedrag maakt onderdeel uit van het nog openstaande bedrag van € 2.440,94. Kortheidshalve kan verwezen worden naar de mail van 29 augustus 2023 van mr. Kortenbach aan [gedaagde 2] en de reactie hierop van [gedaagde 2], waarin [gedaagde 2] bevestigt dat de twee bedragen van € 500,00 welke door [naam] betaald zijn aan [gedaagde 2]/[gedaagde 1] om een huurachterstand in te lopen, als een eigen schuld van [gedaagde 2] aangemerkt dient te worden, indien [gedaagde 1] haar betalingsverplichtingen jegens Kortenbach niet nakomt.
het verweer van [gedaagde 1]:
3.4
[gedaagde 1] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. Daartoe voert zij aan dat zij slechts opdracht heeft gegeven met betrekking tot werkzaamheden die naar schatting van Kortenbach twee uur zouden duren en tegen een uurtarief van € 190,00 exclusief btw gefactureerd zouden worden. Hoewel aan een schatting geen rechten ontleend kunnen worden, is het voor [gedaagde 1] niet duidelijk welke werkzaamheden zijn verricht, voor hoe lang en tegen welk uurtarief. Mr. Kortenbach is dan ook in zijn hoedanigheid van advocaat nog altijd nalatig door [gedaagde 1] niet op de hoogte te brengen van de verrichte werkzaamheden en de openstaande- en verrekende bedragen.
het verweer van [gedaagde 2]:
3.5
[gedaagde 2] heeft geen verweer kenbaar gemaakt.
4. De beoordeling
t.a.v. de vordering op [gedaagde 1]
4.1
Het verweer van [gedaagde 1] dat enkel sprake zou zijn van een opdrachtbevestiging met betrekking tot werkzaamheden die naar schatting twee uur zouden duren en tegen een uurtarief van € 190,00 ex btw is naar het oordeel van de kantonrechter, gelet op hetgeen door Kortenbach is aangevoerd en onderbouwd met o.a. e-mailberichten, niets meer dan een blote stelling zonder onderbouwing daarvan met voldoende concreet en specifiek daartoe gestelde feiten en omstandigheden. Alleen al om die reden wordt dit verweer gepasseerd.
4.2
Dat er geen schriftelijk en door [gedaagde 1] ondertekende opdrachtbevestigingen voorhanden zijn, mag zo zijn, maar dat betekent nog niet dat er geen overeenkomst voor het verrichten van juridische werkzaamheden tussen Kortenbach en [gedaagde 1] tot stand is gekomen. Integendeel, uit de overgelegde mailberichten in combinatie met de facturen en de daarbij behorende specificaties volgt dat er een logische samenhang is geweest in de opvolging en uitvoering van de door mr. Kortenbach gedeclareerde werkzaamheden en dat [gedaagde 1] daarmee akkoord ging.
Dat volgt ook uit de eerste mail van mr. Kortenbach van 21 juli 2021 gericht aan [gedaagde 1] waarin hij aangeeft dat als het contact met Obvion niets oplevert, er overleg moet plaatsvinden over de inzet van een kort geding en met welke kosten zij dan rekening moet houden. Dit overleg vindt plaats en in de e-mail van 29 september 2021 meldt mr. Kortenbach dat de geschatte kosten in geval van een executie kort geding zo’n € 3.000,00 bedragen en op basis van die mail heeft [gedaagde 1] in totaal € 1.225,00 als voorschot betaald. De logische samenhang laat zich alsvolgt samenvatten.
4.3
Het begint met de poging van mr. Kortenbach om Obvion af te laten zien van de gedwongen executoriale verkoop van de woning aan de [adres]. Die poging lukt kennelijk niet waarna [gedaagde 1], zo volgt uit de e-mail van
29 september 2021 van mr. Kortenbach, aandringt op een executie kort geding. Een kort geding werd uiteindelijk niet opgestart omdat Obvion toestemming gaf om de woning onderhands te verkopen aan [naam]. [naam] kon vervolgens de financiering niet rond krijgen waarna mr. Kortenbach namens [gedaagde 1] bij [naam] aanspraak heeft gemaakt op het boetebeding van 10% van de koopsom. Betaling van die boete door [naam] kwam niet eerder van de grond dan nadat mr. Kortenbach een faillissementsrekest had ingediend bij de Rechtbank Gelderland. Vervolgens kwam een overeenkomst tot stand tussen [gedaagde 1] en mr. Kortenbach waarbij [gedaagde 1] haar vordering op [naam] verpandde aan Kortenbach. [gedaagde 1] heeft vervolgens zelf met [naam] afgesproken, zoals door mr. Kortenbach onweersproken ter zitting gesteld, dat de boete beperkt werd tot € 4.000,00 en zij met [naam] de afspraak heeft gemaakt dat [naam] dat bedrag in termijnen van € 500,00 per maand aan Kortenbach zou betalen met als gevolg: a) dat de schuld van [naam] op [gedaagde 1] overging op Kortenbach en b) Kortenbach die betalingen afboekte op de schuld van [gedaagde 1] op Kortenbach.
Dit alles is gedetailleerd terug te vinden in de e-mailberichten en overige producties zoals die bij dagvaarding en de aanvullende akte in het geding zijn gebracht.
4.4
Geconstateerd moet worden dat [gedaagde 1] de ontvangst en de inhoud van al die stukken op geen enkele wijze gemotiveerd betwist heeft. En bovendien:
-waarom zou [gedaagde 1] haar vordering op [naam] aan Kortenbach verpanden als zij slechts aangesproken zou kunnen worden voor twee uur juridisch werk à € 190,00 per uur? Dat duidt erop dat [gedaagde 1] wel degelijk wist dat mr. Kortenbach aanzienlijk meer uren aan haar zaak kwijt was dan vooraf ingeschat.
- waarom is dan door [gedaagde 1] reeds een bedrag van in totaal € 1.225,00 aan Kortenbach betaald? Een en ander rijmt niet met het gevoerde verweer.
4.5
Verder blijkt uit niets dat [gedaagde 1] het niet eens was met de door mr. Kortenbach uitgevoerde werkzaamheden en/of dat zij aan heeft gegeven dat zij slechts voor twee uur opdracht had gegeven. Dat de door mr. Kortenbach gemaakte kosten opliepen, blijkt duidelijk uit de overgelegde e-mails, zoals de e-mail van 5 oktober 2021. Dan had het voor de hand gelegen, gelet op het thans gevoerde verweer, dat [gedaagde 1] op enig moment daarover gereclameerd had maar ook dat is gesteld noch gebleken.
4.6
Gelet op het bovenstaande is voldoende aannemelijk geworden dat Kortenbach in opdracht en voor rekening juridische werkzaamheden heeft uitgevoerd zoals gespecifeerd en tot een bedrag van € 6.665,84 in rekening gebracht overeenkomstig de facturen zoals die bij akte als productie 7 in het geding zijn gebracht. De gevorderde hoofdsom ad € 2.440,94 vermeerderd met de wettelijke rente als gevorderd, ligt daarmee voor toewijzing gereed.
t.a.v. de vordering op [gedaagde 2]:
4.7
[gedaagde 2] heeft tegen de vordering geen verweer gevoerd. Gelet op de inhoud van de mail van mr. Kortenbach d.d. 29 augustus 2022 en de bevestiging van [gedaagde 2] bij e-mail d.d.
30 augustus 2022 dat het door [naam] aan [gedaagde 2] betaalde bedrag van in totaal € 1.000,00 als een eigen schuld van [gedaagde 2] wordt aangemerkt, komt de vordering van Kortenbach op [gedaagde 2] niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.
4.8
Feitelijk is dit bedrag onderdeel van de vordering van Kortenbach op [gedaagde 1]. Dat betekent, het is ook als zodanig gevorderd, dat indien [gedaagde 2] tot betaling van dit bedrag overgaat, [gedaagde 1] voor dit bedrag bevrijd is en dit bedrag, voor zover dit nog niet duidelijk mocht zijn, in mindering strekt op het door haar verschuldigde bedrag aan Kortenbach. De gevorderde verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar.
t.a.v. buitengerechtelijke kosten:
4.9
Tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten ad € 366,00 is geen verweer gevoerd. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en worden geacht redelijk te zijn. De vordering is daarom toewijsbaar.
t.a.v. de proceskosten:
4.1
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn beiden in het ongelijk gesteld. Zij worden daarom veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
veroordeelt [gedaagde 1] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Kortenbach te betalen een bedrag van € 2.806,94 vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.440,94 vanaf 6 juni 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2
veroordeelt [gedaagde 2] om als eigen schuld tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Kortenbach te betalen een bedrag van € 1.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3
verklaart voor recht, dat voor zover [gedaagde 2] zijn schuld aan Kortenbach heeft voldaan, [gedaagde 1] ter zake is bevrijd;
5.4
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2], hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van deze procedure tot op deze uitspraak aan de zijde van Kortenbach begroot op € 1.176,46 waaronder € 476,00 wegens het salaris van de gemachtigde, te vermeerderen met € 119,00 aan nakosten en vermeerderd met wettelijke rente vanaf twee weken na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
5.5
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
5.6
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.