ECLI:NL:RBOVE:2024:1960

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
08.333322.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA

Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 53,08 gram MDMA, bestaande uit 100 pillen. De verdachte, geboren in 1986 in Kenia, werd schuldig bevonden aan het handelen in harddrugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 12 december 2023 in Steenwijk een pakket had aangeboden voor verzending naar Letland, waarin de MDMA was aangetroffen. De verdachte had verklaard dat hij het pakket voor iemand anders had verstuurd en niet wist dat er drugs in zaten, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en de inhoud van het pakket. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 117 dagen geëist, en de rechtbank volgde deze eis, rekening houdend met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 117 dagen, met aftrek van het voorarrest, en sprak hem vrij van andere ten laste gelegde feiten. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, zodat het reclasseringstoezicht kon worden voortgezet.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.333322.23 (P)
Datum vonnis: 9 april 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] (Kenia),
nu verblijvende in de PI [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. Mulderij-Anker, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte 53,08 gram MDMA (100 pillen) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 12 december 2023 te Steenwijk opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 53,08 gram (100 xtc pillen) MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2023 te Steenwijk, in de gemeente Steenwijkerland
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 53,08 gram (100 xtc pillen) MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit, omdat dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte geen opzet had op het buiten het grondgebied brengen van 53,08 gram MDMA (100 pillen), dan wel het aanwezig hebben hiervan. Verdachte heeft verklaard dat hij het pakket voor een ander heeft verstuurd en niet wist dat hier drugs in zat. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw ook betoogd dat de pillen niet buiten het grondgebied van Nederland zijn gebracht, nu deze niet daadwerkelijk per post naar Litouwen zijn gebracht, maar in Nederland zijn gebleven.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Op 12 december 2023 krijgt de politie een melding van een medewerker van DHL. Deze medewerker had een pakketje gecontroleerd en in dit pakketje bevond zich een doos met een fotocamera en daaronder een plastic zakje met pillen. Het pakketje was afgegeven bij Halfords in Steenwijk en was geadresseerd aan [naam] met een adres in Letland met telefoonnummer [telefoonnummer]. [2]
In dit pakket zijn 100 pillen aangetroffen. In totaal betreft het 53,08 gram MDMA. [3]
Verdachte heeft op 15 december 2023 bij de politie verklaard dat hij genoemd pakketje op voormelde datum bij Halfords in Steenwijk heeft afgegeven. Hij wilde dit pakketje naar Litouwen verzenden. [4]
In de telefoon van verdachte is een notitie gevonden waarin de naam, het adres en het telefoonnummer stonden vermeld zoals die ook op het door hem afgeleverde pakket stonden vermeld. Daarnaast stuurde verdachte op 30 november 2023 per WhatsApp naar datzelfde telefoonnummer het volgende bericht:
“Wtf mate..pfff its shit ro send.. im running… i need ro call one shop if they send quiker and for good price… the postoffice charges 70bob.. DHL 40 bob”. [5]
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 14 december 2023 hebben verbalisanten een papier aangetroffen, met een opschrift. [6] Dit betreft een adres in Letland dat verdachte voor die tijd al had doorgekregen en had opgeschreven. [7]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 12 december 2023 in Steenwijk een pakket ten vervoer naar een adres in Letland heeft aangeboden en dat in dit pakket 100 MDMA-pillen zaten, in totaal 53,08 gram.
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat verdachte opzet had op het buiten het grondgebied van Nederland brengen van de aangetroffen 100 pillen met MDMA. Het door verdachte gestelde scenario dat hij het pakket voor een ander heeft verstuurd en dat hij niet wist dat hier drugs in zat, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Verdachte heeft dit scenario niet met verifieerbare gegevens onderbouwd en ook uit het dossier blijkt hier in het geheel niet van. Integendeel, uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte zelf beschikte over de gegevens van de persoon in Letland die als ontvanger op het door hem ten vervoer aangeboden pakket stond vermeld en dat hij bovendien WhatsApp-contact had met die persoon. Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij dit pakket wilde versturen. Het kan daarom niet anders zijn dan dat hij wist dat er 100 pillen met MDMA in het pakket zaten.
In artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet staat onder meer dat onder ‘buiten het grondgebied van Nederland brengen’ is begrepen: het met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden. Nu verdachte genoemd pakket met daarin MDMA ten vervoer naar Letland heeft aangeboden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de drugs buiten het grondgebied heeft gebracht.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de voorgaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 december 2023 te Steenwijk opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 53,08 gram (100 pillen) MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 117 dagen met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat moet worden volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het uitvoeren van harddrugs naar het buitenland.
Hierdoor heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van de handel in harddrugs. Dit moet krachtig worden bestreden. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs schade berokkenen aan de gebruikers daarvan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Dit is een gevaar voor de volksgezondheid en het kan het leven van gebruikers (en hun naasten) ruïneren. Bovendien gaat de verspreiding van en de handel in harddrugs vaak gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft daar kennelijk geen boodschap aan. De rechtbank rekent hem dit aan.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van 19 februari 2024. Hieruit volgt dat verdachte tweemaal eerder voor drugsfeiten is veroordeeld, in 2006 en 2009. Bovendien liep hij in een proeftijd van een voorwaardelijke straf voor een geweldsdelict die op 21 september 2023 aan hem is opgelegd. De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsrapport van 12 maart 2023 en de aanvullende toelichting van 24 maart 2024.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor de in- en uitvoer van 50 tot 100 gram harddrugs als uitgangspunt: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf tot zeven weken. Dit oriëntatiepunt ziet op een verdachte die zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat uit het strafblad van verdachte volgt dat sprake is van recidive wat betreft drugsdelicten en dat verdachte ten tijde van het plegen van dit strafbare feit net weer op vrije voeten was en nog in een proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling liep. Blijkbaar heeft dit hem er niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 117 dagen met aftrek van het voorarrest. De rechtbank acht deze straf passend en geboden.

7.De vordering tenuitvoerlegging (met parketnummer 08-064493-23)

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in eerste instantie de tenuitvoerlegging gevorderd van drie maanden gevangenisstraf, die deze rechtbank in het vonnis van 21 september 2023 aan verdachte voorwaardelijk heeft opgelegd.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie echter gevorderd om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, zodat het aan de voorwaardelijke straf gekoppelde reclasseringstoezicht kan worden voortgezet.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft om afwijzing van de vordering verzocht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
In het reclasseringsadvies van 12 maart 2024 en in de aanvullende toelichting van 21 maart 2024 staat dat de reclassering twijfels heeft of verdachte bereid is mee te werken aan de bijzondere voorwaarden van het toezicht. Mocht verdachte die bereidheid alsnog tonen, dan wil de reclassering dit toezicht met verdachte wel voortzetten.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wil (blijven) meewerken aan het reclasseringstoezicht en de opgelegde voorwaarden.
Ondanks het feit dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, zal de rechtbank de vordering tenuitvoerlegging afwijzen. Hierdoor kan het reclasseringstoezicht, zoals dat is opgelegd in het vonnis van deze rechtbank van 21 september 2023, worden voortgezet.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
117 (honderdzeventien)dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf (met parketnummer 08.064493-23)
-
wijstde vordering tot tenuitvoerlegging
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.M. Fluttert, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. J. de Ruiter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland van 30 januari 2024, met zaaksregistratienummer PL0600-2023576578. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van 12 december 2023, pagina’s 27 en 28.
3.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 13 december 2023, met als bijlage het NFiDENT-rapport van 13 december 2023, pagina’s 84 tot en met 89.
4.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 15 december 2023, pagina 22, de zesde en de achtste alinea.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 19 december 2023, pagina’s 73 en 74.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 december 2023, pagina 61 en 62.
7.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 15 december 2023, pagina 23, de negende alinea.