ECLI:NL:RBOVE:2024:1995

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
10799492 \ CV EXPL 23-4423
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen CAK en kostenvergoeding aan gedaagde in procedure over eigen bijdrage zorg

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen het CAK, een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan, en een gedaagde partij. Het CAK had de gedaagde gedagvaard wegens een openstaande eigen bijdrage voor zorgvoorzieningen, maar de gedaagde heeft betoogd dat zij recht had op vrijstelling van deze bijdrage. Na een verzoek van het CAK om de procedure te royeren, zijn partijen overeengekomen dat de procedure beëindigd zou worden, waarbij het CAK de kosten van juridische bijstand van de gedaagde zou vergoeden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van het CAK niet inhoudelijk is beoordeeld, maar dat de gedaagde recht heeft op vergoeding van haar proceskosten. De kantonrechter heeft de kosten aan de zijde van de gedaagde begroot op € 140,00, en het CAK veroordeeld deze kosten te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. De overige vorderingen van de gedaagde zijn afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van toegang tot de rechter en de voorwaarden waaronder volledige proceskostenvergoedingen kunnen worden toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10799492 \ CV EXPL 23-4423
Vonnis van 9 april 2024
in de zaak van
het publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid
CAK,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij, hierna te noemen: het CAK,
gemachtigde: M.D. Brouwer, verbonden aan Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
gemachtigde: A.M. Taconis.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van het CAK,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde], tevens inhoudende een tegenvordering,
- het verzoek van het CAK om de procedure te royeren,
- de reactie van [gedaagde] op het verzoek van het CAK,
- de akte uitlaten van het CAK,
- de akte uitlaten van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het CAK is belast met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage die is verschuldigd voor verblijf in een zorginstelling, maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budget.
2.2.
Het CAK heeft [gedaagde], die gebruik maakt van (een aantal van) deze faciliteiten, de eigen bijdrage over 2022 in rekening gebracht door middel van (maandelijkse) facturen. Omdat [gedaagde] niet tot betaling daarvan was overgegaan, heeft het CAK haar op
15 november 2023 gedagvaard. Het openstaande factuurbedrag bedroeg op dat moment
€ 113,06 (rekening houdend met de deelbetaling van € 99,20).
2.3.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft het CAK vervolgens gewezen op een brief van 19 juli 2022, waarin zij het verzoek van vrijstelling van de eigen bijdrage over 2022 heeft goedgekeurd, en het telefoongesprek van 17 november 2022, waarin het CAK heeft bevestigd dat er over 2022 geen bedragen open staan.
2.4.
Vervolgens heeft het CAK de rechtbank verzocht de zaak te royeren. De gemachtigde van [gedaagde] is daarmee akkoord gegaan, onder de voorwaarde dat Syncasso de kosten van de juridische bijstand van [gedaagde], ter hoogte van € 436,33, vergoedt. Dit bedrag is vervolgens uit coulance gehalveerd (€ 218,16).

3.Het geschil

3.1.
[gedaagde] vordert, na vermindering van eis, betaling van CAK dan wel Syncasso van € 218,16.
3.2.
[gedaagde] legt het artikel 3 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 aan haar vordering ten grondslag.
3.3.
Het CAK concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.4.
Op stellingen en verweren van partijen zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter overweegt het volgende. Het CAK heeft, naar aanleiding van de conclusie van antwoord, redenen gezien de procedure te royeren. Hoewel de vordering van het CAK daardoor niet inhoudelijk is beoordeeld, lijken partijen het met elkaar eens te zijn dat deze niet toewijsbaar zou zijn geweest. [gedaagde] heeft daarom recht op vergoeding van haar proceskosten door het CAK. De vordering tegen Syncasso zal worden afgewezen, omdat zij geen partij is in deze procedure.
4.2.
[gedaagde] vordert vergoeding van de werkelijke proceskosten van € 218,16. Op grond van de rechtspraak van de Hoge Raad is een volledige vergoedingsplicht ter zake van proceskosten alleen denkbaar in ‘buitengewone omstandigheden’. Hierbij moet volgens de Hoge Raad gedacht worden aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad. De Hoge Raad wijst erop dat bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen terughoudendheid past. De reden daarvan is dat eenieder het mede door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op toegang tot de rechter heeft, wat omvat dat een gedaagde partij zich in rechte mag verdedigen. [1] De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd waarom in deze zaak sprake is van buitengewone omstandigheden op grond waarvan een volledige proceskostenveroordeling gerechtvaardigd is. Het enkele feit dat achteraf is gebleken dat sprake is van een kansloze procedure, is daarvoor onvoldoende.
4.3.
Wel zal het CAK worden veroordeeld in de kosten deze procedure overeenkomstig het liquidatietarief. De proceskosten worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 140,00 (drie punten x € 40,00 + nakosten van € 20,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt het CAK in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 140,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als het CAK niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet het CAK ook de kosten van betekening betalen,
5.2.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024. (ED)
(ARv(M)

Voetnoten

1.HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360 en HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828.