ECLI:NL:RBOVE:2024:1999

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
10864214 \ CV EXPL 24-42
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een geldlening met contractuele rente en incassokosten

In deze zaak heeft de eiser, Hydraulic Systems Engineering B.V. (HSE), een geldleningovereenkomst gesloten met de gedaagde, die € 16.630,00 heeft uitgeleend. De gedaagde heeft tot nu toe € 5.000,00 terugbetaald, maar heeft de resterende € 11.630,00 niet voldaan. HSE heeft de gedaagde verzocht om het resterende bedrag terug te betalen, maar de gedaagde heeft voorgesteld de schuld af te kopen, wat HSE heeft afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde het resterende bedrag van € 11.630,00, evenals de contractuele rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, moet betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in financiële moeilijkheden verkeerde en dat de lening is verstrekt om hem te helpen. Ondanks de argumenten van de gedaagde over zijn afhankelijkheidspositie, heeft de kantonrechter geoordeeld dat er geen bewijs is dat HSE misbruik heeft gemaakt van deze situatie. De vordering van HSE is toegewezen, inclusief de gevorderde kosten en rente.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10864214 \ CV EXPL 24-42
Vonnis van 9 april 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HYDRAULIC SYSTEMS ENGINEERING B.V.,
gevestigd in Vaassen,
eisende partij,
hierna te noemen: HSE,
gemachtigde: mr. G.E. Hamer,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend zonder gemachtigde.

1.De zaak in het kort

1.1.
HSE en [gedaagde] hebben een geldleningovereenkomst gesloten. Op grond daarvan heeft HSE € 16.630,00 uitgeleend aan [gedaagde]. [gedaagde] heeft daarvan € 5.000,00 terugbetaald. HSE wil dat [gedaagde] ook de resterende € 11.630,00 terugbetaalt. [gedaagde] heeft voorgesteld de schuld af te kopen. HSE is daarmee niet akkoord gegaan en is deze procedure begonnen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] € 11.630,00 en ook de gevorderde contractuele rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten moet betalen. Dit oordeel legt de kantonrechter hierna uit.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1-5 van 28 december 2023;
  • de brief van [gedaagde] van 4 januari 2024;
  • de akte overlegging producties 6-7 van HSE van 27 februari 2024;
  • de e-mail van [gedaagde] van 29 januari 2024;
  • de e-mail van de rechtbank van 30 januari 2024 waarmee de mondelinge behandeling is bepaald;
  • de mondelinge behandeling van 8 maart 2024 waarvan de griffier aantekening heeft gemaakt.
2.2.
Ten slotte is bepaald dat de kantonrechter vandaag uitspraak zal doen.

3.De feiten

3.1.
HSE en [gedaagde] hebben op 17 oktober 2018 een overeenkomst van geldlening gesloten (hierna: ‘de geldleningsovereenkomst’) op grond waarvan [gedaagde] € 16.630,00 heeft uitgeleend aan [gedaagde].
3.2.
Over de rente en de aflossing zijn partijen het volgende overeengekomen:
[Afbeelding]
[…]
[Afbeelding]
3.3.
[gedaagde] is van 1 januari 2019 tot en met 1 januari 2020 in dienst geweest bij HSE.
3.4.
Tussen november 2021 en februari 2022 heeft [gedaagde] € 500,00 per maand van de lening afgelost en tussen maart en oktober 2022 € 250,00 per maand.
3.5.
Op 27 juni 2023 heeft HSE een sommatiebrief aan [gedaagde] gestuurd waarin zij [gedaagde] verzoekt binnen veertien dagen het restant van de lening en de rente te betalen. In de brief deelt HSE mee dat als er niet op tijd wordt betaald, de vordering wordt overgedragen en daardoor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zullen zijn.
3.6.
[gedaagde] reageert op 8 augustus 2023. In zijn brief geeft [gedaagde] aan dat hij niet kan betalen en, om een faillissement te voorkomen, al zijn crediteuren een voorstel heeft gedaan. In de brief biedt hij aan de schuld aan HSE voor € 6.964,00 af te kopen.
3.7.
Op 28 augustus 2023 betaalt [gedaagde] € 1.000,00.
3.8.
Op 13 september 2023 stuurt de gemachtigde van HSE een sommatiebrief waarin zij [gedaagde] verzoekt het restant van de lening, de rente en de buitengerechtelijke incassokosten binnen vijf dagen te betalen. Omdat betaling uitblijft, stuurt de gemachtigde van HSE op
20 september 2023 nog een sommatiebrief. Daarin wordt verzocht om betaling binnen drie dagen.
3.9.
[gedaagde] reageert op 24 september 2023. [gedaagde] legt uit dat hij niet kan betalen en verzoekt HSE akkoord te gaan met het eerder gedane voorstel. HSE gaat niet akkoord.
3.10.
Op 4 november 2023 doet [gedaagde] een nieuw voorstel. Hij biedt aan het bedrag van € 6.964,00 te verhogen met € 850,00 of maandelijks € 80,00 te betalen voor een periode van twaalf maanden. HSE is ook met dit voorstel niet akkoord gegaan.
3.11.
Omdat [gedaagde] niets meer betaald, is de betalingsachterstand aan hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en rente opgelopen tot € 16.960,78.

4.Het geschil

Wat vordert HSE?
4.1.
HSE vordert, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 16.960,78. Dit bedrag bestaat uit de hoofdsom van € 11.630,00, buitengerechtelijke incassokosten van € 901,30 en € 4.429,48 aan contractuele rente berekend tot 21 december 2023 . HSE vordert daarnaast de contractuele rente van 10% over € 11.630,00 vanaf 21 december 2023. HSE wil ook dat [gedaagde] de kosten van deze procedure vergoedt. Als grondslag van haar vorderingen beroept HSE zich op nakoming van de geldleningsovereenkomst.
Wat vindt [gedaagde] daarvan?
4.2.
[gedaagde] erkent de betalingsachterstand uit de geldleningsovereenkomst. [gedaagde] heeft een aanbod gedaan voor een financiële regeling. Sinds 1 mei 2023 werkt hij weer in loondienst waardoor HSE niet hoeft te vrezen dat hij eventuele afspraken niet nakomt. Tegelijkertijd heeft [gedaagde] spijt van zijn aanbod, omdat er volgens hem gebruik is gemaakt van zijn afhankelijkheidspositie.
4.3.
Op de stellingen van HSE en [gedaagde] wordt hierna, voor zover dat nodig is voor de beslissing van de kantonrechter, verder ingegaan.

5.De beoordeling

De betalingsachterstand staat vast
5.1.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat tussen HSE en [gedaagde] niet in geschil is dat [gedaagde] een achterstand van € 11.630,00 in het terugbetalen van de lening heeft laten ontstaan.
5.2.
Het staat ook vast dat de geldleningsovereenkomst is aangegaan omdat [gedaagde] in financiële moeilijkheden verkeerde en HSE hem als zakelijke kennis wilde helpen. Tegen deze achtergrond is in eerste instantie geprobeerd gezamenlijk een bedrijf te starten, maar dat is niet doorgegaan. Daarna heeft HSE [gedaagde] gevraagd coördinerende werkzaamheden voor HSE in Polen uit te voeren, maar het bleek dat coördinatie niet nodig was. HSE heeft [gedaagde] toen een functie binnen HSE aangeboden.
5.3.
[gedaagde] is op 1 januari 2019 voor één jaar in dienst getreden bij HSE. Het salaris van [gedaagde] werd daarbij laag ingeschaald, zodat [gedaagde] zou kunnen profiteren van een lage schuldsaneringsregeling.
5.4.
[gedaagde] stelt dat hij de functie niet kon weigeren. Volgens hem verkeerde hij in een afhankelijkheidspositie omdat de geldleningsovereenkomst op dat moment al getekend was en de lening ook al uitbetaald. Het alternatief was zijn faillissement.
5.5.
Volgens [gedaagde] is mondeling overeengekomen een lager salaris uit te betalen zodat het verschil met het werkelijke salaris zou worden gebruikt ter aflossing van de lening. Na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst zou HSE hebben gezegd dat er niets was om met de lening te verrekenen. Dit heeft [gedaagde] gekwetst en daarom heeft hij nu spijt van zijn aanbod om de lening af te betalen. Volgens hem is er namelijk gebruik gemaakt van zijn afhankelijkheid. Tegelijkertijd heeft hij erkend dat dit geen reden is om de lening niet terug te betalen.
5.6.
Uit de stukken die HSE heeft overgelegd, blijkt niet dat er sprake is van een afhankelijkheidssituatie en dat HSE daarvan gebruik heeft gemaakt. In tegendeel, HSE heeft zich steeds ingezet om [gedaagde] te helpen. De indiensttreding bij HSE is ook tegen deze achtergrond bedacht en uitgevoerd. Uit de WhatsApp-correspondentie blijkt dat HSE steeds veel geduld heeft getoond met [gedaagde] door geen betaling te eisen en geen betalingsherinneringen te sturen.
5.7.
Desgevraagd heeft [gedaagde] op de mondelinge behandeling verklaard dat er geen concrete afspraken met HSE zijn gemaakt over de hoogte van het bedrag dat uit het salaris gereserveerd zou worden voor het aflossen van de lening. [gedaagde] kon ook geen verklaring geven waarom er op dit punt niets was afgesproken. Deze mondelinge afspraken zijn dan ook niet komen vast te staan. Er is dus geen bedrag dat in mindering zou moeten komen op de betalingsachterstand.
De vordering van HSE tot betaling van € 11.630,00 wordt toegewezen
5.8.
Nu [gedaagde] niet betwist de rest van de lening terug te moeten betalen en er verder geen inhoudelijk verweer wordt gevoerd, zal de kantonrechter de vordering van HSE tot betaling van de hoofdsom van € 11.630,00 toewijzen.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
5.9.
HSE vordert € 901,30 aan buitengerechtelijke incassokosten. De buitengerechtelijke incassokosten zijn de kosten die een partij maakt om, in een poging het geschil buiten de rechtbank op te lossen, het geld te krijgen dat de andere partij niet uit zichzelf betaalt.
5.10.
Met betrekking tot de hoogte van het bedrag dat gevorderd kan worden, gaat de wetgever uit van een vaste vergoeding waarbij geabstraheerd wordt van de kosten die HSE daadwerkelijk heeft gemaakt. De hoogte van de vergoeding is alleen gerelateerd aan de hoogte van de verschuldigde hoofdsom (in dit geval € 11.630,00).
5.11.
Voor de verschuldigdheid van deze kosten is niet relevant welke handelingen zijn verricht. Een enkele brief is in beginsel al voldoende. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft HSE voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassokosten zijn verricht, maar de gevorderde vergoeding van € 901,30 is gebaseerd op een hoofdsom ter hoogte van € 12.630,00 en daarmee niet in lijn met de staffel en het maximum zoals vastgesteld in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De aan de hoofdsom van € 11.630,00 gerelateerde vergoeding bedraagt € 891,30 en dit bedrag zal de kantonrechter toewijzen.
[gedaagde] moet de contractuele rente betalen
5.12.
In de door HSE gevorderde hoofdsom ligt een bedrag van € 4.429,48 aan rente besloten. Dit is de contractuele rente van 10% berekend tot 21 december 2023. Daarnaast vordert HSE betaling van deze vanaf 21 december 2023 over de achterstallige lening van
€ 11.960,00. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de contractuele rente niet betwist en heeft geen verweer ertegen gevoerd. De kantonrechter zal de contractuele rente van € 4.429,48 toewijzen. Omdat in dit bedrag de rente tot 21 december 2023 besloten ligt, zal de kantonrechter de contractuele rente over € 11.960,00 toewijzen vanaf 22 december 2023.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
5.13.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van HSE vergoeden. Dit zijn de kosten die HSE heeft gemaakt om deze procedure te voeren. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. Dit zijn de kosten die HSE maakt om [gedaagde] ertoe te brengen aan het vonnis te voldoen.
5.14.
De proceskosten van HSE worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,32
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
Totaal
2.463,32
5.15.
Met betrekking tot de nakosten oordeelt de kantonrechter dat als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis voldoet en het vonnis vervolgens wordt betekend, [gedaagde] ook de kosten van de betekening moet betalen.
De uitvoerbaarheid bij voorraad wordt toegewezen
5.16.
De toegewezen vorderingen worden, zoals door HSE gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat het vonnis meteen kan worden uitgevoerd, ook als hoger beroep wordt ingesteld.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan HSE € 11.630,00 te betalen;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan HSE de contractuele rente berekend tot 21 december 2023 ter hoogte van € 4.429,48 te betalen;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan HSE de contractuele rente van 10% over € 11.630 vanaf 22 december 2023 tot aan de dag van volledige betaling te betalen;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting de proceskosten van € 2.463,32 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet op tijd aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.