ECLI:NL:RBOVE:2024:2100

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
08.164589.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor handel in en bezit van harddrugs

Op 18 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 57-jarige vrouw veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren. De vrouw was beschuldigd van het bezit en de handel in harddrugs, specifiek cocaïne en heroïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 4 juli 2023 in Zwolle opzettelijk 23,37 gram cocaïne en 0,96 gram heroïne aanwezig had, en dat zij in de periode van 1 mei 2023 tot en met 4 juli 2023 in cocaïne had gehandeld. De zaak kwam aan het licht na een melding bij Meld Misdaad Anoniem, waarna de politie een camera plaatste bij de woning van de verdachte. Tijdens een doorzoeking op 4 juli 2023 werden verschillende hoeveelheden drugs aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs en dat deze zich binnen haar machtssfeer bevonden. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er sprake was van onherstelbaar vormverzuim en achtte de getuigenverklaringen betrouwbaar. De rechtbank legde een straf op die rekening hield met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.164589.23 (P)
Datum vonnis: 18 april 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 11 januari 2024 en 4 april 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en haar raadsman mr. J.J.J. Zwaan, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 4 juli 2023 te Zwolle, samen met een ander of alleen, 23,37 gram cocaïne en/of 0,96 gram heroïne aanwezig heeft gehad;
feit 2: in de periode van 1 mei 2023 tot en met 4 juli 2023 te Zwolle, samen met een ander of alleen, in cocaïne heeft gehandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
zij op of omstreeks 4 juli 2023 te Zwolle, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 23,37 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 0,96 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
zij in de periode van 1 mei 2023 tot en met 4 juli 2023 te Zwolle, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – conform zijn overgelegde pleitnota – vrijspraak bepleit van het medeplegen en van de ten laste gelegde hoeveelheid cocaïne onder 1, het medeplegen van het aanwezig hebben van 0,96 gram heroïne onder 1 en het tenlastegelegde onder 2.
3.3
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, het volgende. [1]
Naar aanleiding van een melding Meld Misdaad Anoniem (MMA) is in de periode van 30 juni 2023 tot en met 2 juli 2023, met toestemming van de officier van justitie op grond van artikel 3 Politiewet, een camera geplaatst met zicht op de voordeur van de woning van verdachte. Deze woning is gelegen op de bovenste verdieping van de portiekflat aan de [adres] . Op de bovenste verdieping zitten twee woningen. De andere woning stond leeg op het moment van opnemen en was niet bewoond. [2] Uit de camerabeelden bleek dat er in de flat 20 tot 30 (korte) bezoeken per dag waren van (veelal) personen die bij de politie bekend staan als drugsverslaafden. [3]
Op 4 juli 2023 heeft de politie de woning van verdachte doorzocht. Daarbij werden verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aangehouden. [4] Tijdens de doorzoeking werd op een dressoir, naast een kooi, een plastic boterhamzakje aangetroffen. [5] In het boterhamzakje zaten 94 plastic bolletjes met daarin wit gekleurde brokjes en één plastic bolletje met daarin bruin gekleurde brokjes. [6] Onder het matras van het bed van verdachte werden – op aanwijzing van verdachte – twee zakjes met in totaal 24 witte bolletjes aangetroffen. [7]
De aangetroffen bolletjes werden inbeslaggenomen en onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Uit onderzoek van het NFI bleek dat de bolletjes cocaïne en heroïne bevatten. [8] Het totaal gewogen netto gewicht van de aangetroffen drugs in het boterhamzakje bedroeg 18,29 gram cocaïne en 0,96 gram heroïne. [9] Onder het matras lag in totaal 5,08 gram cocaïne. [10]
Verdachte heeft verklaard dat de hoeveelheid drugs onder het matras van haar is. [11] Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat de aangetroffen drugs op het dressoir in het boterhamzakje van hem zijn. [12]
Tijdens de doorzoeking zijn meerdere telefoons in beslaggenomen. [13] De inbeslaggenomen telefoons zijn door de politie uitgelezen. In de Oppo (type A16) treft de politie een Whatsappgesprek aan tussen ‘ [naam 1] & [getuige 1] ’ en ‘ [naam 2] ’. In het gesprek van 29 juni 2023 komt het volgende naar voren:
4.27
uur [naam 2] :
Kan ik langskomen of jij
4.27
uur [naam 2] :
50
4.29
uur [naam 1] & [getuige 1] :
Ja kom maar hier wle 50 he en niet aan bellen asje
4.32
uur [naam 2] :
Ok
4.32
uur [naam 1] & [getuige 1] :
Wel geld geen bankpas [14]
Uit onderzoek van de politie blijkt dat de telefoon in gebruik is bij verdachte. Zo staan er meerdere foto’s van verdachte en haar hond op de telefoon. Ook treft de politie een Whatsappgesprek aan waarbij ene ‘ [naam 3] ’ vraagt:
‘Wie is dit’en de gebruiker van de telefoon reageert met: ‘
[naam 1]’. [15] Daarnaast blijkt uit berichten van 1 juli 2023 dat de gebruiker van de telefoon naar anderen stuurt:
‘Mijn nieuwe nr, gooi die andere direct eruit asjeblief oke Gr [naam 1] ’. [16]
Op 5 juli 2023 werden [getuige 1] en [getuige 2] als getuige gehoord. [getuige 1] verklaarde dat hij die dag ervoor één bolletje cocaïne had gekocht bij verdachte en dat hij ongeveer twee á drie maanden drugs bij haar had gekocht. [17] [getuige 2] verklaarde dat hij op
4 juli 2023 twee bolletjes cocaïne had gekocht bij verdachte en dat hij al twee maanden lang drugs bij haar kocht. [18]
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Camerabeelden
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, omdat de observatie is aan te merken als een stelselmatige observatie, waarvoor de officier van justitie een bevel in de zin van artikel 126g Wetboek van Strafvordering (Sv) had moeten afgeven.
De rechtbank stelt vast dat slechts drie dagen is geobserveerd met behulp van een camera. De camera had zicht op de voordeur van de woning van verdachte. De afstand tussen de camera en de voordeur bedroeg ongeveer drie meter. [19] De observaties vonden niet plaats met het doel om een min of meer volledig beeld te krijgen van (bepaalde aspecten van) het privéleven van verdachte, maar beoogden slechts een beeld te krijgen van de aanloop rondom de woning en van de personen die bij verdachte langskwamen. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat artikel 3 Politiewet in dit geval voldoende grondslag biedt voor het gebruik van een camera. Er is geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek.
Getuigenverklaringen
De raadsman heeft bepleit dat de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] van het bewijs moeten worden uitgesloten. Primair heeft hij aangevoerd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, omdat de getuigen ongeoorloofd zijn beïnvloed. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de getuigenverklaringen onbetrouwbaar zijn en daarom van het bewijs moeten worden uitgesloten. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Uit het dossier blijkt niet dat verbalisant [verbalisant] de getuigen toezeggingen heeft gedaan over hun aanhouding of vervolging. Niet is gebleken van ongeoorloofde beïnvloeding. De verklaringen zijn kort na de aanhouding van verdachte afgelegd en de getuigen hebben een voor zichzelf belastende verklaring afgelegd door te verklaren dat zij cocaïne hebben gekocht bij verdachte. De rechtbank acht de verklaringen betrouwbaar en is van oordeel dat deze gebruikt kunnen worden voor het bewijs.
Ten aanzien van feit 1
Verdachte heeft bekend dat de aangetroffen drugs (5,08 gram cocaïne) onder het matras van haar zijn.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de aangetroffen drugs op het dressoir (18,29 gram cocaïne en 0,96 gram heroïne) ook opzettelijk aanwezig heeft gehad. De rechtbank stelt voorop dat voor het aanwezig hebben van drugs, is vereist dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs en dat deze middelen zich binnen haar machtssfeer bevonden. Het is vaste rechtspraak dat een bewoner, behoudens contra-indicaties, bekend wordt verondersteld met de aanwezigheid van de in een woning aanwezige goederen. In dit geval lagen de drugs zichtbaar op een dressoir in de (kleine) kamer van verdachte. Omdat de drugs in haar woning lagen, kon verdachte daarover de feitelijke macht uitoefenen in de zin dat zij daarover kon beschikken.
De rechtbank concludeert dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde hoeveelheid drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Medeplegen?
Uit het dossier volgt dat ook medeverdachte [medeverdachte] wetenschap had van en beschikkingsmacht over de drugs op het dressoir. Dat geldt niet voor de drugs die onder het matras lagen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van het aanwezig hebben van een gedeelte van de aangetroffen drugs.
Concluderend
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 4 juli 2023 in Zwolle tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] , opzettelijk een hoeveelheid cocaïne en 0,96 gram heroïne aanwezig heeft gehad.
Ten aanzien van feit 2
Op grond van de aangetroffen hoeveelheden drugs, de getuigenverklaringen, de waargenomen (korte) bezoeken van drugsgebruikers bij de woning van verdachte en de inhoud van het gesprek met [naam 2] op 29 juni 2023 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 mei 2023 tot en met 4 juli 2023 opzettelijk in cocaïne heeft gehandeld.
Voor het medeplegen van de handel in cocaïne ziet de rechtbank onvoldoende bewijs, zodat zij verdachte hiervan zal vrijspreken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
zij op 4 juli 2023 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en 0,96 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
zij in de periode van 1 mei 2023 tot en met 4 juli 2023 te Zwolle, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet (OW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf voor de duur van 140 uren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank vindt daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben zich schuldig gemaakt aan het bezit van cocaïne en heroïne. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs vanuit haar woning gedurende een periode van ruim twee maanden. Het is algemeen bekend dat drugs, waaronder cocaïne en heroïne in het bijzonder, een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en zeer verslavend zijn. Bovendien zorgt de handel in harddrugs voor veel schade en overlast in de maatschappij. Verdachte is hier door haar handelen medeverantwoordelijk voor.
De rechtbank neemt verder het strafblad van verdachte van 1 maart 2024 in aanmerking, waaruit blijkt dat zij eerder is veroordeeld voor (vermogens)delicten maar niet voor Opiumwet-delicten. Ook neemt de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Deze oriëntatiepunten vermelden voor het dealen in harddrugs gedurende één tot drie maanden een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en voor het aanwezig hebben van 10 tot 50 gram harddrugs een taakstraf voor de duur van 80 uren.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging tot slot rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die ter zitting naar voren zijn gebracht. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank de straf zoals door de officier van justitie is geëist passend en geboden.
6.4
Het in beslag genomen voorwerp
De officier van justitie heeft verzocht om de inbeslaggenomen telefoon (merk Oppo, goednummer 3009380) te onttrekken aan het verkeer.
De rechtbank zal de onder verdachte in beslag genomen telefoon onttrekken aan het verkeer, aangezien met behulp van dit voorwerp de feiten zijn begaan of voorbereid.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 47 en 57 Wetboek van Strafrecht (Sr).

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2, het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenzich schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
140 (honderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
70 (zeventig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de dagen doorgebracht in verzekering, twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
het in beslag genomen voorwerp
- verklaart
onttrokken aan het verkeerhet in beslag genomen voorwerp, te weten een telefoon (merk Oppo, goednummer 3009380);
opheffing geschorste bevel voorlopige hechtenis
-
hefthet
geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opmet ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Souman, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Vis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 april 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid
2.Proces-verbaal van bevindingen van 26 januari 2024, blad 1.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2023, p. 21.
4.Proces-verbaal van binnentreden in woning, p. 132-133.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2023, p. 135.
6.Proces-verbaal vooronderzoek lab van 6 juli 2023, p. 215.
7.Proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2023, p. 136 en proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 5 juli 2023, p. 187.
8.NFI-rapport van 6 juli 2023, p. 193.
9.NFI-rapport van 6 juli 2023, p. 194-195.
10.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 5 juli 2023, p. 187 – 190.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 5 juli 2023, p. 123.
12.Verklaring medeverdachte [medeverdachte] ter terechtzitting van 4 april 2024.
13.Proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2023, p. 135-136.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 23 september 2023, p. 182.
15.Proces-verbaal van bevindingen van 23 september 2023, p. 180.
16.Proces-verbaal van bevindingen van 23 september 2023, p. 180.
17.Proces-verbaal verhoor getuige van 5 juli 2023, p. 60 en proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2023, p. 62.
18.Proces-verbaal verhoor getuige van 5 juli 2023, p. 64.
19.Proces-verbaal van bevindingen van 26 januari 2024, blad 1.