ECLI:NL:RBOVE:2024:2130

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
ak_23_1842
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en de motivering van het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom het is afgeweken van de conclusies van de ingeschakelde deskundige, psychiater dr. O. de Klerk. Eiseres had haar WGA-loonaanvullingsuitkering beëindigd per 30 januari 2023, omdat haar arbeidsongeschiktheidspercentage onder de 35% was vastgesteld. Dit percentage werd later aangepast, maar bleef onder de drempel. Eiseres betwistte de beslissing van het UWV en voerde aan dat er onvoldoende beperkingen waren vastgesteld in haar Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank concludeert dat de rapporten van de verzekeringsartsen niet voldoen aan de eisen van zorgvuldigheid en navolgbaarheid, en dat de motivering van hun conclusies onvoldoende is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en verplicht het UWV om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de bevindingen van de rechtbank. Tevens wordt het UWV veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die in totaal € 3.381,50 bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1842

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. K. Aslan,
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV),

gemachtigde: M.G. Velten.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Bij besluit van 29 november 2022 is de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiseres met ingang van 30 januari 2023 beëindigd, omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage minder is dan 35%, namelijk 12,08%.
1.2.
Met het besluit van 21 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit gebleven. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is daarbij gewijzigd naar 10,82%.
1.3.
Met een gewijzigde beslissing op het bezwaar van 13 december 2023 heeft het UWV de beëindigingsdatum gewijzigd van 30 januari 2023 naar 14 februari 2024, omdat de arbeidsdeskundige beoordeling is gewijzigd. De mate van arbeidsongeschiktheid blijft echter minder dan 35%, namelijk 0%.
1.4.
De gewijzigde beslissing op bezwaar is een besluit dat het bestreden besluit van
21 augustus 2023 vervangt en is op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onderdeel van deze beroepsprocedure.
1.5.
Het UWV heeft op het aanvullende beroepschrift van 27 december 2023 gereageerd met een verweerschrift en aanvullende rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. Ook de zus van eiseres was bij de zitting aanwezig.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres werkte als verzorgende voor haar moeder voor 36 uur per week (middels een pgb van haar moeder). Op 7 oktober 2016 heeft zij zich ziekgemeld. Met ingang van
5 oktober 2018 is aan eiseres een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend tot 4 mei 2020, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De verzekeringsarts in opleiding Oliveiro (hierna: verzekeringsarts i.o.) heeft toen geconcludeerd dat eiseres geen benutbare mogelijkheden heeft en daarbij bepaald dat een herbeoordeling na één jaar dient plaats te vinden. Dit heeft niet plaatsgevonden. Ook bij de overgang van de loongerelateerde WIA-uitkering naar de loonaanvullingsuitkering heeft geen herbeoordeling plaatsgevonden. De gemachtigde van het UWV heeft tijdens de zitting toegelicht dat dit waarschijnlijk komt door een combinatie van de corona-periode en het tekort aan verzekeringsartsen.
2.1.
In januari 2022 heeft wel een herbeoordeling plaatsgevonden. Daarbij heeft de verzekeringsarts i.o. op 10 januari 2022 bij Psyon gevraagd om een expertise onderzoek uit te voeren. Dit onderzoek is uitgevoerd door een psycholoog en door psychiater dr. O. de Klerk (hierna: De Klerk). De onderzoeksbevindingen van De Klerk zijn vermeld in het rapport van 26 april 2022. Vervolgens heeft de verzekeringsarts i.o. zijn bevindingen neergelegd in een medische rapportage van 9 mei 2022, welke is getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts Lechner. Ook is een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. De arbeidsdeskundige heeft daarna zijn bevindingen neergelegd 28 november 2022. Vervolgens heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals in de inleiding beschreven.

Standpunt van partijen

3. Volgens het UWV heeft eiseres met ingang van 14 februari 2024 geen recht meer op een WIA-uitkering omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid lager is dan 35%, namelijk 0%. Eiseres wordt in staat geacht om de voorbeeldfuncties wikkelaar, controleur tester elektronische apparatuur en productiemedewerker textiel te verrichten. Hiermee kan zij meer verdienen dan het loon dat zij verdiende voor haar ziekmelding. Hiervoor baseert het UWV zich op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
4. Eiseres voert aan dat er onvoldoende beperkingen zijn vastgesteld in de FML, terwijl uit het rapport van De Klerk blijkt dat daar wel alle reden voor is. De Klerk heeft in zijn verslag vermeld dat de psychische klachten van eiseres voldoende objectiveerbaar zijn. De diagnoses afhankelijke persoonlijkheidsstoornis, zwakbegaafdheid en andere gespecificeerde psychotrauma en/of stressor gerelateerde stoornis zijn gesteld. Volgens eiseres heeft De Klerk geconcludeerd dat deze stoornissen/aandoeningen onder andere reden voor zijn voor een beperking in zelfstandig handelen. De hulpbehoevendheid is nu niet anders dan de hulpbehoevendheid die in augustus 2018 werd aangenomen. Ook had een verdergaande beperking toegekend moeten worden voor samenwerken. Uit het verslag van De Klerk blijkt volgens eiseres dat zij angstklachten heeft, waardoor zij niet alleen kan zijn. Haar familie helpt haar bij alle dagelijks dingen. Zelfs douchen lukt haar niet alleen. Eiseres ervaart problemen in het contact met anderen en zij kan ook niet tegen drukte. Hierdoor is zij niet in staat intensief samen te werken met anderen, waarbij er sprake zou moeten zijn van intensief contact.
4.1.
Verder stelt eiseres dat er ten onrechte geen extra beperkingen zijn aangenomen voor haar nek- en schouderklachten. Uit de informatie van 2 november 2023 van de neuroloog blijkt dat de schouderklachten niet alleen vanuit de spieren komen. De mogelijke wortelbëinvloeding is in ieder geval voldoende reden om haar het voordeel van twijfel te geven en om aan te nemen dat de schouderklachten links een medische oorzaak hebben. Dit is volgens eiseres onder andere reden voor een sterkere beperking ten aanzien van de items tillen en dragen.
4.2.
Tijdens de zitting heeft eiseres aangeven dat in februari 2024 een MRI is gemaakt in Turkije, waaruit blijkt dat sprake is van een hernia in de nek. Haar huisarts heeft deze informatie gezien en haar doorverwezen naar een neuroloog in Nederland. Eiseres verwacht dat daar binnenkort een MRI wordt gemaakt.
4.3.
Daarnaast stelt eiseres dat een verdergaande urenbeperking moet worden aangenomen. Zij heeft vermoeidheidsklachten vanwege haar slaapproblemen. Zij kan ’s nachts hooguit 3 à 4 uur slapen. Tijdens de hoorzitting heeft zij ook gezegd dat zij overdag moet rusten. Na bijvoorbeeld het afstoffen moet zij 5 à 10 minuten rusten. Hierbij is ook van belang dat zij een matige longfunctie heeft, astmatische klachten heeft en medicamenteus wordt behandeld. Uit de Standaard Duurbelastbaarheid in arbeid blijkt volgens eiseres dat bij een longfunctiestoornis het lichaam onvoldoende zuurstof/energie kan opnemen. Nu hiervan sprake is, althans een matige longfunctie, is een verdergaande urenbeperking aangewezen. In dit verband heeft eiseres ook een verslag van 14 juli 2023 van een longfunctieonderzoek overgelegd.
4.4.
Ook voert eiseres aan dat de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet representatief zijn voor de medische situatie op de datum in geding, namelijk 14 februari 2024. Het lichamelijk onderzoek heeft zeven maanden daarvoor plaatsgevonden op 21 juli 2023.
4.5.
Verder voert eiseres aan dat het onduidelijk is waarom de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij de raadpleging van het CBBS niet is uitgegaan van de datum
21 juli 2023, maar van 18 augustus 2023. De functie wikkelaar is volgens eiseres niet passend vanwege een verhoogd persoonlijk risico. Zij gebruikt medicatie die matig tot ernstig effect kunnen hebben op het reactie- en concentratievermogen. Zij kan hierdoor
niet zorgvuldig werken. Tijdens de zitting heeft eiseres de rechtbank verzocht om een onafhankelijk deskundige te benoemen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.1.
Het UWV mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, inzichtelijk en navolgbaar zijn en geen tegenstrijdigheden bevatten. De conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. De rechtbank is van oordeel dat aan deze standaard in dit geval niet wordt voldaan, omdat onvoldoende inzichtelijk en navolgbaar is waarom de verzekeringsartsen zijn afgeweken van de bevindingen van de door hen zelf ingeschakelde deskundige De Klerk. De rechtbank licht dit als volgt toe.
5.2.
De verzekeringsarts i.o. heeft eiseres tijdens het spreekuur onderzocht. In het rapport van 7 januari 2022 heeft de verzekeringsarts i.o. geconcludeerd dat verbetering is opgetreden, ondanks dat eiseres juist aangeeft dat haar situatie is verslechterd. De verbetering blijkt uit het feit dat eiseres zelf in staat is om het gesprek te voeren tijdens het spreekuur, zij in staat is om alleen thuis te blijven en om alle dagelijkse verrichtingen te doen. Dit was bij de vorige beoordeling nog niet het geval. Ook zijn er geen behandelingen meer. De verzekeringsarts i.o. heeft een psychologisch onderzoek bij Psyon aangevraagd om de kijken welke behandelmogelijkheden er zijn en om de mentale belastbaarheid te beoordelen.
5.3.
De Klerk heeft in zijn rapport van 26 april 2022 vermeld dat de hoofddiagnose een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis is. Ook is sprake van zwakbegaafdheid. Verder kan een ander gespecificeerde psychotrauma en/of stressor gerelateerde stoornis als diagnose worden overwogen. Daarnaast heeft De Klerk de volgende antwoorden gegeven:
“Vraag 2: Vindt u aanwijzingen voor functionele beperkingen voortkomend uit ziekte of gebrek? Antwoord vraag 2: De beperkingen in het persoonlijk functioneren zijn vooral aanwezig in de zelfsturing en de zelfregulering. Betrokkene is zonder steun uit haar omgeving niet voldoende in staat betekenisvolle doelen of taken na te streven of te behalen. Het grote verschil met de periode voor 2016 was dat betrokkene toen niet beperkt was, in de aanwezigheid van haar moeder. Deze bood haar veiligheid, bevestiging en steun. Vertaald naar FML-termen acht ik haar met name beperkt in het zelfstandig handelen. Er is een consistent beeld van gebrek aan doorzettingsvermogen, gebrek aan zelfstandigheid. Samenvallend met deze beperking is ze ook beperkt in vervoer. Ik acht haar niet in
staat om zelfstandig op het werk te komen, zij is aangewezen op het vervoer door anderen. Wat betreft het sociaal functioneren is er een beperking in het hanteren van stresssituaties. Ze is slecht in staat haar emoties te reguleren en roept hier direct veel zorg bij op, door haar verlies van controle over emoties en haar suïcidale dreigementen.
Vraag 3: Is er sprake van een adequate behandeling van klachten en beperkingen? Heeft u
behandelsuggesties? Antwoord vraag 3: Momenteel is er geen sprake van behandeling. Ze was niet geschikt voor een regulier behandeltraject, gericht op verwerking van de nare gebeurtenissen, zoals het overlijden van man, moeder en de stressvolle situatie die ontstond na de dood van haar man. Uitgaande van de huidige diagnose acht ik het meer geïndiceerd te werken aan vaardigheden die de zelfredzaamheid en zelfsturing vergroten, dan aan verwerking van de eerdere gebeurtenissen. De kans is namelijk groot, dat betrokkene nachtmerries (en andere angsten) zal houden, zolang zij niet de veiligheid van een
partner of andere belangrijke steunfiguur ervaart. Het is aannemelijk dat er een beperking in de zelfstandigheid blijft. Een belangrijke taak van een behandelteam is er ook voor te zorgen dat de kinderen voldoende aan hun eigen individuatie en separatie toekomen. Dit is mogelijk wanneer er ondersteuning komt vanuit hulpverlening. Overstap naar een beschermde woonvorm kan bijvoorbeeld bijdragen aan het gevoel van veiligheid, en vanuit deze positie is herstel mogelijk. De problematiek kan zich ook vanzelf oplossen wanneer er een nieuwe
partner verschijnt.
Vraag 4: Hoe acht u de prognose? Antwoord vraag 4: De prognose zal sterk afhangen van de mate waarin betrokkene zich veilig en geborgen voelt bij haar steunend netwerk.”
5.4.
De verzekeringsarts i.o. heeft vervolgens op 9 mei 2022 een FML opgesteld. Daarbij zijn beperkingen vastgesteld in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Eiseres is aangewezen op regelmaat en dient niet over te werken. Zij kan, rekening houdend met deze beperkingen, gemiddeld 8 uur per dag en gemiddeld 40 uur per week werken. De verzekeringsarts i.o. heeft niet alle bevindingen uit het expertise onderzoek overgenomen. Daarover is in het rapport van 9 mei 2022 vermeld dat het opvallend is dat eiseres bij het dagverhaal bij de expertise veel afhankelijker is en minder zelfstandigheid toont dan tijdens het spreekuur bij de verzekeringsarts i.o. Zo bleek tijdens het spreekuur dat eiseres zelf documenten uit haar tas haalde en die toonde. Zij heeft ook blijk gegeven in staat te zijn zelf naar behandelingen te rijden, waaruit al blijkt dat geen sprake is van volledige afhankelijkheid, in ieder geval dat geen sprake is van beperkingen in de eerste items van persoonlijk functioneren. Er is volgens de verzekeringsarts i.o. geen sprake van disfunctioneren op alle drie de niveaus, aangezien uit het dagverhaal blijkt dat eiseres ADL onafhankelijk is en zij in staat is wat huishoudelijke taken uit te voeren en zelfstandig naar behandelingen kan. Verder is De Klerk uitgegaan van een lager dan gemiddelde intelligentie, terwijl in het IQ-onderzoek wordt aangegeven dat er een disharmonisch profiel is en dat de lagere uitkomsten multifactorieel bepaald kunnen zijn. Daarbij is aangegeven dat uitspraken over het gehele intelligentieprofiel niet betrouwbaar kunnen worden gedaan.
5.5
De verzekeringsarts bezwaar en beroep Burgers heeft eiseres tijdens de hoorzitting gezien en gesproken en informatie van de huisarts ontvangen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er naast de door De Klerk gestelde diagnoses sprake van chronische hoofdpijn welke door de neuroloog als tendomyogeen is geduid. Ook is sprake van fibromyalgie, astma, tendomyogene nek- en schouderklachten, recidiverende otitiden en eczeem bij een nauwe meatus. De fibromyalgie en de nek- en schouderklachten maken het aannemelijk dat eiseres ook beperkt is voor duwen en trekken, licht beperkt is voor lopen, klimmen en staan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt eiseres gezien de mate van ernst van de beschreven psychische stoornissen niet geschikt om zelfstandig te reizen, voor beroepsmatig vervoer en is zij aangewezen op een voorspelbare werksituatie met vaste bekende werkwijzen zonder blootstelling aan veel visuele en auditieve prikkels, intensief klantcontact, intensief patiëntcontact of intensief hulpbehoevende contact en waarin zo nodig kan worden teruggevallen op directe collega’s en leidinggevenden. Voor meer of verdergaande beperkingen ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding. De beperkingen zijn vermeld in de FML van 11 augustus 2023.
5.6
Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de door De Klerk genoemde beperking in het zelfstandig handelen in het dagelijks functioneren (item 1.6) niet aannemelijk, omdat een dergelijke beperking alleen voorkomt bij mensen met een ernstige stoornis. Daarvan is bij eiseres geen sprake. Bovendien blijkt uit de correspondentie van Dimence uit 2018 en 2019 dat bij eiseres wel sprake is van een afhankelijke en vermijdende dynamiek, maar is de afhankelijke persoonlijkheidsstoornis niet geclassificeerd volgens DSM-5. Uit het intelligentieonderzoek in 2019 blijkt dat bij eiseres ook geen aanwijzingen zijn voor een ernstig verstandelijke beperking. Een zeer licht tot licht verstandelijke beperking is meer aannemelijk, omdat eiseres een Mbo-opleiding heeft afgerond. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er gezien de matige ernst van de beschreven psychische stoornissen ook geen medische reden voor een verdergaande beperking op het beoordelingspunt samenwerken (item 2.9).
5.7
De rechtbank is van oordeel dat door de verzekeringsarts i.o. en de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende inzichtelijk en concludent is gemotiveerd waarom is afgeweken van de conclusies en bevindingen van De Klerk. De rechtbank legt hierna uit waarom zij dat vindt. Omdat de redenering in de medische rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook verwijst naar de verzekeringsarts i.o. zal de rechtbank bij die laatste beginnen.
5.8
De rechtbank begrijpt uit de motivering van de verzekeringsarts i.o. dat daarbij het dagverhaal en de indruk tijdens het spreekuur van belang zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat het dagverhaal bij de verzekeringsarts i.o. weliswaar wat discrepanties vertoont met de dagverhalen zoals bij De Klerk en ook later opgetekend, maar in de overige medische rapportages blijkt juist een consistent beeld. Klaarblijkelijk heeft de verzekeringsarts i.o. uit het dagverhaal opgemaakt dat eiseres zelfstandig gaat douchen, wanneer haar zus dat aan haar vraagt en dit van belang geacht. Dit kan echter ook anders geïnterpreteerd kan worden, namelijk dat eiseres niet zelf gaat douchen, maar pas nadat haar zus dat tegen haar zegt. Daarbij heeft de verzekeringsarts i.o. het dagverhaal maar kort opgetekend, terwijl De Klerk een uitgebreid dagverhaal vermeld en expliciet aangeeft dat de gezondheidsklachten consistent zijn. Het is de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden waarom de verzekeringsarts i.o. desondanks tot haar conclusie is gekomen dat eiseres wel (weer) in staat is om alle dagelijkse verrichtingen te doen. Daarom is dit onvoldoende gemotiveerd.
5.9
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep vervolgens ook onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij afwijkt van de bevindingen en conclusies van De Klerk over samenwerken en zelfstandig handelen in het dagelijks functioneren. De rechtbank begrijpt uit diens rapportage dat De Klerk hiervoor met name leidend vindt de afhankelijkheidsstoornis van eiseres, terwijl de verzekeringsarts bezwaar en beroep beschrijft dat door de behandelaren een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis niet is geclassificeerd volgens DSM-5. Daarbij merkt de rechtbank op dat de informatie van de behandelaren ouder is dan de informatie van De Klerk en daarom ook ook niet duidelijk is waarom de verzekeringsarts bezwaar en beroep desondanks niet uitgaat van de informatie van De Klerk. Waar de verzekeringsarts i.o. nog vraagtekens zette bij de zwakbegaafdheid van eiseres, gaat de verzekeringsarts bezwaar en beroep daar blijkens zijn rapportage van
11 augustus 2023 wel van uit en heeft hij mede daarom nog extra beperkingen aangenomen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat een verdere beperking in het zelfstandig handelen niet aannemelijk is, omdat een beperking in het zelfstandig handelen in het dagelijks functioneren alleen voorkomt bij mensen met een ernstige stoornis zoals een ernstige depressieve stemmingsstoornis, ernstige vormen van hersenschade en bij een ernstige autismespectrumstoornis. Bij cliënte spelen deze aandoeningen niet.
Dat een beperking voor zelfstandig handelen op basis van de Basisinformatie CBBS (versie 5) alleen voorkomt bij een ernstige stoornis, acht de rechtbank in dit verband onvoldoende inzichtelijk bij wijze van motivering. In de Basisinformatie staan voorbeelden. Bovendien is het CBBS zelf ook niet éénduidig, omdat bij het item 1.5 (waar de verzekeringsarts bezwaar en beroep vermoedelijk op doelt) onder “interpretatiekader” staat dat een beperking in het doelmatig handelen (taakuitvoering) in het dagelijks functioneren, voorkomt bij psychiatrische, neurologische stoornissen en neurobiologische ontwikkelingsstoornissen. Er staat niet bij dat dit alleen bij ernstige stoornissen voorkomt (wat wel daaronder staat). Overigens staat bij de andere items in rubriek 1 ook vermeldt dat het ‘meestal’ gaat om een ernstige stoornis. Gelet hierop vindt de rechtbank dat onvoldoende inzichtelijk is waarom de verzekeringsartsen zijn afgeweken van de conclusies van De Klerk ten aanzien van de beperkingen op het gebied van zelfstandig handelen en samenwerken.
5.10.
De beroepsgrond van eiseres over meer en/of verdergaande beperkingen vanwege de astmatische klachten en matige longfunctie, slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht heeft geconcludeerd dat het longfunctieonderzoek een onjuiste uitkomst heeft, omdat de lichaamslengte niet juist is ingevoerd (250 cm i.p.v. 161 cm).
5.11.
De rechtbank concludeert dat de motivering van de conclusies van de verzekeringsartsen, met uitzondering van wat in 5.7 tot en met 5.9 is overwogen, onvoldoende navolgbaar zijn. Daarom konden de rapporten van de verzekeringsartsen niet aan het bestreden besluit ten grondslag worden gelegd en kan het besluit geen standhouden.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt. Uit wat in rechtsoverweging 5.1. tot en met 5.9 is overwogen volgt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en niet deugdelijk is gemotiveerd. Dit is in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Daarom zal het UWV zal een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Wat eiseres verder heeft gesteld, onder meer met betrekking tot de verstreken tijd tussen de nieuwe datum in geding en het medisch onderzoek, hoeft daarom niet te worden besproken.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding of mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten en evenmin ziet zij aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, omdat het UWV op basis van de onderzoeksbevindingen en conclusies van De Klerk een nieuwe verzekeringsgeneeskundige beoordeling dient te maken. Eiseres heeft tijdens de zitting gewezen op hernia-klachten, die zouden zijn bevestigd in Turkije en waarvoor in Nederland een MRI staat ingepland. Zij kan de nieuwe medische informatie over de MRI aan het UWV overleggen, zodra die informatie bekend is. Hoewel dit pas ter zitting naar voren is gebracht, acht de rechtbank het van belang dat dit ook beoordeeld wordt nu er een nieuwe beoordeling plaatsvindt.
8. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van
€ 597,-. De gemachtigde heeft het bezwaarschrift ingediend (1 punt) en was aanwezig bij de hoorzitting (1 punt). Het UWV heeft in de gewijzigde beslissing op bezwaar aangegeven deze kosten te vergoeden. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. Eiseres heeft gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend (1 punt), een aanvullend beroepschrift ingediend na de wijziging van het besluit (0.5 punt) en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen
(1 punt). De vergoeding bedraagt in totaal € 3.381,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 13 december 2023;
- bepaalt dat het UWV een nieuw besluit op het bezwaar moet nemen met in achtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot en bedrag van € 3.381,50;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, rechter, in aanwezigheid van
J.T. Boddeüs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
De rechter is verhinderd te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.