4.3Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
In de nacht van 15 mei 2022 was verdachte werkzaam als beveiliger bij het café ‘ [het café] ’ in [vestigingsplaats] . Aangever [slachtoffer] (hierna: aangever) heeft die nacht meerdere keren geprobeerd om het café te betreden nadat de deuren gesloten waren voor nieuwe bezoekers. Verdachte heeft aangever telkens verzocht om het terras van het café te verlaten. Toen aangever op enig moment weer naar de ingang van het café liep, werd hij door verdachte met de platte hand met kracht in zijn gezicht geslagen. Direct na die klap is aangever op de grond gevallen. Hij kon daarna niet meer op zijn linkerbeen staan.
Kort hierna heeft aangever de spoedeisende hulp bezocht. Naast een zwelling van zijn lip en jukbeen en een schaafwond op zijn voorhoofd, bleek aangever een zogenaamde “Weber C fractuur” te hebben opgelopen, een breuk in zijn linker kuitbeen boven het enkelgewricht. Aangever is inmiddels twee keer geopereerd aan zijn been. In mei 2022 zijn twee stelschroeven in zijn been geplaatst. In november 2022 zijn deze schroeven weer operatief verwijderd. Aangever heeft tot op heden last van pijnklachten.
De rechtbank stelt vast dat aangever door verdachte met de platte hand met kracht in zijn gezicht is geslagen. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever (ook) met de vuist heeft geslagen, hem onderuit heeft getrapt of tegen diens been heeft getrapt of geslagen.
De rechtbank stelt voorop dat zij, buiten de in artikel 82 Wetboek van Strafrecht (Sr) opgesomde gevallen, volgens vaste jurisprudentie de vrijheid heeft om lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen, indien dat letsel voldoende ernstig is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Bij de beantwoording van de vraag of bepaald letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel van belang.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat bij aangever sprake was van een Weber C-fractuur. Het letsel was van dien aard dat twee operaties noodzakelijk zijn gebleken. Bovendien komt uit de letselrapportage de mogelijkheid naar voren dat aangever blijvende pijnklachten en blijvend functieverlies zal ervaren. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het letsel van aangever als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het letsel van aangever heeft veroorzaakt. Uit het dossier volgt dat aangever direct na zijn val niet meer op zijn linkerbeen kon staan en dat hij naar de spoedeisende hulp is gegaan. Uit de letselrapportage volgt dat een Weber C-fractuur doorgaans ontstaat na het te ver naar buiten draaien van de enkel, zoals kan gebeuren als iemand zich verstapt. Gelet hierop gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte aangever met zoveel kracht in het gezicht heeft geslagen dat aangever ten val is gekomen, waarbij hij zijn enkel heeft verdraaid en de botbreuk is ontstaan. Als verdachte aangever niet zou hebben geslagen dan zou aangever niet zijn gevallen en had hij ook geen zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waarmee het causaal verband is gegeven. Er zijn geen aanknopingspunten waaruit zou kunnen volgen dat het letsel op een andere wijze is ontstaan.
Primair: vrijspraak zware mishandeling
De rechtbank oordeelt dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever, ook niet in voorwaardelijke vorm. Verdachte heeft aangever één keer met kracht met de platte hand in het gezicht geslagen. De rechtbank acht de kans dat aangever als gevolg van deze ene klap zwaar lichamelijk letsel zou oplopen niet aanmerkelijk, laat staan dat uit de bewijsmiddelen kan volgen dat verdachte deze kans bewust zou hebben aanvaard, zodat voorwaardelijk opzet op dit gevolg niet kan worden aangenomen.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte de primair ten laste gelegde zware mishandeling heeft gepleegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Subsidiair: mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg
Uit de bewijsmiddelen volgt wel dat verdachte aangever heeft mishandeld door hem met kracht met platte hand in het gezicht te slaan, waardoor aangever op de grond is gevallen. Als gevolg hiervan heeft aangever zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De raadsman heeft een beroep gedaan op noodweer. Volgens verdachte zou aangever een arm om zijn nek hebben geslagen toen verdachte hem met een hand in de rug van het terras af wilde begeleiden. Verdachte was daardoor in de veronderstelling dat aangever hem in een nekklem wilde leggen en zou aangever om die reden in het gezicht hebben geslagen.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is op grond van artikel 41 Sr vereist dat verdachte zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De manier waarop verdachte zich heeft verdedigd moet daarnaast noodzakelijk en geboden zijn. De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of er daadwerkelijk sprake was van een noodweersituatie; dus van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die aan het beroep op noodweer ten grondslag zijn gelegd onaannemelijk, gelet op het feit dat geen van de getuigen het verhaal van verdachte heeft bevestigd. Geen enkele getuige heeft immers verklaard dat aangever een arm om de nek van verdachte heeft geslagen of verdachte op een andere manier heeft aangevallen. In tegendeel, uit de verklaring van de getuige [getuige] komt naar voren dat verdachte de agressor is geweest en als enige geweld heeft gebruikt. Daarom is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie.
Gelet op het bovenstaande verwerpt de rechtbank het beroep op noodweer.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, heeft begaan.