ECLI:NL:RBOVE:2024:2429

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
08.159582.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor bezit en handel in harddrugs met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 20-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en een meldplicht bij de reclassering. De verdachte was schuldig aan het bezit en de handel in harddrugs, waaronder cocaïne en heroïne, gedurende een periode van bijna acht maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 14 oktober 2022 tot en met 29 juni 2023 opzettelijk heeft gehandeld in harddrugs en opzettelijk cocaïne en heroïne aanwezig heeft gehad. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat leidde tot de ontdekking van verschillende transacties en verklaringen van afnemers die drugs bij de verdachte kochten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen, doorging met zijn criminele activiteiten en dat zijn handelen schadelijk was voor de maatschappij. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. De verdachte heeft zich bereid verklaard om mee te werken aan interventies van de reclassering, maar het risico op recidive werd als hoog ingeschat. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en deelname aan gedragsinterventies.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.159582.23 (P)
Datum vonnis: 7 mei 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
nu verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 april 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 23 april 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zich in de periode van 14 oktober 2022 tot en met 29 juni 2023 schuldig heeft gemaakt aan de handel in harddrugs;
feit 2:op 29 juni 2023 opzettelijk cocaïne en heroïne aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2022 tot en met 29 juni 2023 te Enschede,
althans in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd,
- een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of
- een hoeveelheid heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet;
2
hij op of omstreeks 29 juni 2023 te Enschede
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
- ongeveer 155,46 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of
- ongeveer 3,4 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende heroïne zijnde heroïne,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid dagvaarding, bevoegdheid rechtbank, ontvankelijkheid officier van justitie en schorsing van de vervolging
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Over de ontvankelijkheid van de officier van justitie overweegt de rechtbank ambtshalve het volgende. Verdachte is op 13 november 2023 door de politierechter in deze rechtbank veroordeeld voor het dealen van harddrugs op 17 maart 2023 (parketnummer 08-100669-23). Deze uitspraak is nog niet onherroepelijk. Verdachte wordt in de onderhavige zaak onder feit 1 vervolgd voor onder andere het dealen van harddrugs op die datum. Ambtshalve stelt de rechtbank vast dat, nu de uitspraak van 17 maart 2023 nog niet onherroepelijk is, het ne bis in idem-beginsel er niet aan in de weg staat dat de verdachte opnieuw voor dit feit wordt vervolgd.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, met vrijspraak van het onder feit ten laste gelegde telen, bewerken en verwerken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat alleen de door verdachte erkende pleegperiode van april 2023 tot en met 29 juni 2023 bewezenverklaard kan worden. Daartoe is aangevoerd dat op basis van de notities in de telefoon van verdachte niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte vanaf 14 oktober 2022 harddrugs heeft gedeald.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor de bewezenverklaring van feit 2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft in heroïne en cocaïne gedeald. Hij maakte daarbij gebruik van een telefoon type Samsung A50 met telefoonnummer [telefoonnummer 1] , verder ook aangeduid als de dealtelefoon. Verder beschikte hij over een privételefoon type Samsung S21. Verdachte heeft dat ter zitting verklaard en hij heeft ter zitting ook bekend dat hij in de periode april 2023 tot 29 juni 2023 heeft gedeald. Hij ontkent voor april 2023 al te hebben gedeald.
De rechtbank stelt echter vast dat hij ook heeft gedeald in heroïne en cocaïne in de periode van 14 oktober 2022 tot april 2023, op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Verdachte werd door zijn afnemers “ [alias 1] ” genoemd en was voor die de afnemers te bereiken op telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
[naam 1] en [naam 2] waren afnemers die de van [alias 1] afgenomen drugs betaalden door overmakingen naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van verdachte. [naam 1] heeft de eerste betaling - voor door verdachte aan haar geleverde harddrugs - van in totaal 49 betalingen naar de bankrekening van verdachte gedaan op 14 oktober 2022 en kocht, zoals zij op 24 september 2023 verklaarde, al zeker anderhalf jaar basecoke van verdachte. In totaal heeft [naam 1] € 20.860,00 overgemaakt naar de bankrekening van verdachte.
[naam 3] bestelde harddrugs bij verdachte die als “ [alias 2] [telefoonnummer 1] ” in zijn (in de auto van verdachte gevonden) telefoon staat. [naam 3] heeft op 11 juli 2023 verklaard dat hij al zeker twee tot tweeënhalf jaar drugs koopt bij zijn dealer [alias 1] en dat [alias 1] de jongen is in wiens auto hij zijn telefoon is verloren en dat die [alias 1] altijd dezelfde persoon is geweest. Uit de eerdere verklaring van [naam 3] op 5 juli 2023 (blz. 85) dat hij tien euro betaalt voor één streep, leidt de rechtbank af dat [naam 3] , die blijkens datzelfde proces-verbaal als harddruggebruiker bekend staat, harddrugs bij verdachte kocht.
[naam 4] kocht sinds 2022 harddrugs bij verdachte. [naam 4] kocht wit (cocaïne) sinds de zomer van 2022 en bestelde de drugs op het telefoonnummer van verdachte. Dat illustreert hij door het tonen van dat contact in zijn telefoon, waarvan op bladzijde 65 een foto is opgenomen met daarop de vermelding [alias 1] en telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
In de dealtelefoon staan contactmomenten met “ [adres 2] ”, het adres waarop [naam 5] , bekend als harddruggebruikster, stond ingeschreven. Op 10 juli 2023 verklaart [naam 5] dat [alias 1] haar dealer is, dat zij contact met hem heeft via telefoonnummer
[telefoonnummer 1] en dat zij al een aantal jaren crack van hem koopt.
De inhoud van de privételefoon is met de inhoud van de dealtelefoon vergeleken. Namen die worden genoemd in de notities in de privételefoon worden ook als contacten gevonden in de dealtelefoon. In de privételefoon zijn verder notities aangetroffen met drugsgerelateerde informatie over afnemers, geldbedragen en adressen. De notities zijn aangemaakt vanaf 24 oktober 2022 en hebben, in versluierde taal, betrekking op harddrugs.
Er is onder meer genoteerd: bruin (heroïne), borie (cocaïne/crack), gekookt (crack/basecoke) en rauw. De term 'rauw' gebruikt wordt om cocaïne te omschrijven.
Op grond van dit alles is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden dat verdachte al vanaf 14 oktober 2022 opzettelijk heroïne en cocaïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, zoals onder feit 1 is ten laste gelegd.
Feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 14 oktober 2022 tot en met 29 juni 2023 te Enschede,
althans in Nederland,opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd,
-
een hoeveelheidcocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en
/of-
een hoeveelheidheroïne
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op
of omstreeks29 juni 2023 te Enschede opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 155,46gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van eenmateriaal bevattende cocaïneen
/of- ongeveer 3,4 gram heroïne,
in elk geval een hoeveelheid van eenmateriaal bevattende heroïnezijnde cocaïne en heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
,dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor beide feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een straf moet worden opgelegd die gelijk is aan de door de officier van justitie gevorderde straf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van en de handel in harddrugs gedurende circa acht maanden. Hij handelde op grote schaal, getuige bijvoorbeeld het door [naam 1] in totaal aan hem overgemaakte bedrag van € 20.860,00. Drugsgebruik is naar algemeen bekend schadelijk voor de gezondheid. Drugshandel is een plaag voor de maatschappij en zorgt voor overlast en gevoelens van onveiligheid, zoals ook in deze zaak naar voren komt uit de verklaringen van buurtbewoners die verdachte zagen dealen. Veelal gaat die handel gepaard met criminaliteit. Zowel door dealers als door gebruikers, welke laatsten de kosten van hun gebruik niet zelden met niet legaal verkregen gelden bekostigen. Dit alles heeft verdachte er niet van weerhouden te handelen in heroïne en cocaïne. Kennelijk met het doel veel te verdienen en zo een niet bij zijn legale inkomstenbronnen passende luxe levensstijl te bekostigen. Dit rekent de rechtbank hem aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 26 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder op 13 november 2023 is veroordeeld wegens handel in harddrugs. Vanwege deze veroordeling zal de rechtbank rekening houden met het bepaalde in artikel 63 Sr.
Over verdachte zijn rapporten uitgebracht door Reclassering Nederland. Het meest recente rapport is van 12 april 2024. Hieruit volgt dat de reclassering het als zorgelijk beschouwt dat verdachte sinds zijn achttiende levensjaar met justitie in aanraking blijft komen en het tijdsbestek waarin de feiten worden gepleegd steeds korter lijken te worden. De reclassering kan zich daardoor niet aan de indruk onttrekken, dat verdachte bewust lijkt te kiezen voor een leven waarbij hij buiten de wettelijke kaders probeert in zijn levensonderhoud te voorzien. Bij bewezenverklaring worden de leefgebieden "dagbesteding" en "houding" als criminogeen en risicoverhogend beschouwd en het leefgebied "financiën" als delictgerelateerd. Verdachte heeft al langere tijd geen werk of zinvolle dagbesteding in de vorm van onderwijs en dus geen stabiel inkomen waarmee hij zelfstandig in zijn levensonderhoud kan voorzien. De leefgebieden "relatie met partner en familie" en "huisvesting" worden als stabiel beschouwd, maar zijn onvoldoende beschermend gebleken. Tot slot wordt als positief beschouwd dat verdachte zich bereid heeft verklaard mee te zullen werken aan interventies die de reclassering noodzakelijk acht ter voorkoming van recidive. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, gedragsinterventie praktische vaardigheden, gedragsinterventie motivatie, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en dagbesteding. Hierbij wil de reclassering benadrukken dat de spreekwoordelijke stok achter de deur in de situatie van verdachte wel een forse boomstam mag zijn zodat hij bij een veroordeling externe begrenzing ervaart, die hij intern kennelijk nog niet lijkt te ervaren.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank als uitgangspunt van denken acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De rechtbank acht het, gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat hem eerder een taakstraf is opgelegd wegens dealen van harddrugs, een zorgelijke ontwikkeling dat er aanwijzingen zijn dat verdachte ook tijdens schorsing van de voorlopige hechtenis lijkt te zijn doorgegaan met het dealen van (hard)drugs. De eerdere veroordeling is weliswaar nog niet onherroepelijk, maar kennelijk heeft verdachte in die veroordeling geen waarschuwing gezien en heeft hij de in deze zaak bewezenverklaarde feiten gepleegd.
Dat verdachte goed heeft verdiend aan die handel blijkt niet alleen uit het geldbedrag dat onder hem in beslag is genomen, maar ook uit de bij hem aangetroffen luxeartikelen en het luxe bestedingspatroon (reizen) dat verdachte verder had. Daarmee dreigt ook het gevaar van recidive. Verdachte is verder onwillig alle voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd te accepteren. Hij verzet zich tegen de voorwaarde van begeleid wonen. De rechtbank zal die voorwaarde daarom niet verbinden aan de hierna te bepalen deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Het is dan aan verdachte om te bewijzen dat hij ook zonder die extra bescherming recidivevrij blijft.
De rechtbank is op grond van dit alles van oordeel dat slechts een gevangenisstraf passend en geboden is en zal daarvan uit oogpunt van speciale preventie een deel voorwaardelijk opleggen, een en ander zoals door de officier van justitie gevorderd en de raadsman onderschreven.
Concreet: de rechtbank zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, gedragsinterventie praktische vaardigheden, gedragsinterventie motivatie en dagbesteding. De tijd die door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht zal op deze straf in mindering worden gebracht.
Het bevel tot voorlopige hechtenis zal met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de op te leggen onvoorwaardelijke straf worden opgeheven.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr en artikel 10 Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1,het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2,het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
7 (zeven) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene en bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen drie dagen na ingang van de proeftijd en verder gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12,1091 GM Amsterdam, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie “werken aan werk”. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden of een andere gedragsinterventie die gericht is op het motiveren van betrokkene om zijn gedrag te veranderen. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk of een BBL traject, met een vaste structuur voor mimimaal 32 uur per week;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met registratienummer PL0600-2023295016, gesloten op 12 januari 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 april 2024, voor zover inhoudende als de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb in de periode van april 2023 tot aan mijn aanhouding op 29 juni 2023 cocaïne en heroïne verkocht. Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] is van mij.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van 27 september 2023, pagina 140 voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 24 september 2023 hoorden wij [naam 1] en [naam 2] die op hetzelfde adres woonachtig waren, verklaren dat:
- zij geld overmaakten naar deze rekening (de rechtbank begrijpt: de bankrekening van verdachte) om drugs te kopen
- zij basecoke kochten van de dealer, genaamd [alias 1]
- zij belden met [alias 1] en dat hij het dan kwam brengen
- zij al zeker 1,5 jaar drugs bij [alias 1] kochten
- alle betalingen die zij gedaan hebben voor drugs waren.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van 27 september 2023, pagina’s 149 en 150 voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik was belast met het drugsonderzoek tegen verdachte [verdachte] . Ik ontving een Excel-bestand met een overzicht van de onder genoemde verdachte opgevraagde bankrekening [rekeningnummer 1] . Ik zag dat het bestand overzicht gaf van alle transacties op de genoemde bankrekening tussen 8 juni 2022 en 30 juni 2023.
Ik zag de volgende transacties.
[naam 2] [rekeningnummer 1]
Ik zag meerdere betalingen vanaf rekeningnummer: [rekeningnummer 1] , [naam 2] .
[naam 1] , [rekeningnummer 2] / [rekeningnummer 3]
Ik zag meerdere betalingen vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 2] en
[rekeningnummer 3] , [naam 1] . Ik zag dat de eerste betaling was gedaan op 14 oktober 2022. Ik zag dat er in totaal 49 keer een bedrag door [naam 1] was overgemaakt naar de eerder genoemde bankrekening van de verdachte. Ik zag dat er in totaal 20.860,- euro was betaald door [naam 1] .
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van 7 juli 2023, pagina’s 85 en 86, voor zover inhoudend als relaas van verbalisanten of een van hen, zakelijk weergegeven:
Ik heb onderzoek ingesteld naar de in de Seat (de rechtbank begrijpt: van verdachte) aangetroffen mobiele telefoon Xiaomi Redmi. Ik zag dat de Facebookmessenger was gekoppeld aan het account van [naam 3] . Ik zocht [naam 3] op in de
Politiesystemenen zag dat er één persoon bekend was met deze naam, zijnde:
[naam 3] . Ik zag in de politiesystemen dat [naam 3] gelabeld was als harddrugs gebruiker.
Wij zijn in gesprek gegaan met [naam 3] . Wij hoorde hem zeggen dat:
- hij die telefoon kwijt geraakt was in een auto
- hij hem kwijt was geraakt nadat hij bij zijn dealer in de auto gezeten had
- zijn dealer was genaamd [alias 1] of [alias 3] , ook zo in zijn telefoon staat
- zijn dealer in een witte auto reed.
Ik zag in de mobiele telefoon van [naam 3] als contact staan:
[alias 2] : [telefoonnummer 1] .
Het laatstgenoemde mobiele telefoonnummer is het nummer van de dealtelefoon van verdachte [verdachte] .
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van 11 juli 2023, pagina 87, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik was belast met het drugsonderzoek richting verdachte [verdachte] . Ik ging met [naam 3] in gesprek. Ik hoorde [naam 3] zeggen dat:
- [alias 1] kwaliteit drugs leverde
- hij al zeker 2 tot 2,5 jaar drugs koopt bij [alias 1]
- [alias 1] altijd dezelfde persoon is geweest
- [alias 1] de jongen is in de witte auto.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2023 en de daarbij gevoegde
bijlage, pagina’s 63 tot en met 65, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Wij hoorden op 3 juli 2023 [naam 4] . Wij hoorden [naam 4] verklaren dat:
- hij al sinds de zomer van 2022 van [alias 1] afnam;
- hij wit (cocaïne) bij [alias 1] koopt.
Wij hoorden hem zeggen dat hij belde of een bericht stuurde via whatsapp. Wij zagen dat [naam 4] het telefoonnummer van zijn dealer toonde. Wij hebben een foto daarvan toegevoegd aan dit proces-verbaal.
Bijlage
Een foto van het scherm van een mobiele telefoon waarop te zien is:
[alias 1]
[telefoonnummer 1] .
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van 10 juli 2023, pagina’s 137 en 138, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Ik zag in de dealtelefoon van verdachte een contact staan, genaamd [adres 2] ( [telefoonnummer 2] ). Ik zag in de politiesystemen dat er op dit adres één persoon stond ingeschreven, namelijk: [naam 5] . Ik zag in de politiesystemen dat [naam 5] gelabeld was als harddrugsgebruiker. Ik vertelde [naam 5] dat haar telefoonnummer voor kwam in een drugsonderzoek. Wij hoorden [naam 5] vragen wie de aangehouden dealer was, omdat ze er meer had. Ik, [verbalisant] , vroeg [naam 5] of zij ene [alias 1] kende. Wij hoorden [naam 5] zeggen dat:
- [alias 1] haar dealer is
- zij contact met [alias 1] heeft via telefoonnummer [telefoonnummer 1]
- het een Antilliaanse jonge jongen is
- zij 2x in de week bij hem koopt
- zij altijd crack koopt
- zij al een aantal jaren van [alias 1] koopt
- haar moeder in [overlijdensdatum] overleden is
- zij vrij zeker is dat zij toen al van [alias 1] kocht
8.
Het proces-verbaal van bevindingen van 7 juli 2023, pagina’s 75 tot en met 78, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik was belast met het onderzoek naar de inhoud van de mobiele telefoon van de verdachte [verdachte] een Samsung S21.
Ik zag dat er op de S21 35 notities stonden.
Notitie 35
Ik zag dat de notitie was aangemaakt op 18 december 2021 en voor het laatst bewerkt ws op 3 mei 2023 en dat er in de notitie aantekeningen stonden:
[locatie 1] - [adres 3]
[naam 6] - [adres 4]
[naam 7] - nummer [nummer]
[alias 4] - [adres 5]
[naam 8] - [adres 6]
[naam 9] - [adres 7]
[naam 10] - [adres 8]
[locatie 2] - [adres 9]
[naam 12] - [adres 10]
[naam 11] - [adres 11] inhoudende namen en adressen.
Ik heb alle genoemde adressen door de politiesystemen gehaald. Ik zag dat er op alle genoemde adressen personen stonden ingeschreven die gelabeld waren als harddrugsgebruikers of registraties hadden op het gebied van overlast drugs.
Ik zag dat [locatie 1] , [naam 8] , [naam 9] , [naam 10] , [locatie 2] [naam 11] tevens als contacten in de dealtelefoon van de verdachte stonden, zijnde de Samsung A 50.
Notitie 30
Ik zag dat notitie 30 was aangemaakt op 24 oktober 2022 om 12:04:7. Ik zag dat de notitie voor het laatst was bewerkt op 24 oktober 2022 om 14:25:23. Ik zag dat er in de notitie aantekeningen stonden, zijnde:
0.4 20
euro
0.4 40
euro
0.8
bruin 30 euro
Het is mij ambtshalve bekend uit eerdere drugsonderzoeken dat dealers en gebruikers
de term 'bruin' gebruiken om heroïne te omschrijven.
Notitie 28
Ik zag dat notitie 28 was aangemaakt op 4 november 2022. Ik zag dat de notitie voor het laatst was bewerkt op 4 november 2022. Ik zag dat er in de notitie aantekeningen stonden, zijnde:
20 rauw
5 gr gekookt
0.5
rauw
6x halve bruin
3x donnie bruin
Notitie 21
Ik zag dat notitie 21 was aangemaakt op 4 december 2022. Ik zag dat de notitie voor het laatst was bewerkt op 29 januari 2023 om 18:24:58. Ik zag dat er in de notitie aantekeningen stonden, zijnde:
16rauw 6mix
10rauw lmix
10borie
5borie Maria gegeven
Het is mij ambtshalve bekend uit eerdere drugsonderzoeken dat dealers en gebruikers
de volgende termen gebruiken:
- bruin = heroïne
- borie = cocaine/crack
- gekookt = crack/basecoke
Ik zag online dat de term 'rauw' gebruikt wordt om cocaïne te omschrijven.
Feit 2
1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 april 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2.
Een kennisgeving van inbeslagneming van 29 juni 2023 (onderbroek verdachte), pagina 366;
3.
Een kennisgeving van inbeslagneming van 29 juni 2023 ( [adres 12] ), pagina 373;
4.
Een kennisgeving van inbeslagneming van 29 juni 2023 ( [adres 12] ), pagina 374;
5.
Een kennisgeving van inbeslagneming van 29 juni 2023 ( [adres 12] ), pagina 383;
6.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina’s 253 tot en met 267;
7.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 9 augustus 2023, zaaksnummer 2023.08.09.139 (aanvraag 002) (heroïne), pagina 270;
8.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 9 augustus 2023, zaaksnummer 2023.08.09.139 (aanvraag 007) (heroïne), pagina 275;
9.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 9 augustus 2023, zaaksnummer 2023.08.09.139 (aanvraag 003), pagina 271;
10.
Het deskundigenverslag van Nederlands Forensisch Instituut van 9 augustus 2023, zaaksnummer 2023.08.09.139 (aanvraag 001), pagina 269;
11.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 9 augustus 2023, zaaksnummer 2023.08.09.139 (aanvraag 008), pagina 276;
12.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 9 augustus 2023, zaaksnummer 2023.08.09.139 (aanvraag 009), pagina 277.