ECLI:NL:RBOVE:2024:2475

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
10724466 \ CV EXPL 23-3764
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor gebrekkige uitvoering van werkzaamheden aan woning

In deze zaak vorderen eisers schadevergoeding van [bedrijf] omdat de werkzaamheden aan hun woning gebrekkig zijn uitgevoerd en de gebreken niet zijn hersteld. De kantonrechter oordeelt dat de gebreken, waaronder die aan de schoorsteen, te wijten zijn aan de werkzaamheden van [bedrijf]. Eisers hebben [bedrijf] voldoende gelegenheid gegeven om de gebreken te herstellen, maar [bedrijf] heeft hier niet adequaat op gereageerd. De vordering tot schadevergoeding wordt toegewezen. De kantonrechter wijst een bedrag van € 16.627,90 toe aan schadevergoeding, inclusief wettelijke rente vanaf 19 juli 2023. Daarnaast worden de kosten van het deskundigenrapport en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De proceskosten worden ook vergoed, en [bedrijf] wordt in het ongelijk gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10724466 \ CV EXPL 23-3764
Vonnis van 7 mei 2024
in de zaak van

1.[eiser] ,

2.
[eiseres],
beiden wonende in [woonplaats] ,
eisende partijen, hierna samen en in enkelvoud te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. N. Weel,
tegen
de vennootschap onder firma
[naam vof] V.O.F.handelend onder de naam
[bedrijf],
[gedaagde 1] ,handelend als vennoot onder de naam
[bedrijf],
[gedaagde 2], handelend als vennoot onder de naam
[bedrijf],
allen kantoorhoudende in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partijen, hierna samen en in enkelvoud te noemen: [bedrijf] ,
gemachtigde: mr. M. Schuitema.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 september 2023;
- de (mondelinge en schriftelijke) conclusie van antwoord;
- de akte houdende wijziging van eis, tevens overlegging nadere producties;
- de mondelinge behandeling van 11 maart 2024, waar van de zijde van [eisers] een pleitnota is overgelegd en waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.Samenvatting

2.1.
In deze zaak draait het om de vraag of [bedrijf] schadevergoeding aan [eisers] moet betalen omdat [bedrijf] de werkzaamheden aan de woning van [eisers] gebrekkig heeft uitgevoerd en de gebreken niet heeft hersteld.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de gebreken, ook de gebreken aan de schoorsteen, zijn te wijten aan de werkzaamheden van [bedrijf] . [eisers] heeft [bedrijf] voldoende in de gelegenheid gesteld om de gebreken te herstellen. De vordering van [eisers] tot betaling van schadevergoeding zal worden toegewezen.

3.De feiten

3.1.
[eisers] en [bedrijf] hebben een aannemingsovereenkomst gesloten, op basis waarvan [bedrijf] werkzaamheden aan het woonhuis van [eisers] zou uitvoeren tegen een aanneemsom van € 42.500,00.
3.2.
Volgens de planning van [bedrijf] zou het werk in oktober 2020 afgerond zijn. Dat is niet gebeurd. Het werk was vertraagd en niet deugdelijk uitgevoerd. Tussen november 2020 en april 2021 constateert [eisers] dat er gebreken bestaan aan de deuren, de kozijnen en het voegwerk en dat er lekkage langs de lichtspotjes is. Na herstelwerkzaamheden aan de kozijnen constateert [eisers] ook gebreken aan het stucwerk en aan de kleur van het na de herstelwerkzaamheden gestucte werk.
3.3.
Vanwege de gebreken heeft [eisers] de slotfactuur van € 2.427,50 niet voldaan. [eisers] heeft op 1 april 2021 aan [bedrijf] medegedeeld dat hij de betaling van deze factuur opschort tot het werk deugdelijk wordt hersteld.
3.4.
Op 27 mei 2021 heeft [eisers] [bedrijf] opnieuw gesommeerd. Zij heeft op 7 juni 2021 en 20 juli 2021 [bedrijf] nogmaals verzocht om de gebreken te herstellen.
3.5.
Op 22 september 2021 heeft [eisers] aan [bedrijf] laten weten dat zij een deskundige zou gaan inschakelen. Op 21 oktober 2021 heeft de inspectie door de deskundige plaatsgevonden. Daarbij was de heer [naam] van [bedrijf] aanwezig.
Op 17 februari 2022 is het deskundigenrapport aan [bedrijf] toegezonden. [bedrijf] is daarbij ook gesommeerd om uiterlijk 24 februari 2022 een planning voor herstelwerkzaamheden te overleggen en om uiterlijk 11 maart 2022 alle gebreken in het deskundigenrapport te herstellen. [bedrijf] heeft geen planning afgegeven of herstelwerkzaamheden verricht binnen genoemde termijnen.
3.6.
Op 21 februari 2022 is [bedrijf] gesommeerd om de lekkage te verhelpen, of in ieder geval een noodoplossing aan te brengen om verdere schade te voorkomen. [bedrijf] is naar aanleiding van deze sommatie niet overgegaan tot het oplossen van de lekkage dan wel het aanbrengen van een noodoplossing.
3.7.
Op 23 februari 2022 en 15 maart 2022 is [bedrijf] nogmaals gesommeerd. De lekkage wordt niet hersteld. Daarop schakelt [eisers] een derde in om de gebreken en de schade door de lekkage te herstellen en verdere schade te voorkomen. De kosten daarvan zijn € 2.420,00.
3.8.
Op 11 juli 2023 heeft [eisers] een omzettingsverklaring uitgebracht en zijn vordering tot nakoming van de aannemingsovereenkomst omgezet in een vordering tot betaling van vervangende schadevergoeding.

4.Het geschil

4.1.
[eisers] vordert – na wijziging van eis – dat [bedrijf] hoofdelijk wordt veroordeeld om aan [eisers] te betalen:
een bedrag van € 16.625,40 aan (vervangende) schadevergoeding;
een bedrag van € 2.430,00 aan gevolgschade;
een bedrag van € 1.902,73 aan kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en schade;
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2023, de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente daarover, de proceskosten en de nakosten, en de wettelijke rente daarover.
4.2.
[bedrijf] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.

5.De beoordeling

5.1.
[eisers] heeft gesteld dat er sprake is van verschillende gebreken in het door [bedrijf] uitgevoerde werk aan de woning. De gebreken zijn opgenomen in het deskundigenrapport. Genoemd worden gebreken aan de kozijnen, de dorpels, de gevelstenen, het stucwerk, de schoorsteen en een raam.
5.2.
[bedrijf] heeft niet weersproken dát er gebreken aan het werk (hebben) bestaan. Volgens [bedrijf] is een aantal gebreken hersteld. [eisers] heeft echter, onder andere aan de hand van het deskundigenrapport, voldoende gemotiveerd weersproken dat die gebreken deugdelijk zijn hersteld. Dat er nog steeds gebreken aan het opgeleverde werk bestaan, is dan ook voldoende vast komen te staan.
5.3.
Ook de lekkage is naar het oordeel van de kantonrechter te wijten aan de werkzaamheden van [bedrijf] . [bedrijf] heeft weliswaar aangevoerd dat de lekkage is ontstaan door de slechte staat van de schoorsteen en niet door haar werkzaamheden omdat de loodslab vóór het plaatsen van de aanbouw al niet goed was, maar vast staat dat [eisers] vóór het plaatsen van de aanbouw geen lekkage had. De kantonrechter concludeert daaruit dat er eerder dus geen sprake was van een gebrek aan de schoorsteen, althans niet een gebrek waar [eisers] last van had (het regenwater bleef buiten). Ook de deskundige heeft geconstateerd dat door de realisatie van de aanbouw de situatie is ontstaan waarin lekkage plaatsvindt, doordat het metselwerk van de schoorsteen bij regenval verzadigd raakt, waarna vochtdoorslag plaatsvindt en regenwater aan de binnenzijde van het metselwerk naar beneden stroomt. Voorheen liep dit regenwater tot maaiveldniveau, maar nu het schoorsteenkanaal door de realisatie van de aanbouw is onderbroken, stroomt het regenwater ter plaatse van het verlaagde plafond en het kachelkanaal de aanbouw binnen. [bedrijf] had de aanbouw zo moeten realiseren dat deze wijze van het binnendringen van water effectief werd uitgesloten dan wel [eisers] moeten waarschuwen dat bij de gekozen constructie risico’s voor het binnendringen voor water ontstaan.
Naar het oordeel van de kantonrechter komt ook voor wat betreft de lekkage voldoende vast te staan dat deze te wijten is aan de werkzaamheden die [bedrijf] heeft uitgevoerd.
5.4.
Volgens [bedrijf] is zij voorts niet voldoende in de gelegenheid gesteld om de gebreken te verhelpen.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [bedrijf] voldoende gelegenheid heeft gehad om de gebreken aan het werk te herstellen. Uit de stellingen en producties van [eisers] blijkt dat verschillende aanmaningen hebben plaatsgevonden, namelijk op (in ieder geval op) 1 april 2021, 27 mei 2021, 17 februari 2022, 21 februari 2022, 23 februari 2022 en 15 maart 2022. Daarnaast heeft [eisers] op 22 september 2021 te kennen gegeven een deskundige te zullen inschakelen. [bedrijf] heeft het bovenstaande niet weersproken. Voor zover [bedrijf] voor een deel van de gebreken herstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd heeft zij, zoals hierboven is overwogen, onvoldoende onderbouwd dat alle gebreken zijn hersteld en niet weersproken dat daarna nieuwe gebreken zijn ontstaan. Maar ook na die herstelwerkzaamheden heeft [eisers] [bedrijf] opnieuw aangemaand om de (nog steeds bestaande) gebreken te herstellen.
5.6.
Het verweer van [bedrijf] dat zij door [eisers] niet werd toegelaten om de werkzaamheden uit te voeren, slaagt niet. Volgens [bedrijf] was zij één keer, namelijk bij het herstelwerk aan de tweede pui, niet welkom bij [eisers] . Bij andere werkzaamheden is zij gewoon in de gelegenheid geweest om te herstellen. Mede gelet op de hoeveelheid aanmaningen is de kantonrechter van oordeel dat [bedrijf] voldoende in de gelegenheid is gesteld om de gebreken in het werk te herstellen.
5.7.
Ook voor wat betreft de lekkage is [bedrijf] voldoende in de gelegenheid gesteld om herstel uit te voeren. Nog afgezien van eerdere aanmaningen, die zagen op de lekkage maar ook op andere gebreken, is [bedrijf] op 21 februari 2022 gesommeerd om binnen drie dagen de lekkage te verhelpen. Ook na die sommatie heeft [naam vof] de lekkage niet hersteld. Uit haar reactie waarin zij aangeeft dat de lekkage niet zou zijn veroorzaakt door haar werkzaamheden, maar door gebreken aan de schoorsteen, mocht [eisers] bovendien afleiden dat [bedrijf] niet van plan was de lekkage te verhelpen. [eisers] mocht de herstelwerkzaamheden dan ook door een derde laten uitvoeren.
5.8.
Al met al heeft [eisers] [bedrijf] voldoende gelegenheid tot herstel geboden. [bedrijf] is in verzuim geraakt en [eisers] heeft daarom recht op (vervangende) schadevergoeding.
5.9.
De hoogte van de vervangende schadevergoeding wordt door [bedrijf] op zichzelf niet betwist. Dat het bedrag in de offerte veel hoger is dan de begroting in het deskundigenrapport, vindt de kantonrechter geen reden om niet het volledige offertebedrag toe te wijzen. Tussen het uitgebrachte deskundigenrapport en het opmaken van de offerte zit immers tijd, een tijd waarin de prijzen zijn gestegen, en bovendien geeft de deskundige in het rapport aan dat de in het rapport vermelde begroting een raming betreft en geen definitieve begroting.
Wel zal de kantonrechter het bedrag van de laatste factuur op de schadevergoeding in mindering brengen. [eisers] krijg immers een volledige vervangende prestatie, ter vervanging van de prestatie waarop hij recht zou hebben gehad wanneer hijzelf ook zijn verplichtingen volledig zou zijn nagekomen en de slotfactuur zou hebben betaald.
Daarmee zal de kantonrechter een bedrag van € 14.197,90 aan vervangende schadevergoeding toewijzen (€ 16.625,40 minus de niet betaalde slotfactuur van € 2.427,50).
5.10.
Ook de kosten van het herstel van de lekkage (€ 2.430,00) zullen worden toegewezen. Daarmee komt de totale schadevergoeding uit op een bedrag van € 16.627,90.
5.11.
De wettelijke rente over de vervangende schadevergoeding en de gevolgschade wordt, zoals gevorderd, toegewezen vanaf 19 juli 2023 tot de dag van volledige betaling.
5.12.
Omdat [bedrijf] in het ongelijk wordt gesteld, komen de kosten van het deskundigenrapport voor haar rekening. Het bedrag van € 1.902,73 zal worden toegewezen. Nu [bedrijf] ook voor deze kosten tot betaling is aangemaand, is [bedrijf] met de betaling van deze kosten in verzuim en dus rente verschuldigd. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 19 juli 2023 tot de dag van volledige betaling.
5.13.
[eisers] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden hebben plaatsgevonden. De buitengerechtelijke incassokosten worden berekend aan de hand van het hierboven toegewezen totaalbedrag van € 18.530,63 en zullen daarmee worden toegewezen tot een bedrag van € 1.161,97.
Nu [eisers] niet heeft toegelicht dát en op welke datum de buitengerechtelijke incassokosten zijn betaald, zal de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen vanaf 20 september 2023 (de dag van dagvaarding).
5.14.
[bedrijf] wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [eisers] betalen. Deze worden begroot op:
Kosten dagvaarding € 135,11
Griffierecht € 693,00
Salaris gemachtigde
€ 1.086,00(2 punten x tarief € 543,00)
Totaal € 1.914,11
5.15.
De nakosten worden begroot op € 135,00 (½ punt van het liquidatietarief met een maximum van € 135,00).
5.16.
De wettelijke rente over de proceskosten en over de nakosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [bedrijf] hoofdelijk, in die zin dat als de één betaalt, de ander van deze verplichting zal zijn bevrijd, om aan [eisers] een bedrag van € 16.627,90 aan schadevergoeding te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 19 juli 2023 tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [bedrijf] hoofdelijk, in die zin dat als de één betaalt, de ander van deze verplichting zal zijn bevrijd, om aan [eisers] een bedrag van € 1.902,73 aan deskundigenkosten te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 19 juli 2023 tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt [bedrijf] hoofdelijk, in die zin dat als de één betaalt, de ander van deze verplichting zal zijn bevrijd, om aan [eisers] een bedrag van € 1.161,97 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 20 september 2023 tot de dag van volledige betaling;
6.4.
veroordeelt [bedrijf] hoofdelijk, in die zin dat als de één betaalt, de ander van deze verplichting zal zijn bevrijd, in de proceskosten, tot op heden begroot op € 1.914,11, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.5.
veroordeelt [bedrijf] hoofdelijk, in die zin dat als de één betaalt, de ander van deze verplichting zal zijn bevrijd, in de nakosten, begroot op € 135,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door G.W.G. Wijnands, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2024. (SB)