In deze zaak vordert DGB Energie B.V. (hierna: DGB) in kort geding dat de voorzieningenrechter Kikker Energie B.V. (hierna: Kikker) en Volti B.V. (hierna: Volti) veroordeelt tot nakoming van een overeenkomst en een instemmingsverklaring, waarbij DGB haar klantenbestand overdraagt aan Volti, die op haar beurt een samenwerkingsovereenkomst met Kikker heeft gesloten voor de energielevering. Kikker weigert echter om de energielevering per 1 mei 2024 over te nemen, omdat er onenigheid is over de prijsafspraken met Volti. DGB stelt dat Kikker en Volti tekortschieten in hun verplichtingen, terwijl Kikker en Volti zich op hun beurt verweren tegen deze vorderingen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een meerpartijenovereenkomst tussen DGB, Kikker en Volti. Kikker is gehouden om de afspraken na te komen, omdat zij de instemmingsverklaring heeft ondertekend en daarmee heeft ingestemd met de energielevering aan de klanten van DGB. De voorzieningenrechter wijst de vordering van DGB jegens Kikker toe, maar wijst de vordering jegens Volti af, omdat niet aannemelijk is dat Volti tekort is geschoten in haar verplichtingen. De vordering in reconventie van Kikker wordt eveneens afgewezen.
De voorzieningenrechter legt een dwangsom op aan Kikker voor het geval zij niet voldoet aan de veroordeling tot nakoming van de overeenkomst. De proceskosten worden toegewezen aan DGB, terwijl Kikker de kosten van Volti moet vergoeden. Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2024.