ECLI:NL:RBOVE:2024:2573

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
11006115 \ CV EXPL 24-1181
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en betaling huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Wetland Wonen Groep, hierna te noemen verhuurder, en een huurder. De verhuurder vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van een huurachterstand van € 1.877,31, omdat de huurder zijn betalingsverplichtingen niet was nagekomen en het gehuurde niet als hoofdverblijf had. De huurder erkende de huurachterstand, maar wilde in de woning blijven wonen samen met zijn zwangere vrouw. Hij had de huur opgeschort vanwege herstelwerkzaamheden aan de woning en deed een voorstel om de huurachterstand in termijnen te betalen, wat de verhuurder niet accepteerde.

De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van zodanige omvang was dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De rechter stelde een termijn van drie maanden voor ontruiming vast, rekening houdend met de zwangerschap van de vrouw van de huurder. De huurder had verzocht om een voorwaardelijke ontbinding, maar dit werd afgewezen omdat er geen concreet perspectief was op betaling van de huurachterstand. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van de huurachterstand toe en veroordeelde de huurder ook tot betaling van de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt de rechten van verhuurders bij huurachterstanden en de mogelijkheid tot ontbinding van huurovereenkomsten bij significante tekortkomingen in de betalingsverplichtingen van huurders. De rechter hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de huurder, maar oordeelde dat de betalingsachterstand te groot was om de huurovereenkomst in stand te houden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 11006115 \ CV EXPL 24-1181
Vonnis van 14 mei 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING WETLAND WONEN GROEP,
gevestigd te Vollenhove,
eisende partij, hierna te noemen verhuurder,
gemachtigde: K.H. Busscher,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen huurder,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief van de griffier van de rechtbank van 27 maart 2024
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 16 april 2024. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Huurder huurt van verhuurder een woning gelegen aan de [adres] tegen een huurprijs van op dit moment € 601,57 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen die ten tijde van de mondelinge behandeling € 1.877,31 bedroeg, berekend tot en met april 2024.

3.Het geschil

3.1.
Verhuurder vordert kort gezegd ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen. Aan deze vordering legt verhuurder ten grondslag dat huurder haar betalingsverplichting voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen. Verhuurder heeft daarnaast ook geconstateerd dat de betreffende woning niet in gebruik is genomen en/of uit onderzoek van verhuurder blijkt dat huurder niet zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde. Huurder handelt hierdoor in strijd met de huurovereenkomst.
3.2.
Verhuurder heeft op de mondeling behandeling toegelicht dat de huurachterstand sinds de dagvaarding gelijk is gebleven en dat de huurder inmiddels hoofdbewoner is van het gehuurde.
3.3.
Huurder erkent de huurachterstand, maar hij wil graag in de woning blijven wonen samen met zijn zwangere vrouw. Huurder heeft verklaart dat hij de woning moest herstellen voor hij er in kon gaan wonen. Vanwege de kosten van dit herstel heeft hij de huur opgeschort. Huurder wil de huurachterstand inlopen en heeft de gemachtigde van verhuurder een voorstel van € 70,00 per maand gedaan, daar ging verhuurder niet mee akkoord.

4.De beoordeling

De huurachterstand.

4.1.
Omdat huurder erkent dat hij de huurachterstand van € 1.877,31 moet betalen, kan de vordering tot betaling daarvan worden toegewezen.
De ontbinding en ontruiming.
4.2.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand, waarvan in deze zaak sprake is, van zodanige omvang is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter acht het redelijk de termijn voor ontruiming op drie maanden te stellen, omdat de vrouw van huurder zwanger is.
4.4.
Huurder heeft nog gevraagd om de ontbinding en ontruiming voorwaardelijk uit te spreken, maar de kantonrechter gaat hier niet in mee. Er is namelijk geen concreet perspectief over hoe de vordering zou kunnen worden betaald. Het arbeidscontract van de huurder eindigt over één maand en hij wilde op de mondelinge behandeling niet toezeggen de eindafrekening en het vakantiegeld dat hij nog te goed heeft te gebruiken om de huurachterstand in te lopen.
4.5.
Huurder vordert betaling van de achterstallige huurpenningen tot de datum van de ontbinding en daarnaast betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs over de periode gelegen tussen de datum van de ontbinding en de ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering als zodanig worden toegewezen.
De bijkomende kosten.
4.6.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
4.7.
De wettelijke rente zal worden toegewezen over € 1.877,31 vanaf 18 maart 2024 tot de dag van algehele betaling.
4.8.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 109,18 zal ook, als onweersproken, worden toegewezen. Verhuurder heeft in artikel 15.3 van de algemene huurvoorwaarden Wetland Wonen een beding opgenomen dat eerlijk is. Ook heeft verhuurder een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met in het Besluit bepaalde tarief.
De proceskosten.
4.9.
Huurder zal als de verliezende partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van verhuurder worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 372,00
- salaris gemachtigde € 408,00 (2 punten x tarief € 204,00)
- nakosten €
102,00
Totaal € 1.017,97

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan de [adres];
5.2.
veroordeelt huurder om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege huurder bevindt binnen drie maanden na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van verhuurder te stellen;
5.3.
veroordeelt huurder om tegen bewijs van kwijting te betalen aan verhuurder:
€ 1.877,31 aan opeisbaar geworden en onbetaald gelaten huurtermijnen berekend tot en met de maand april 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 maart 2024 tot de dag van betaling;
een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs, zoals deze zonder ontbinding van de huurovereenkomst zou hebben gegolden voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 mei 2024 en de daadwerkelijke ontruiming;
5.4.
veroordeelt huurder tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van verhuurder tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.017,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als huurder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet huurder ook de kosten van betekening betalen;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024. (jjm)