ECLI:NL:RBOVE:2024:2574

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
10847571 \ CV EXPL 23-4950
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en betaling huurachterstand door gedaagde

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting STICHTING WOONBEDRIJF IEDER1, hierna te noemen verhuurder, en de gedaagde huurster. De verhuurder vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van een huurachterstand van € 4.847,04, die was opgebouwd tot en met april 2024. De huurster erkende de betalingsachterstand, maar voerde aan dat zij zich onveilig voelde in de woning door overlast van buren, wat haar financiële situatie verder onder druk zette. De verhuurder had de klachten van de huurster behandeld, maar de kantonrechter oordeelde dat de betalingsachterstand van zodanige omvang was dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De kantonrechter heeft de huurster veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De huurster moet de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis ontruimen. De kantonrechter heeft de vordering van de verhuurder toegewezen, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de huurster, maar deze waren niet voldoende om de ontbinding te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 10847571 \ CV EXPL 23-4950
Vonnis van 14 mei 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING WOONBEDRIJF IEDER1,
gevestigd te Deventer,
eisende partij, hierna te noemen verhuurder,
gemachtigde: M. Meijerink
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen huurster,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief van de griffier van de rechtbank van 6 maart 2024
- de akte van verhuurder van 3 april 2024
- de e-mail van huurster van 15 april 2024
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 16 april 2024. Beide partijen zijn verschenen. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Huurster huurt van verhuurder een woning gelegen aan de [adres] tegen een huurprijs van op dit moment € 605,88 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen die ten tijde van de mondelinge behandeling € 4.847,04 bedroeg, berekend tot en met april 2024.

3.Het geschil

3.1.
Verhuurder vordert – kort gezegd – ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen. Aan deze vordering legt verhuurder ten grondslag dat huurster haar betalingsverplichting voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen. Verder vordert verhuurder nog € 198,00 aan verschuldigd geworden facturen.
3.2.
Huurster erkent de betalingsachterstand. Huurster voert aan dat zij zich onveilig en bedreigd voelt in de woning omdat zij overlast ervaart van haar buurman(nen). Dit gevoel van onveiligheid wordt versterkt door haar verleden. Vanwege de overlast ziet zij geen andere keuze dan om regelmatig in een hotel te verblijven en hier bij te slapen, hier gaan haar financiële middelen grotendeels aan op. Hoewel huurster het liefst zou verhuizen naar een dorp, wil zij graag in de woning blijven wonen omdat het vinden van een andere sociale huurwoning in de huidige woningmarkt - zeker in een dorp - moeilijk is.
3.3.
Verhuurder heeft op de mondelinge behandeling toegelicht dat zij bekend is met de overlast die huurster ervaart. Verhuurder heeft de klacht van huurster behandeld en heeft dit naar haar mening in mei 2023 afgerond.

4.De beoordeling

De huurachterstand en de onbetaald gelaten facturen.

4.1.
Omdat huurster erkent dat zij de huurachterstand moet betalen, kan de vordering tot betaling daarvan worden toegewezen. Huurster heeft de vordering ten aanzien van de verschuldigd geworden facturen niet betwist, zodat deze vordering ook wordt toegewezen. In totaal is aan hoofdsom toewijsbaar een bedrag van € 5.037,82. [1]
De ontbinding en ontruiming.
4.2.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand, waarvan in deze zaak sprake is, van zodanige omvang is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De persoonlijke omstandigheden van huurster wegen niet op tegen het belang van de verhuurder op betaling van de maandelijks verschuldigde huur en de huurachterstand. Daarnaast staat huurster niet open voor schuldhulpverlening door het Budget Adviesbureau Deventer of andere hulp. Daardoor is er geen zicht op een oplossing. De termijn voor ontruiming zal op 14 dagen worden gesteld.
4.4.
Verhuurder vordert betaling van € 605,88 per maand te betalen voor iedere maand of een gedeelte daarvan dat huurster het gehuurde in gebruik heeft of mocht hebben op of na 1 mei 2024. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering als zodanig worden toegewezen.
Ambtshalve toetsing overeenkomst en algemene voorwaarden.
4.5.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
De bijkomende kosten.
4.6.
De gevorderde wettelijke rente van € 27,20 zal, als onweersproken, worden toegewezen. De verdere wettelijke rente over de hoofdsom zal worden toegewezen vanaf datum dagvaarding gerekend tot aan de dag der algehele voldoening.
4.7.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 329,91 zal ook, als onweersproken, in beginsel worden toegewezen. Verhuurder heeft in artikel 13.2. van de algemene huurvoorwaarden een beding opgenomen dat eerlijk is. Ook heeft verhuurder een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief. De verhuurder heeft echter van huurster een betaling van € 150,00 ontvangen nadat de vordering uit handen is gegeven. Op grond van artikel 6:44 BW wordt deze betaling in eerste plaats in mindering gebracht op de kosten, zodat een bedrag van € 179,91 aan buitengerechtelijke kosten wordt toegewezen.
De proceskosten.
4.8.
Huurster zal als de verliezende partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van verhuurster worden begroot op:
- dagvaarding € 129,85
- griffierecht € 365,00
- salaris gemachtigde € 408,00 (2 punt x tarief € 204,00)
- nakosten €
102,00
Totaal € 1.004,85.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan de [adres];
5.2.
veroordeelt huurster om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege huurster bevindt binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van verhuurster te stellen;
5.3.
veroordeelt huurster om tegen bewijs van kwijting te betalen aan verhuurster:
€ 5.037,82 aan opeisbaar geworden hoofdsom berekend tot en met de maand april 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot de dag der algehele voldoening;
27,20 aan wettelijke rente, berekend tot 11 december 2023;
179,91 aan buitengerechtelijke incassokosten;
een bedrag van € 605,88 voor elke maand of gedeelte daarvan van een maand, gelegen tussen 1 mei 2024 en de daadwerkelijke ontruiming;
5.4.
veroordeelt huurster tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van verhuurster tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.004,85, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als huurster niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet huurster ook de kosten van betekening betalen;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024. (jjm)

Voetnoten

1.€ 4.847,04 huurachterstand + € 198,00 facturen - € 7,22 afrekening servicekosten = € 5.037,82 hoofdsom.