ECLI:NL:RBOVE:2024:2830

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
10947437 \ CV EXPL 24-765
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot betaling van huurachterstand door de kantonrechter

In deze zaak vordert [eiser] B.V. betaling van een huurachterstand van € 3.125,20 van [betrokkene], die een woonruimte huurt voor € 600,- per maand. [bedrijf], de bewindvoerder van [betrokkene], erkent de huurachterstand maar stelt dat er geen financiële middelen zijn om te betalen. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] toegewezen, ondanks het verweer van [bedrijf] dat er geen geld is om de vordering te voldoen. De kantonrechter oordeelt dat de erkenning van de huurachterstand door [bedrijf] voldoende is om de hoofdsom toe te wijzen, evenals de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. De totale vordering die aan [eiser] wordt toegewezen bedraagt € 3.779,28, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 februari 2024. Daarnaast wordt [bedrijf] veroordeeld in de proceskosten van € 1.310,39. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en is uitgesproken op 28 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10947437 \ CV EXPL 24-765
Vonnis van 28 mei 2024
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: J. Veenbaas,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [bedrijf], in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van de heer
[betrokkene], wonende te kampen,
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [betrokkene] en [bedrijf],
procederend in persoon.

1.Inleiding en samenvatting

1.1.
[betrokkene] huurt een woonruimte van [eiser] voor een bedrag van € 600,- per maand. [eiser] vordert in deze procedure betaling van de achterstallige huur van € 3.125,20. [bedrijf] heeft in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [betrokkene], de vordering van [eiser] erkend, maar stelt dat er geen financiële middelen zijn om de vordering te voldoen.
1.2.
De kantonrechter zal de vordering van [eiser] toewijzen en zal hierna uitleggen waarom.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek.
2.2.
[bedrijf] heeft hierna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd en geen conclusie van dupliek genomen.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert een hoofdsom (inclusief rente tot 14 februari 2024) van € 3.263,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2024 en vordert daarnaast betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 515,98, met veroordeling van [bedrijf] in de kosten van deze procedure.
3.2.
[bedrijf] voert verweer. [bedrijf] erkent de verschuldigdheid van de achterstallige huurtermijnen maar voert verweer tegen alle bijkomende kosten en concludeert tot afwijzing van die kosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[bedrijf] heeft de huurachterstand van € 3.125,20 erkend, de vordering van [eiser] tot betaling van deze achterstand zal daarom worden toegewezen.
4.2.
[bedrijf] heeft wel verweer gevoerd tegen de vermeerdering van de huurachterstand met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten omdat er geen financiële middelen zijn om de achterstand te voldoen en [eiser] niet heeft meegewerkt aan een schuldenregeling. De kantonrechter begrijpt dat de vordering oploopt door de toewijzing van de gevorderde rente en kosten, maar dat er geen geld is om die bedragen te betalen is geen grond om de rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten waar [eiser] op grond van de wet recht op heeft af te wijzen. Ook was [eiser] niet verplicht mee te werken aan een schuldenregeling, dat [eiser] niet wilde meewerken leidt daarom niet tot afwijzing van de bijkomende kosten.
4.3.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 515,98. [eiser] heeft voldoende toegelicht dat zij kosten heeft gemaakt voor buitengerechtelijke werkzaamheden. De hoogte van de vordering is conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en zal daarom worden toegewezen.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- wettelijke rente tot 14 februari 2024
3.125,20
138,10
- buitengerechtelijke incassokosten
515,98
+
totaal
3.779,28
4.5.
[bedrijf] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.310,39

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [bedrijf] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [betrokkene] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 3.779,28, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 3.125,20, met ingang van 14 februari 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [bedrijf] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [betrokkene] in de proceskosten van € 1.310,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [bedrijf] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024.