In deze zaak hebben partijen, als onderdeel van een vaststellingsovereenkomst, een huurovereenkomst gesloten voor vier opleggers en een bestelbus. Eiser, [eiser] B.V., heeft onderhoudskosten gemaakt voor twee opleggers en vordert betaling van deze kosten van gedaagde, [gedaagde]. Eiser stelt dat gedaagde tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst door de onderhoudskosten niet te betalen en vraagt om ontbinding van de huurovereenkomst. Gedaagde heeft de huur van één oplegger niet betaald en zou onverzekerd met de opleggers in oorlogsgebied hebben gereden.
De kantonrechter oordeelt dat de onderhoudskosten voor rekening van gedaagde komen, omdat het onderhoud door eiser is uitgevoerd terwijl de huurovereenkomst nog liep. Echter, er is geen sprake van een tekortkoming van gedaagde. Wat betreft de oplegger met brandschade mocht gedaagde de huurbetaling opschorten, omdat er geen huurgenot was. De kantonrechter oordeelt ook dat gedaagde niet tekortschiet door onverzekerd in oorlogsgebied te rijden, aangezien hierover geen afspraken zijn gemaakt in de huurovereenkomst.
De vordering van eiser tot ontbinding van de huurovereenkomst wordt afgewezen, evenals het verbod voor gedaagde om de huur voor de oplegger met brandschade op te schorten. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de onderhoudskosten toe, maar wijst de overige vorderingen van eiser af. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.