ECLI:NL:RBOVE:2024:2831

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
10780906 \ CV EXPL 23-4298
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst en onderhoudskosten tussen partijen in het kader van een vaststellingsovereenkomst

In deze zaak hebben partijen, als onderdeel van een vaststellingsovereenkomst, een huurovereenkomst gesloten voor vier opleggers en een bestelbus. Eiser, [eiser] B.V., heeft onderhoudskosten gemaakt voor twee opleggers en vordert betaling van deze kosten van gedaagde, [gedaagde]. Eiser stelt dat gedaagde tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst door de onderhoudskosten niet te betalen en vraagt om ontbinding van de huurovereenkomst. Gedaagde heeft de huur van één oplegger niet betaald en zou onverzekerd met de opleggers in oorlogsgebied hebben gereden.

De kantonrechter oordeelt dat de onderhoudskosten voor rekening van gedaagde komen, omdat het onderhoud door eiser is uitgevoerd terwijl de huurovereenkomst nog liep. Echter, er is geen sprake van een tekortkoming van gedaagde. Wat betreft de oplegger met brandschade mocht gedaagde de huurbetaling opschorten, omdat er geen huurgenot was. De kantonrechter oordeelt ook dat gedaagde niet tekortschiet door onverzekerd in oorlogsgebied te rijden, aangezien hierover geen afspraken zijn gemaakt in de huurovereenkomst.

De vordering van eiser tot ontbinding van de huurovereenkomst wordt afgewezen, evenals het verbod voor gedaagde om de huur voor de oplegger met brandschade op te schorten. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de onderhoudskosten toe, maar wijst de overige vorderingen van eiser af. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10780906 \ CV EXPL 23-4298
Vonnis van 28 mei 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiser] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. M.A. Kerkdijk
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] (Hongarije),
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. J. Oskam.

1.Inleiding en korte samenvatting

1.1.
Partijen zijn, als onderdeel van een vaststellingsovereenkomst, een huurovereenkomst aangegaan met betrekking tot vier opleggers en een bestelbus. [eiser] heeft onderhoudskosten gemaakt voor twee van de opleggers, en vindt dat die kosten op basis van de huurovereenkomst voor rekening van [gedaagde] komen. In deze procedure vraagt [eiser] om betaling van die kosten. Omdat [gedaagde] die kosten nog niet betaald heeft, vindt [eiser] dat [gedaagde] is tekortgeschoten en vraagt zij om ontbinding van de huurovereenkomst. [eiser] vraagt ook om ontbinding van de huurovereenkomst omdat [gedaagde] volgens [eiser] onverzekerd met de opleggers in oorlogsgebied heeft gereden, en omdat [gedaagde] de huur van één van de opleggers niet heeft betaald.
1.2.
De kantonrechter wijst alleen betaling van de onderhoudskosten toe. Kort gezegd is de kantonrechter van oordeel dat het door [eiser] uitgevoerde onderhoud overeenkomt met het onderhoud dat [gedaagde] eerder voor haar rekening nam en dat de huurovereenkomst op dat moment nog liep. Die kosten komen daarom voor rekening van [gedaagde]. Van een tekortkoming van [gedaagde] is echter geen sprake. Wat betreft de oplegger met brandschade geldt dat [gedaagde] de huurbetaling mocht opschorten, omdat er geen huurgenot is. Wat betreft het onverzekerd in oorlogsgebied rijden is de kantonrechter van oordeel dat er dit geen tekortkoming oplevert.
1.3.
Dit verkort weergegeven oordeel wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, uitgebracht op 30 oktober 2023,
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte vermeerdering van eis en met nadere producties van [eiser],
- de akte met nadere producties van [gedaagde],
- de akte met nadere producties van [eiser],
- de mondelinge behandeling van 23 april 2024, waarbij partijen zijn verschenen en waarvan aantekeningen zijn gemaakt door de griffier,
- pleitaantekeningen van beide partijen.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
De (middellijk) eigenaar en bestuurder van [gedaagde] is mevrouw [naam 1]. De (middellijk) eigenaar en bestuurder van [eiser] B.V. is de heer [naam 2]. [naam 1] en [naam 2] zijn gehuwd geweest. Tijdens hun huwelijk hadden zij een transportonderneming opgebouwd. Tot de huwelijksgemeenschap behoorden de aandelen in [bedrijf 1] B.V., die op haar beurt weer de aandelen in [eiser] B.V. (de Nederlandse tak van de transportonderneming) en de aandelen in een tweetal Hongaarse vennootschappen (de Hongaarse tak van de transportonderneming) hield.
3.2.
[naam 1] en [naam 2] hebben ter afhandeling van het zakelijke deel van de echtscheiding een zakelijk convenant (hierna: het convenant) gesloten. In het convenant is onder meer bepaald dat de vennootschap [bedrijf 1] B.V. per 1 september 2022 werd gesplitst. De activiteiten van de splitsende vennootschap in Hongarije worden voortgezet door [naam 1], onder andere door middel van [gedaagde], en de activiteiten in Nederland door [naam 2], onder andere door middel van [eiser] B.V. In het convenant is verder het volgende opgenomen:
“Huurovereenkomst opleggers
3.5
[eiser] B.V. (Nederland) is eigenaar van diverse opleggers en een Mercedes Sprinter, die onder meer door Hongarije 1 [Kantonrechter: [gedaagde]] gehuurd worden. [eiser] B.V. wordt hierna aangeduid als “verhuurder”. Hongarije 1 wordt aangeduid als “huurder”. Door huurder worden de volgende opleggers en Mercedes Sprinter gehuurd:
[kenteken 1]
[kenteken 2]
[kenteken 3]
[kenteken 4]
Mercedes Sprinter [kenteken 5]
(…)
i.
i) verhuurder is verantwoordelijk voor het regelen van de vereiste certificaten en keuringen van de opleggers en Mercedes Sprinter (APK, TIR versluiting, CEMT certificaat). Verhuurder zal zorgdragen voor het tijdig (laten) uitvoeren van deze handelingen. De kosten daarvan komen voor rekening van huurder. De kosten van onderhoud van de opleggers en Mercedes Sprinter komen eveneens voor rekening van huurder.
j) Huurder heeft het recht de opleggers en de Mercedes Sprinter binnen de overeengekomen huurtermijn van 5 jaar zoals bedoeld in artikel 3.6a aan verhuurder terug te geven en de huur te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van 2 maanden. Opzegging kan slechts geschieden voor maximaal 2 opleggers per jaar. Opzegging geschiedt steeds per het einde van de maand.
k) Teruggave van de opleggers en Mercedes Sprinter aan verhuurder geschiedt in dezelfde staat waarin de opleggers en Mercedes Sprinter ter huur zijn verstrekt, behoudens gebruikelijke slijtage. Verhuurder en huurder dragen voor de periode dat zij de opleggers 1 t/m 4 en de Mercedes Sprinter in gebruik hadden ieder de eigen verantwoordelijkheid en kosten voor het schadevrij maken opleggers en Mercedes Sprinter.
(…)
m) Verhuurder en huurder zijn zich bewust van de mogelijkheid voor huurder en verhuurder om de huurovereenkomst tussentijds te ontbinden, indien en voor zover een partij met de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van onderhavige huurovereenkomst in verzuim is, met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen. Verzuim treedt eerst in na ingebrekestelling waarbij verhuurder gedurende 5 dagen gelegenheid krijgt om alsnog zijn verplichtingen na te komen.
3.3.
De huurovereenkomst met betrekking tot de Mercedes Sprinter is door [gedaagde] in september 2022 opgezegd.
3.4.
De opleggers met kentekens [kenteken 1] en [kenteken 2] zijn door [gedaagde] op 31 juli 2023 aan [eiser] teruggegeven. [eiser] heeft deze twee opleggers vervolgens in augustus en september 2023 naar garagebedrijven [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. gebracht (hierna: [bedrijf 2] en [bedrijf 3]). [bedrijf 2] en [bedrijf 3] hebben samen voor in totaal € 16.137,48 aan werkzaamheden aan de twee opleggers verricht.
3.5.
Op enig moment is er brandschade ontstaan aan de oplegger met kenteken [kenteken 3]. Deze oplegger heeft [gedaagde] op dit moment niet in gebruik, in opdracht van [eiser] wordt deze oplegger gerepareerd. Naar verwachting is deze oplegger in september 2024 weer klaar voor gebruik. [gedaagde] heeft betaling van de huur voor deze oplegger opgeschort.
3.6.
Partijen, althans hun advocaten, hebben uitvoerig met elkaar gecorrespondeerd. [eiser] heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat [gedaagde] de facturen van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] moet betalen, en heeft [gedaagde] gesommeerd om tot betaling daarvan over te gaan. Ook heeft [eiser] zich op standpunt gesteld dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, en heeft [eiser] de (buitengerechtelijke) ontbinding van de huurovereenkomst ingeroepen. [gedaagde] heeft het standpunt van [eiser] weersproken, en heeft de facturen van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] niet voldaan.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat en na vermeerdering van eis – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 19.517,48, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, ontbinding van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst en terugbrengen van de opleggers aan [eiser], op straffe van een dwangsom, voor zover ontbinding van de huurovereenkomst wordt afgewezen het [gedaagde] verbieden om betaling van de huurpenningen met betrekking tot de oplegger met kenteken [kenteken 3] op te schorten dan wel te staken, met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de (proces)kosten.
4.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Omdat [gedaagde] in het buitenland is gevestigd, heeft dit geschil een internationaal karakter. De kantonrechter moet uit zichzelf (ambtshalve) beoordelen of hij bevoegd is om van het geschil kennis te nemen en zo ja, welk recht van toepassing is.
5.2.
In artikel 8.3 van het (zakelijk deel van het) convenant zijn partijen overeengekomen dat Nederlands recht van toepassing is op het convenant en de daarin gemaakte afspraken en dat geschillen worden voorgelegd aan de bevoegde rechter in Zwolle. De kantonrechter is gelet hierop bevoegd van het geschil tussen partijen kennis te nemen, de vordering ziet immers op een huurovereenkomst. Nederlands recht is daarnaast van toepassing.
De inhoudelijke beoordeling: de kosten met betrekking tot [kenteken 1] en [kenteken 2]
5.3.
De kantonrechter zal als eerste beoordelen of [gedaagde] gehouden kan worden tot betaling van de facturen van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] met betrekking tot de opleggers [kenteken 1] en [kenteken 2], in totaal een bedrag van € 16.137,48.
5.4.
[eiser] heeft zich kort gezegd op het standpunt gesteld dat de door hem gemaakte kosten aan de twee opleggers onderhoudskosten zijn, en dat deze kosten op basis van de huurovereenkomst voor rekening van [gedaagde] komen. [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij de twee opleggers heeft ingeleverd en dat de huurovereenkomst voor die twee opleggers is geëindigd. Verder heeft [gedaagde] betwist dat de gemaakte kosten onderhoudskosten zijn, zodat ze ook op die grond niet voor rekening van [gedaagde] kunnen komen. Volgens [gedaagde] zijn de twee opleggers conform artikel 3.6 onder k door haar teruggegeven.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de kosten die [eiser] met betrekking tot deze twee opleggers heeft gemaakt, voor rekening van [gedaagde] moeten komen. Voor dit oordeel is het volgende van belang. Wat vaststaat is dat [gedaagde] de twee opleggers op 31 juli 2023 bij [eiser] heeft ingeleverd. [gedaagde] heeft wel gesteld dat de huurovereenkomst met betrekking tot de twee opleggers ook op die datum is geëindigd, maar niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] de opzegtermijn van twee maanden die artikel 3.6 onder j voorschrijft, in acht heeft genomen. Dit betekent dat de kantonrechter ervan uit moet gaan dat de huurovereenkomst voor deze twee opleggers pas is geëindigd op 31 september 2023. Verder staat vast dat [eiser] de twee opleggers nog tijdens de huurperiode naar [bedrijf 2] en [bedrijf 3] heeft gebracht voor onderhoud (namelijk op 29 augustus en 13 september 2023 naar [bedrijf 2], en op 28 september 2023 naar [bedrijf 3]). Uit de toelichting van [bedrijf 3] bij die werkzaamheden (productie 5 bij dagvaarding) volgt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende dat dit onderhoud in de zin van artikel 3.6 onder i van de huurovereenkomst betreft dat [gedaagde] eerder voor haar rekening nam. Hierin staat namelijk dat er bijvoorbeeld luchthanden zijn vervangen, bouten zijn vervangen en dat verlichting is vervangen of gerepareerd. Dergelijke werkzaamheden staan ook op de facturen die door [gedaagde] zijn overgelegd, van onderhoud dat zij eerder aan de twee opleggers heeft laten uitvoeren. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat de werkzaamheden die [eiser] in augustus en september 2023 aan de twee opleggers heeft laten verrichten onderhoud betreft dat [gedaagde] zelf had moeten laten uitvoeren als zij de twee opleggers nog in gebruik had. Het enkele eerdere inleveren van de twee opleggers maakt niet dat [gedaagde] die kosten niet alsnog voor haar rekening komen, nu de huurovereenkomst op het moment van onderhoud nog liep.
5.6.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [eiser] tot betaling van een bedrag van € 16.137,48 worden toegewezen. Van een tekortkoming aan de kant van [gedaagde] is echter geen sprake. Want [gedaagde] kon, doordat zij de opleggers al had ingeleverd, het onderhoud dat op grond van de huurovereenkomst nog wel voor haar rekening kwam, niet meer zelf (laten) uitvoeren.
De huur voor de oplegger met kenteken [kenteken 3]
5.7.
[eiser] vordert betaling van de huur voor de oplegger [kenteken 3]. Daarnaast is [eiser] van mening dat [gedaagde], door het niet betalen van de huur, tekortschiet in de nakoming van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst. [gedaagde] meent dat zij op goede gronden de betaling van de huur van deze oplegger heeft opgeschort, omdat zij op dit moment geen huurgenot van de oplegger heeft.
5.8.
De kantonrechter overweegt als volgt. Het verschaffen van het huurgenot van de verhuurde zaak is de belangrijkste verplichting van de verhuurder. Niet voor niets begint afdeling 2 van titel 7.4 (‘Verplichtingen van de verhuurder’) ermee: ‘De verhuurder is verplicht de zaak ter beschikking van de huurder te stellen en te laten voor zover dat voor het overeengekomen gebruik noodzakelijk is’. Het is dan ook de hoofdverplichting van de verhuurder. Wat vaststaat is dat er aan de oplegger met kenteken [kenteken 3] brandschade is ontstaan en dat [eiser] deze oplegger momenteel laat herstellen. Totdat de oplegger hersteld is, kan [gedaagde] deze oplegger niet gebruiken en heeft zij dan ook geen enkel huurgenot van de oplegger. Ook staat vast dat [eiser] geen vervangende oplegger aan [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld. De kantonrechter is gelet hierop van oordeel dat [gedaagde] op goede gronden de betaling van de huurpenningen voor deze oplegger in zijn geheel heeft opgeschort. Artikel 6:262 BW bepaalt namelijk dat als een van partijen haar verplichting uit de overeenkomst niet nakomt, de andere partij de nakoming van de verplichting die hier tegenover staat mag opschorten. Hier heeft [gedaagde] een beroep op gedaan, nu partijen over opschorting geen andere afspraken hebben gemaakt. Ook heeft [gedaagde] gesteld dat zij zodra de oplegger hersteld is en zij die weer kan gebruiken, zij de betaling van de huur zal hervatten.
5.9.
Gelet op het voorgaande zal de vordering tot betaling van de huur voor deze oplegger worden afgewezen. Van een tekortkoming aan de kant van [gedaagde] is geen sprake.
Onverzekerd rijden in oorlogsgebied
5.10.
[eiser] heeft zich kort gezegd op het standpunt gesteld dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst, omdat [gedaagde] zonder dat de opleggers verzekerd zijn transporten uitvoert, althans heeft uitgevoerd, in Oekraïne en Rusland. [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat de opleggers niet onverzekerd zijn (geweest) en dat zij alleen met haar eigen opleggers in oorlogsgebied rijdt.
5.11.
De kantonrechter overweegt als volgt. Het is niet gesteld of gebleken dat partijen afspraken hebben gemaakt over het verzekeren van de opleggers. Dit is namelijk door geen van partijen aangevoerd, en blijkt daarnaast niet uit de huurovereenkomst. Wat partijen wel hebben afgesproken, namelijk in artikel 3.6 onder k, is dat [gedaagde] de opleggers (en de Mercedes Sprinter) in dezelfde staat moet teruggeven aan [eiser] en dat partijen ieder de eigen verantwoordelijkheid en kosten voor het schadevrij maken dragen van de opleggers (en de Mercedes Sprinter) voor de periode dat zij die in gebruik hebben. Daaruit leidt de kantonrechter af dat het [gedaagde] vrijstaat om de opleggers (en de Mercedes Sprinter) niet te verzekeren, maar dat dit voor haar eigen risico is. Immers, [gedaagde] dient de opleggers in dezelfde staat terug te geven aan [eiser] en zij dient eventuele schade die tijdens het door haar gebruiken van de opleggers aan de opleggers is ontstaan, te herstellen. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde], los van de vraag of zij dit ook daadwerkelijk heeft gedaan, niet tekortschiet in de nakoming van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst door onverzekerd transporten uit te voeren met de opleggers in gevaarlijk gebied.
Ontbinding van de huurovereenkomst
5.12.
Gelet op het voorgaande is [gedaagde] niet tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst. Dat betekent dat er geen grond is voor ontbinding daarvan. De vordering van [eiser] op dit punt wordt dan ook afgewezen. De kantonrechter zal het [gedaagde] niet verbieden om de betaling van de huur voor de oplegger [kenteken 3] op te schorten, zoals door [eiser] subsidiair is gevorderd. De kantonrechter heeft hiervoor overwogen dat [gedaagde] in haar recht staat met het opschorten van de betaling van deze oplegger. Ook deze vordering wordt afgewezen.
Conclusie
5.13.
De slotsom is dat een bedrag van € 16.137,48 wordt toegewezen. De overige vorderingen van [eiser]; betaling van de huur van oplegger [kenteken 3], ontbinding van de huurovereenkomst en het verbod tot opschorting van de huur, worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
5.14.
[eiser] maakt aanspraak op betaling van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De kantonrechter stelt vast dat de eisende partij voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief.
5.15.
Tegen de door [eiser] gevorderde wettelijke handelsrente is door [gedaagde] geen (inhoudelijk) verweer gevoerd, zodat deze als op de wet gegrond zal worden toegewezen.
De proceskosten
5.16.
Nu partijen over en weer in het gelijk en in het ongelijk zijn gesteld ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 16.137,48, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de vervaldatum van de facturen totdat volledig is betaald,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 936,37 aan buitengerechtelijke incassokosten,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024. (wv)