ECLI:NL:RBOVE:2024:3021

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
08.147854.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 6 juni 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het meermaals betasten van de borsten van het slachtoffer, het trachten te kussen en andere ontuchtige handelingen. De feiten vonden plaats op 24 augustus 2022, toen het slachtoffer, een buurvrouw van de verdachte, bij zijn autobedrijf was voor een APK-keuring. Tijdens het bezoek heeft de verdachte het slachtoffer onverwachts en tegen haar wil aangeraakt, wat leidde tot een gevoel van onveiligheid en emotionele schade bij het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als overtuigend beschouwd en heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 100 uren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer van in totaal € 1.221,37, inclusief immateriële schadevergoeding. De rechtbank heeft geen contactverbod opgelegd, omdat er sinds oktober 2022 geen contact meer is geweest tussen de verdachte en het slachtoffer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.147854.23 (P)
Datum vonnis: 6 juni 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1959 in [geboorteplaats] (Turkije),
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 mei 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.C. Stam, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partij door mr. E.M. Van Keulen is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig, op neer dat verdachte op 24 augustus 2022 in [plaats] [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) heeft aangerand.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 24 augustus 2022 te [plaats], door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het (meermaals) betasten van de borsten van die [slachtoffer] en/of
- het trachten te kussen van de mond, althans het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- het omhelzen van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn hand onder het hemd en/of op de BH van die [slachtoffer],
waarbij dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld
en/of met die andere feitelijkheid er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- (telkens) voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft gepleegd en/of

die [slachtoffer] hiermee heeft overrompeld en/of

- de nek van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of haar gezicht naar zijn gezicht

heeft getrokken/gebracht en/of

- voor die [slachtoffer] is gaan en blijven staan toen zij weg wilde lopen en/of haar

auto niet terug heeft gegeven toen zij dat vroeg, waardoor zij in haar bewegingsvrijheid werd beperkt en niet weg kon gaan en/of

- (telkens) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van

verzet/weerstand van die [slachtoffer].

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het aan verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens een gebrek aan (overtuigend) bewijs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden [1]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 24 augustus 2022 met verdachte bij zijn autobedrijf in [plaats] was voor een Apk-keuring van haar auto. Toen zij zich met verdachte bij de kassa bevond, heeft zij zich omgedraaid en voelde zij ineens vanuit het niets zijn handen op haar borsten. Verdachte trok haar achterover tegen zijn lichaam aan. Hij stond achter haar. Hij was haar borsten aan het kneden. Hij raakte haar aan over de kleding. [slachtoffer] sloeg hem van zich af. Verdachte ging gelijk voor haar staan. Ze wilde naar de uitgang lopen en hij bleef voor haar staan. Ze stonden in een nauw stukje. Op dat moment pakte verdachte met zijn linkerhand haar rechterborst en begon hij hierin heel hard te kneden
.En tegelijk pakte hij met zijn rechterhand haar nek vast en trok hij haar naar beneden, hij trok haar naar zijn mond toe. Hij wilde haar kussen op haar mond. [slachtoffer] heeft gezegd dat hij haar auto moest teruggeven. Op een gegeven moment gaf hij haar ‘half’ een knuffel. Hij deed toen zijn rechterhand om haar heen en kneep haar in haar borst. Verdachte zat achter haar hempje en over haar beha
.Hij begon echt heel hard te knijpen. [slachtoffer] heeft hem gesmeekt om haar auto terug te geven. Hij wilde haar auto niet meegeven. [2]
[slachtoffer] heeft verder verklaard dat toen zij bij het autobedrijf van verdachte wegreed, zij haar dochter heeft gebeld. Daarna is zij naar het huis van haar moeder gereden. [3]
[getuige 1] (hierna: [getuige 1]), de dochter van [slachtoffer], heeft verklaard dat haar moeder haar in paniek en huilend opbelde. Haar moeder zei dat de buurman haar had aangerand. Drie keer achter elkaar. Thuis gekomen vertelde haar moeder haar alles. Dat verdachte haar niet liet gaan en dat hij haar auto in de garage liet. Volgens [getuige 1] huilde [slachtoffer] tijdens het bellen, was ze heel erg bang en in paniek. [getuige 1] herkende dat aan haar manier van praten en dat ze steeds moest huilen. [getuige 1] hoorde haar moeder snel ademen. [4]
[getuige 2] (hierna: [getuige 2]), de moeder van [slachtoffer], heeft verklaard dat toen haar dochter eraan kwam, ze tegen het huilen aan zat. Haar dochter zei dat [verdachte] haar had aangerand, niet een keer maar wel drie keer. [verdachte] heeft haar proberen te kussen. Hij heeft haar aan de borsten gezeten, maar hij heeft ook geprobeerd om met zijn handen onder haar kleding bij de borsten te komen. De auto stond op de brug en haar dochter kon geen kant op. [5]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat toen hij achter de balie bij de kassa vandaan kwam, [slachtoffer] in zijn richting liep. In de vernauwde doorgang van 80 centimeter, hield hij zijn linkerhand aan haar zijkant om een botsing te voorkomen. Op het moment dat hij haar aanraakte, merkte hij dat hij met zijn duim de zijkant van haar borst aanraakte. [6]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat op basis van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Hoewel verdachte heeft ontkend [slachtoffer] te hebben aangerand, twijfelt de rechtbank niet aan wat [slachtoffer] heeft verklaard. De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door zowel de verklaring van [getuige 1], haar dochter, als de verklaring van [getuige 2], haar moeder. Beide getuigen hebben [slachtoffer] gezien en gesproken toen zij op 24 augustus 2022 terug kwam van het autobedrijf van verdachte. Beiden hebben verklaard dat [slachtoffer] toen emotioneel was en dat zij aan hen heeft verteld dat ze drie keer door verdachte was aangerand, dat hij aan haar borsten had gezeten en haar had proberen te kussen. Ook hebben zowel [getuige 1] als [getuige 2] verklaard dat [slachtoffer] hen verteld heeft dat zij niet meteen bij verdachte weg kon komen. Ten slotte vindt de verklaring van [slachtoffer] ook steun in de verklaring van verdachte zelf. De verklaringen van verdachte en [slachtoffer] stemmen overeen voor wat betreft een aanraking die heeft plaatsgevonden in een nauwe doorgang in de buurt van de kassa op de werkplaats van verdachte. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] bij haar borst heeft aangeraakt.
Alles bij elkaar ondersteunen de bewijsmiddelen de feiten en omstandigheden die [slachtoffer] noemt. De rechtbank ziet geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] te twijfelen en volgt het standpunt van de verdediging niet. Aan de verklaring van verdachte dat hij uitsluitend ‘per ongeluk’ de borst van [slachtoffer] heeft aangeraakt, zal de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, voorbij gaan.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de handelingen van verdachte niet anders worden uitgelegd dan als ontuchtige handelingen. Verdachte heeft drie keer aan de borsten van aangeefster gezeten, hier hard in geknepen, haar proberen te kussen, en zijn hand onder haar hemd op haar beha gebracht, terwijl aangeefster heeft aangegeven dat zij dit niet wilde. Zij heeft gevraagd of hij haar auto wilde teruggeven, maar dit heeft verdachte in eerste instantie niet gedaan. Ook volgt uit haar verklaring dat verdachte haar onverwachts heeft aangeraakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van het door een feitelijkheid dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen, waarbij aangeefster door het onverhoedse karakter van het handelen van verdachte werd overvallen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank DNA-onderzoek op de inbeslaggenomen beha niet noodzakelijk en wijst zij het verzoek van de verdediging daartoe af.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 augustus 2022 te [plaats], door een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
- het meermaals betasten van de borsten van die [slachtoffer] en
- het trachten te kussen van de mond, althans het gezicht van die [slachtoffer] en
- het omhelzen van die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn hand onder het hemd en op de BH van die [slachtoffer],
waarbij die feitelijkheid er in heeft bestaan dat verdachte
- voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft gepleegd en die [slachtoffer] hiermee heeft overrompeld en
- de nek van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en haar gezicht naar zijn gezicht
heeft getrokken en
- voor die [slachtoffer] is gaan en blijven staan toen zij weg wilde lopen en haar
auto niet terug heeft gegeven toen zij dat vroeg, waardoor zij in haar bewegingsvrijheid werd beperkt en niet weg kon gaan en
- voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen van
weerstand van die [slachtoffer].
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaren, met daarbij als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer].
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om voor de hoogte van de straf te kijken naar de straffen opgelegd in de zaken die hij in zijn pleitnota heeft genoemd bij de immateriële schadevergoeding. De raadsman heeft vervolgens aangevoerd dat een oplegging van een contactverbod met [slachtoffer] niet alleen moeilijk uitvoerbaar is omdat het gaat om buren, maar dat daarvoor ook de noodzaak ontbreekt omdat er sinds oktober 2022 geen contact meer is geweest tussen verdachte en [slachtoffer].
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding. Hij heeft [slachtoffer] onverwachts en ongewild geconfronteerd met seksuele handelingen. Hij heeft zich hierbij alleen laten leiden door zijn eigen drang en zich niet bekommerd om de vraag of [slachtoffer] dit wel wilde. Daarmee heeft hij inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Daar komt bij dat verdachte [slachtoffer] kent. Zij is zijn buurvrouw. De aanranding heeft hierdoor ook het vertrouwen, dat zij in haar buurman had, beschadigd en heeft bij haar een gevoel van onveiligheid teweeg gebracht. Op de zitting heeft [slachtoffer] in haar slachtofferverklaring tot uitdrukking gebracht hoeveel impact de aanranding op haar leven heeft en welke klachten zij hierdoor heeft. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Het strafblad van verdachte is blanco hetgeen dus niet van invloed is op de uiteindelijk op te leggen straf.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 14 februari 2024. Hierin staat dat verdachte een stabiel bestaan heeft zonder noemenswaardige problemen. Verdachte wordt in staat geacht een taakstraf uit te voeren.
Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 100 uren op, te vervangen door 50 dagen hechtenis als verdachte die taakstraf niet of niet naar behoren verricht. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opleggen met een proeftijd van één jaar. De rechtbank acht deze straf passend en geboden. De rechtbank ziet geen noodzaak in het opleggen van een contactverbod als bijzondere voorwaarde. Naar het oordeel van de rechtbank biedt de voorwaardelijke gevangenisstraf voldoende een stok achter de deur voor verdachte om zich niet opnieuw jegens [slachtoffer] te misdragen.

7.Schade van de benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot betaling van de volgende materiële schade:
- € 114,-, te weten de eigen bijdrage WMO die [slachtoffer] heeft moeten betalen voor de begeleiding en ondersteuning van Kadera;
- € 54,95, te weten een geschatte vergoeding voor de kleding die [slachtoffer] ten tijde van de aanranding droeg; en
- € 52,42, als vergoeding van haar proceskosten, bestaande uit reiskosten naar haar advocaat, de rechtbank en parkeerkosten.
Daarnaast vordert zij een vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,-.
Ten slotte vordert zij de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding voor de eigen bijdrage gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor de kleding en de proceskosten heeft de raadsman verzocht de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Voor zover de rechtbank immateriële schadevergoeding zou toekennen, heeft de raadsman verzocht deze te matigen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting vast dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De gevorderde vergoeding voor de eigen bijdrage WMO, in totaal een bedrag van € 114,-, zal de rechtbank toewijzen, omdat de benadeelde partij dit voldoende heeft onderbouwd en de verdediging dit niet heeft betwist.
Daarnaast zal de rechtbank ook de gevorderde vergoeding voor de kleding, in totaal een bedrag van € 54,95, toewijzen, omdat de geschatte aanschafwaarde van de beha (€ 39,95) en de top (€ 15,-) de rechtbank redelijk voorkomen. Gelet op wat [slachtoffer] op 24 augustus 2022 is aangedaan, acht de rechtbank het redelijk dat zij deze kleding, ook als deze wordt teruggeven, niet meer wil dragen.
Ook de gevorderde reis- en parkeerkosten van € 52,42 zal de rechtbank als vergoeding van materiële schade toewijzen. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdediging dat deze kosten als proceskosten niet in aanmerking voor vergoeding komen. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze kosten als materiele schade worden aangemerkt, die de benadeelde partij rechtstreeks als gevolg van het bewezen verklaarde feit heeft geleden.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook een immateriële schadevergoeding aan de benadeelde partij moet betalen. De benadeelde partij heeft voldoende onderbouwd dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze en dit is door de verdediging ook niet betwist. De rechtbank houdt bij het vaststellen van de hoogte van het schadebedrag enerzijds rekening met het beschreven geestelijk letsel en de beschreven impact van het feit en anderzijds met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen worden toegekend. Zij stelt de schade naar billijkheid vast op € 1000,-.
De rechtbank zal, gezien het voorgaande, de gevorderde schadevergoeding toewijzen tot een bedrag van in totaal € 1.221,37, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan (24 augustus 2022). De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 22 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 1 (één) jaarde navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
schadevergoeding
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
toetot een bedrag van
€ 1.221,37(bestaande uit € 221,37 materiële schadevergoeding en € 1000,- immateriële schadevergoeding);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.221,37, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 1.221,37(zegge: éénduizend tweehonderd éénentwintig en zevenendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.M. Fluttert, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. J. de Ruiter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, dan zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden, onderzoek ONRBC22280/Toledo, met nummer PL0600-2022389316. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 25 augustus 2022, pagina’s 10 en 11.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 25 augustus 2022, pagina 11.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 2 mei 2023, pagina 19.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 9 mei 2023, pagina’s 23 en 24.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 25 mei 2023, pagina 50.