ECLI:NL:RBOVE:2024:305

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
C/08/299216 / HA ZA 23-261
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake koopovereenkomst en geldlening tussen B.V. en Plyofold B.V. met betrekking tot aandelen en vaststellingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en de besloten vennootschappen Plyofold B.V. en Plyofold Holding B.V. De zaak betreft een koopovereenkomst van aandelen en een geldlening van € 100.000,- die door [eiseres] aan Plyofold is verstrekt. [eiseres] stelt dat deze lening moet worden terugbetaald, terwijl Plyofold en Plyofold Holding beweren dat het om een investering gaat en dat er geen verplichting tot terugbetaling bestaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen geldleningsovereenkomst is opgemaakt, maar dat er wel sprake is van een geldlening op basis van de omstandigheden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de lening nog niet opeisbaar is, omdat Plyofold niet in staat is geweest om de benodigde winst te maken. Tevens is er een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen tussen [eiseres] en Plyofold (Holding), maar de uitvoering daarvan is afhankelijk van de verkoop van de aandelen aan een investeerder, die uiteindelijk is afgehaakt. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] tot terugbetaling van de lening en schadevergoeding afgewezen, maar heeft wel vastgesteld dat er een vaststellingsovereenkomst is ontstaan. De proceskosten zijn voor rekening van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/299216 / HA ZA 23-261
Vonnis van 17 januari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M.J.J. van Geel te Almelo,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLYOFOLD B.V.,
gevestigd te Enschede,
hierna te noemen: Plyofold,
advocaat: mr. S. Erkel te Enschede,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLYOFOLD HOLDING B.V.,
gevestigd te Enschede,
hierna te noemen: Plyofold Holding,
advocaat: mr. S. Erkel te Enschede,
3.
[gedaagde 1],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
advocaat: mr. S. Erkel te Enschede,
4.
[gedaagde 2],
zaakdoende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: mr. [gedaagde 2] ,
advocaat: mr. L.H. Rijpkema te ’s-Gravenhage,
gedaagde partijen.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding (met incidente vordering);
- de conclusie van antwoord in het incident van Plyofold (Holding) en [gedaagde 1] ;
- de conclusie van antwoord in het incident en conclusie van antwoord in de hoofdzaak van mr. [gedaagde 2] ;
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak van Plyofold (Holding) en [gedaagde 1] ;
- het journaalbericht van 30 oktober 2023 met producties van [eiseres] ;
- de akte wijziging van eis van [eiseres] d.d. 8 november 2023.
1.2.
Op 9 november 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig de heren [naam 1] en [naam 2] namens [eiseres] , bijgestaan door mr. M.J.J. van Geel, [gedaagde 1] voor zichzelf en namens Plyofold (Holding), bijgestaan door mr. S. Erkel en mr. [naam 3] , en mr. [gedaagde 2] , bijgestaan door mr. L.H. Rijpkema. Van de zijde van alle partijen zijn pleitaantekeningen overgelegd.
1.3.
Het vonnis is na aanhouding bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Plyofold is een startende onderneming. Zij verkoopt door [gedaagde 1] ontworpen opvouwbare houten kisten (‘plyofolds’), die gebruikt worden tijdens sporttrainingen.
2.2.
De aandelen in Plyofold worden gehouden door Plyofold Holding. Aandeelhouders in Plyofold Holding waren [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. voor elk de helft van de aandelen. [gedaagde 1] is enig aandeelhouder en bestuurder in [bedrijf 2] . [gedaagde 1] is tevens bestuurder van Plyofold en Plyofold Holding.
2.3.
Op 1 september 2022 heeft [naam 1] , de accountant van Plyofold (Holding) en [bedrijf 2] , in verband met de eventuele overname van de aandelen van [bedrijf 1] door (wat is geworden) [eiseres] aan [naam 4] en [naam 2] bericht:

[bedrijf 2] en de nieuw op te richten Holding worden beide 50% aandeelhouder van de Plyofold Holding BV.
Welke rente % moet de financiering hebben? Zelf dacht ik aan 4%. Ook de komende financieringen tbv groei.
[gedaagde 1] is de ondernemer. Als de eerste financiering (100K overname en 20K [gedaagde 1] ) is terugverdiend zal [gedaagde 1] fee facturen gaan sturen.
2.4.
Op 3 september 2022 heeft [bedrijf 1] aan [naam 1] gemaild:
“71K voor de aandelen bij overdracht
29K in 6 maanden (…)”
2.5.
Op 27 september 2022 heeft [eiseres] de aandelen in Plyofold Holding van [bedrijf 1] gekocht en geleverd gekregen. [naam 1] is (via zijn holding) één van de aandeelhouders in [eiseres] . De koopovereenkomst is ondertekend door [bedrijf 1] , [eiseres] , Plyofold en [bedrijf 2] en bevat onder meer de volgende bepalingen:

Nemen in aanmerking:
(….)
dat Koper wenst te investeren in de door de Vennootschap gedreven onderneming door het verstrekken van financiering ten belope van € 100.000,00;
(…)
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
1.1.
Verkoper verkoopt hierbij (…) 50% van de door Verkoper gehouden aandelen in het geplaatst aandelenkapitaal van de Vennootschap, te weten 90 gewone aandelen, elk nominaal groot € 1,00 (…).
3.1.
De door Verkoper en Koper overeengekomen koopprijs voor de Aandelen bedraagt € 90,00 (…)
(…)
3.3.
Partijen zijn tot de vaststelling van de Koopprijs gekomen nadat Koper zich bereid heeft verklaard en Koper als zodanig zich jegens de Vennootschap verplicht een financiering te verstrekken aan de Vennootschap ten bedrage van € 100.000,00.
(…)
4.3.
De Vennootschap heeft een rekening-courantschuld aan Verkoper, welke schuld op leveringsdatum wordt gefixeerd op een totaalbedrag van € 106.090,00 inclusief rente. Voor of uiterlijk op Leveringsdatum zal de Vennootschap een bedrag van
€ 77.090,00 rechtstreeks aan Verkoper voldoen ter gedeeltelijke aflossing van deze schuld. De restschuld van € 29.000,00 zal door de Vennootschap in vijf maandelijkse termijnen van telkens € 4.833,33 aan Verkoper worden voldaan (…).
2.6.
Bij brief van 7 februari 2023 heeft [eiseres] aan [bedrijf 2] in haar hoedanigheid van bestuurder van Plyofold Holding geschreven:

Op 20 september 2023 hebben [eiseres] (…) aan Plyofold Holding BV geleend een geldbedrag van € 100.000,- (…) Reden dat de lening nu wordt opgeëist ligt in het gegeven dat u hebt aangegeven geen verdere samenwerking met de andere aandeelhouders wenst.”
Plyofold “cs” is vervolgens gesommeerd binnen zes weken € 100.000,- terug te betalen.
2.7.
Op 9 februari 2023 heeft mr. [gedaagde 2] hierop namens Plyofold (Holding) gereageerd en geschreven dat geen sprake is geweest van een geldlening van € 100.000,-, maar van een investering tot dat bedrag.
2.8.
In de besprekingen van [eiseres] en Plyofold (Holding) om te komen tot afwikkeling van hun (financiële) relatie is onder meer de mogelijkheid geopperd een derde te zoeken die de aandelen van [eiseres] in Plyofold Holding wil overnemen. Op 24 februari 2023 heeft mr. [gedaagde 2] mr. [naam 5] , toenmalig advocaat van [eiseres] , per mail bericht:

Alsbestuurstervan de Holding blijft het standpunt van cliënte dat er geen/nimmer rechtsgeldige overeenstemming met de holding is bereikt over een geldlening, dan wel over de voorwaarden waaronder die zou worden verstrekt. Het medeondertekenen van de koopovereenkomst namens [bedrijf 2] en de Holding had een geheel andere insteek, (…) namelijk dat zowel [bedrijf 2] als de Holding de nieuwe aandeelhouder aanvaardt.
(…)
Alsmedeaandeelhoudstervan de Holding, maakt het voor een uitkoop evenwel niet veel uit of de 100K ten titel van geldlening of als zuivere investering heeft te gelden.
(…)
Als uw cliënte voet bij stuk blijft houden bij een uitkoopbedrag van 160K en/of persisteert dat er een schuld van > 100K is van de Holding naar uw cliënte ten titel van geldlening die binnen zes weken moet worden terugbetaald, dan zal cliënte (1) geen enkele investeerder bereid krijgen om in te stappen om de exploitatie van Plyofold na uitkoop voort te kunnen zetten (…)
2.9.
Mr. [naam 5] heeft mr. [gedaagde 2] op 7 maart 2023 per mail bericht:

(…) is cliënte bereid om tot snelle overeenstemming en afwikkeling te komen. Dit door de verkoop van haar aandelen in Plyofold Holding B.V. aan de heer [gedaagde 1] of een door hem aan te wijzen derde. Ten aanzien van de voorwaarden (…) stelt cliënte voor:
1.
Betaling van een koopprijs van € 106.000,- ineens binnen 4 weken na heden. (…)
2.
Royalty’s (…)
2.10.
Op 17 maart 2023 heeft mr. [gedaagde 2] aan mr. [naam 5] geschreven:
“Uw onderstaande voorstel heeft cliënte/ de heer [gedaagde 1] besproken met – en voorgelegd aan de potentiële investeerder. De reactie daarop is de volgende:
1.
Overname ofwel vergoeding van de initieel gedane investering is akkoord, maar de potentiële investeerder wil niet verder gaan dan de oorspronkelijke 100K. (…)
2.
De investeerder gaat niet akkoord met enige royalty’s. (…)
Dit alles / het bovenstaande is onder voorbehoud dat cliënte ook definitieve en bindende afspraken met de nieuwe investeerder heeft gemaakt en vastgelegd. Om verder met de nieuwe investeerder te kunnen opschakelen, wenst deze wel dat de exit afspraken tussen cliënte en uw cliënte definitief en bindend zijn geworden (alvorens cliënte de afspraken met de nieuwe investeerder kan afronden en formaliseren).”
2.11.
Na een e-mail van mr. [naam 5] aan mr. [gedaagde 2] van 23 maart 2023, heeft mr. [gedaagde 2] per e-mail van 28 maart 2023 aan mr. [naam 5] het volgende geschreven:
“Dank voor uw onderstaande e-mail. Cliënte heeft het daarin verwoorde tegenvoorstel van uw cliënte inmiddels besproken met de nieuwe investeerder. (..) De reactie van de investeerder is evenwel duidelijk: deze is niet bereid meer te investeren dan zoals omschreven in mijn eerdere (onderstaande) mail van 17 maart jl. (…)
(…)
Het eerdere voorstel zijden cliënte / de nieuwe investeerder zoals verwoord in mijn mail van 17 maart jl. blijft bij deze dus nog uiterlijk tot één week na vandaag van kracht (…). Daarna vervalt het voorstel van de potentiële investeerder definitief en vallen partijen inderdaad weer terug op de eerdere status quo (…).”
2.12.
Op 29 maart 2023 heeft mr. [naam 5] aan mr. [gedaagde 2] het volgende bericht:
“Cliënt stemt schoorvoetend in met de optie dat de door uw cliënt genoemde investeerder de lening van cliënte aan de vennootschap aflost onder de gelijktijdige overdracht van de aandelen aan diezelfde investeerder. De aflossing wordt door partijen bepaald op € 100.000,-.
(…)
Voorts is het in belang van alle partijen dat aandelenoverdracht uiterlijk 15 april a.s. plaatsvindt (…).”
2.13.
In reactie hierop heeft mr. [gedaagde 2] op 3 april 2023 aan mr. [naam 5] gemaild:

Investeerder is bereid 100K te betalen (…) Wat betreft het standpunt van uw cliënte – dat het om een geldlening zou gaan, die [eiseres] B.V. aan de Vennootschap zou hebben verstrekt, stelt cliënt de volgende (…) oplossing en routing voor:
-
Er wordt een eenvoudigekoopovereenkomstvoor levering van de aandelen opgesteld (met als partijen uw cliënte als verkoper en de nieuwe investeerder als koper). Partijen gaan uit van de overeengekomen koopprijs van € 100.000,-- die als titel geldt voor de door uw cliënte te leveren aandelen aan de nieuwe investeerder. (…) Cliënte is bereid de kosten voor het opstellen van een dergelijk eenvoudige en overzichtelijke koopovereenkomst volledig op zich te nemen, alsmede de kosten van de notariële leveringsakte (…). Voor het overige draagt ieder de eigen kosten (…).
-
Tussen cliënte, de heer [gedaagde 1] en uw cliënte en haar respectievelijke aandeelhoudsters wordt een eenvoudigevaststellingsovereenkomstgesloten. (…) In deze vaststellingsovereenkomst verklaart uw cliënte /verkoper dat – voor zover rechtens een overeenkomst van geldlening aanwezig is of zou zijn geweest – die geldlening volledig is afgelost door betaling van de 100K door de nieuwe investeerder en verleent daarmee zowel cliënte, de Vennootschap en de nieuwe investeerder ter zake volledige finale kwijting. Daarnaast verklaren uw cliënte, haar aandeelhoudsters (en de aandeelhouders / natuurlijke personen daarvan) dat er ook voor het overige niets meer te vorderen is / zal zijn van de Vennootschap, van cliënte ( [bedrijf 2] ), van de heer [gedaagde 1] en/of van de nieuwe investeerder. (…) Vanzelfsprekend zijn cliënte, de heer [gedaagde 1] en de nieuwe investeerder op hun beurt bereid te verklaren en te bevestigen dat er van hun zijde eveneens geen aanspraken of vorderingen zullen of kunnen zijn tegenover al uw cliënten aangaande Plyofold Holding B.V. nadat de 100K is betaald en de voornoemde finale kwijting rechtens effect sorteert. Cliënte is bereid ook deze kosten voor het opstellen van deze vaststellingsovereenkomst voor haar rekening te nemen. (…)
Ik verneem graag instemming zijdens uw cliënte met het bovenstaande. Na korte bevestiging daarvan (per mail), zal ik de concept koopovereenkomst en concept vaststellingsovereenkomst op zo kort mogelijke termijn opstellen (…) Nadat partijen beide overeenkomsten hebben getekend, kan de door cliënte of door de nieuwe investeerder te kiezen notaris de (concept) leveringsakte opmaken, waarna zo spoedig mogelijk kan worden gepasseerd. (…)
Een en ander zal niet allemaal voor 15 april a.s. gereed en finaal kunnen zijn (..)
NB: cliënte, de investeerder en ondergetekende zeggen wel toe er bij de notaris op aan te dringen dat levering op de kortst mogelijk termijn dient plaats te vinden, alsmede dat zij er alles aan zullen doen (…) om bovenstaande overeenkomsten zo snel mogelijk finaal en getekend te krijgen (…).”
2.14.
Op 4 april 2023 heeft mr. [naam 5] aan mr. [gedaagde 2] geschreven:
“Dank voor uw bericht. Uw insteek is akkoord. Ik zie de concept koopovereenkomst en vaststellingsovereenkomst dan ook graag tegemoet. (…) Voor het overige stel ik voor de nadere details te bespreken na ontvangst van voornoemde conceptstukken.”
2.15.
Na enige mailwisselingen tussen mr. [naam 5] en mr. [gedaagde 2] heeft laatstgenoemde op 11 mei 2023 bericht dat de potentiële investeerder definitief is afgehaakt.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - na eiswijziging - dat de rechtbank:
in het incident
i. i) Plyofold (Holding), [gedaagde 1] en mr. [gedaagde 2] veroordeelt om ex artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) inzage en afschrift aan haar te verstrekken van:
- de volledige naam en eventuele (statutaire) handelsnaam alsmede het woon- en eventuele vestigingsadres van de investeerder;
- ( concept (voor))overeenkomsten, notulen en gespreksverslagen en alle briefwisselingen, e-mail- en whatsapp-correspondentie tussen de investeerder en hen over de koopovereenkomst van [eiseres] met de investeerder over de periode van 17 maart 2023 tot en met 11 mei 2023;
ii) het onder i) genoemde toewijst op straffe van een dwangsom;
iii) Plyofold (Holding), [gedaagde 1] en mr. [gedaagde 2] in de proceskosten veroordeelt.
in de hoofdzaak
primair
a. a) voor recht verklaart dat tussen [eiseres] en mr. [gedaagde 2] een koopovereenkomst tot stand is gekomen;
b) voor recht verklaart dat een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen tussen [eiseres] en Plyofold (Holding) en [gedaagde 1] ;
c) mr. [gedaagde 2] veroordeelt tot nakoming van de koopovereenkomst, op straffe van een dwangsom;
d) Plyofold (Holding) en [gedaagde 1] veroordeelt tot nakoming van de vaststellingsover-eenkomst, op straffe van een dwangsom.
subsidiair
e) Plyofold (Holding), [gedaagde 1] en mr. [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt om verder te onderhandelen met [eiseres] over een koopovereenkomst ter zake van de aandelen van [eiseres] in Plyofold Holding met als uitgangspunten de in het petitum van de dagvaarding genoemde punten, op straffe van een dwangsom;
meer subsidiair
f) mr. [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van € 100.000,- ten titel van schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente;
nog meer subsidiair
g) Plyofold (Holding) hoofdelijk veroordeelt tot terugbetaling van het financieringsbedrag van € 100.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
in alle gevallen
h) Plyofold (Holding), [gedaagde 1] en mr. [gedaagde 2] veroordeelt in de proceskosten.
3.2.1.
In het
incidentvoert [eiseres] aan dat zij er ex artikel 3:67, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) belang bij heeft de identiteit van de door mr. [gedaagde 2] bedoelde investeerder te weten te komen en kennis te nemen van de inhoud van de afspraken tussen mr. [gedaagde 2] en die investeerder. Als mr. [gedaagde 2] wordt geacht de investeerder rechtsgeldig te hebben vertegenwoordigd, is die investeerder immers partij bij de koopovereenkomst. Tot op heden heeft mr. [gedaagde 2] echter geweigerd de naam van de investeerder te onthullen.
3.2.2.
In de
hoofdzaakheeft [eiseres] gesteld dat uit de correspondentie tussen mr. [naam 5] en mr. [gedaagde 2] blijkt dat overeenstemming bestond over de essentialia van de koopovereenkomst met betrekking tot de aandelen in Plyofold Holding door de investeerder (dan wel mr. [gedaagde 2] ) en van de vaststellingsovereenkomst tussen [eiseres] en Plyofold (Holding). Er was op 4 april 2023 immers overeenstemming over de aankoop door de investeerder van de aandelen van [eiseres] in Plyofold Holding, de koopsom, de kosten van de aandelenoverdracht, de levering op korte termijn en het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. Nu mr. [gedaagde 2] de naam van de investeerder niet noemt, moet hij op basis van artikel 3:67, tweede lid BW worden geacht de overeenkomst voor zichzelf te zijn aangegaan. Voor zover mocht blijken dat hij niet bevoegd was namens de investeerder de koopovereenkomst aan te gaan, geldt dat in elk geval sprake is van voldoende schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. Als geen sprake is van een koopovereenkomst, dan dient te worden geoordeeld dat de onderhandelingen in een dusdanig vergevorderd stadium waren dat het afbreken ervan onaanvaardbaar was. Plyofold (Holding), [gedaagde 1] en mr. [gedaagde 2] moeten in dat geval verplicht worden verder te onderhandelen. Als blijkt dat de investeerder of mr. [gedaagde 2] niet in staat of bereid is verder te onderhandelen, dient hij schadevergoeding te betalen op basis van het positieve contractbelang. [eiseres] meent tot slot dat de financiering van € 100.000,- een geldlening en geen investering was, althans dat dit bedrag onverschuldigd is betaald. Dit bedrag dient daarom te worden terugbetaald.
3.3.1.
Plyofold (Holding) en [gedaagde 1] hebben in het
incidentaangevoerd dat zij geen partij bij de gestelde koopovereenkomst zijn. Evenmin hebben zij gehandeld als (al dan niet gevolmachtigde) vertegenwoordiger van de potentiële investeerder. Gelet hierop doet zich de situatie als bedoeld in artikel 3:67 BW niet voor en kunnen zij dus niet verplicht worden de naam van de investeerder bekend te maken. Er is niet voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv. Dit artikel ziet bovendien alleen op bescheiden. Het betreft hier een fishing expedition.
3.3.2.
In de
hoofdzaakhebben Plyofold (Holding) en [gedaagde 1] gesteld dat het bedrag van € 100.000,- geen lening was, maar een investering.
Geen van hen heeft zich verplicht tot terugbetaling van dit bedrag. [eiseres] zou het geïnvesteerde bedrag terugverdienen zodra Plyofold winst zou gaan maken. Het geld is nu dus niet opeisbaar. Plyofold (Holding) en [gedaagde 1] hebben het bedrag van € 100.000,- niet zelf ontvangen: de vordering op grond van onverschuldigde betaling kan dus niet slagen.
Als het gaat om de koopovereenkomst ter zake van de aandelen van [eiseres] in Plyofold Holding hebben zij betoogd dat zij geen partij waren bij de onderhandelingen over die overeenkomst. Van het onaanvaardbaar afbreken van onderhandelingen is geen sprake. Voor toekenning van schadevergoeding is geen plaats. Mr. [gedaagde 2] heeft in het e-mailbericht van 17 maart 2023 een voorbehoud gemaakt. Nu definitieve afspraken met de investeerder niet tot stand zijn gekomen, zijn ook de koopovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst niet tot stand gekomen.
3.4.1.
Mr. [gedaagde 2] voert in het
incidentals verweer de naam van de potentiële investeerder niet te kennen. Er is niet voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv. Hij beschikt niet over de gevorderde bescheiden. Artikel 3:67 BW is niet van toepassing, omdat geen sprake is van een nader te noemen meester-constructie. Hij heeft nooit gedaan alsof hij de overeenkomst voor zichzelf wilde sluiten. (Schijn) van vertegenwoordiging van de potentiële investeerder ontbreekt; hij was de adviseur van Plyofold (Holding) en heeft alleen maar de mededelingen doorgegeven die de potentiële investeerder aan Plyofold (Holding) of [gedaagde 1] had gedaan. Dit blijkt ook uit de correspondentie. Hij heeft zelf nooit contact gehad met de ‘potentiële investeerder’.
3.4.2.
In de
hoofdzaakheeft hij gesteld dat van wilsovereenstemming met betrekking tot de aankoop van de aandelen van [eiseres] in Plyofold Holding geen sprake is, zodat geen koopovereenkomst tot stand is gekomen. Mr. [gedaagde 2] heeft duidelijk verklaard dat de koopovereenkomst pas definitief zou worden nadat Plyofold (Holding) definitieve en bindende afspraken had gemaakt met de nieuwe investeerder. Het voorstel van 3 april 2023 gaf slechts een route om te komen tot een contract. Overeenstemming over alle essentialia bestond er nog niet. Zo was er nog niet gesproken over vrijwaringen, risicoverdelingen en garanties. De overnamedatum was nog niet bepaald. Het vastleggen van de nadere punten in een koopcontract was niet enkel een formaliteit. De onderhandelingen waren niet in een dusdanig vergevorderd stadium dat het de potentiële investeerder niet meer vrij stond om de onderhandelingen af te breken. Van schade is bovendien geen sprake.

4.De beoordeling

in het incident en in de hoofdzaak
4.1.
De rechtbank zal eerst ingaan op de positie van mr. [gedaagde 2] in deze zaak.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat mr. [gedaagde 2] in de onderhandelingen met mr. [naam 5] is opgetreden namens Plyofold (Holding) en [bedrijf 2] . Plyofold (Holding) had belang bij verkoop van de aandelen van [eiseres] aan een derde om te komen tot een afwikkeling van de (financiële) relatie met haar. De gesprekken over deze verkoop zijn in het kader van die afwikkeling gevoerd. Mr. [gedaagde 2] heeft Plyofold (Holding) en [bedrijf 2] als cliënten genoemd. Hij heeft ook over een investeerder gesproken, maar die geen cliënte genoemd of geschreven dat hij
namensde investeerder onderhandelde.
Dat mr. [gedaagde 2] over enige volmacht van de investeerder inzake de aankoop van aandelen beschikte, is niet gebleken.
Hij heeft daarentegen onbetwist gesteld dat hij de naam van de investeerder niet kent en uit niets blijkt dat dat in werkelijkheid anders zou zijn. Verder geldt dat van enige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van mr. [gedaagde 2] die de investeerder zou kunnen binden niet is gebleken, nu daarvoor onder meer is vereist dat de investeerder zelf heeft bijgedragen aan die schijn en daarover door [eiseres] niets is gesteld. Gelet op het voorgaande kwalificeert de rechtbank de rol van mr. [gedaagde 2] niet als die van vertegenwoordiger, maar als die van boodschapper.
4.2.
Nu geen sprake is van vertegenwoordiging door mr. [gedaagde 2] van de investeerder, is artikel 3:67 BW niet van toepassing en kan mr. [gedaagde 2] dus niet worden geacht de gestelde koopovereenkomst voor zichzelf te zijn aangegaan. Dat mr. [gedaagde 2] (als juridisch adviseur) de overeenkomst niet voor zichzelf wilde aangaan, was [eiseres] overigens wel duidelijk, getuige de verklaring ter zake van mr. [naam 5] ter zitting.
in het incident
4.3.
Ingevolge artikel 843a Rv kan hij die daarbij rechtmatig belang heeft op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrek-king waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft.
4.4.
[eiseres] vordert ten eerste dat alle gedaagden worden veroordeeld tot het verstrekken van de naam en gegevens van de investeerder. Deze vordering stuit al af op het feit dat hier niet om afgifte van bestaande bescheiden wordt gevraagd, maar verstrekking van een naam. Ten aanzien van mr. [gedaagde 2] geldt voorts dat onbetwist is gesteld dat hij niet op de hoogte is van de identiteit van de investeerder, zodat de vordering ook om die reden jegens hem niet kan worden toegewezen.
4.5.
Wat betreft de vordering tot verstrekking van alle correspondentie en dergelijke met betrekking tot de gestelde koopovereenkomst tussen [eiseres] en de investeerder geldt dat deze vordering afgifte van bescheiden betreft en op zich voldoende bepaald is. Door mr. [gedaagde 2] is onbetwist gesteld dat hij niet in het bezit is van enige correspondentie. Gelet hierop kan de vordering jegens hem niet worden toegewezen. Wat Plyofold (Holding) en [gedaagde 1] aangaat constateert de rechtbank dat [eiseres] niet heeft toegelicht in het kader van welke rechtsbetrekking tussen hen zij gehouden zouden zijn tot afgifte van de gevorderde stukken. Plyofold (Holding) en [gedaagde 1] zijn geen partij bij de gestelde koopovereenkomst tussen [eiseres] en de investeerder en hebben evenmin als vertegenwoordiger van die investeerder met [eiseres] onderhandeld, althans dit is gesteld noch gebleken. Bij gebreke van een concrete onderbouwing van het bestaan van een rechtsbetrekking tussen [eiseres] aan de ene kant en Plyofold (Holding) en [gedaagde 1] aan de andere kant als het gaat om de gestelde koopovereenkomst, is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot afgifte van de bescheiden ook jegens laatstgenoemden niet kan worden toegewezen.
4.6.
Nu de vordering in het incident zal worden afgewezen, zal [eiseres] in de kosten worden veroordeeld, aan de zijde van mr. [gedaagde 2] begroot op € 897,- aan salaris van zijn advocaat en aan de zijde van Plyofold (Holding) en [gedaagde 1] begroot op € 897,- aan salaris van hun advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente als na te melden.
in de hoofdzaak
achtergrond financiering
4.7.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat [eiseres] eind september 2022 de aandelen van [bedrijf 1] in Plyofold Holding heeft overgenomen en ter zake € 100.000,- heeft betaald. Volgens [eiseres] was dit een geldlening aan Plyofold (de koopprijs van de aandelen was maar € 90,-), volgens Plyofold (Holding) en [gedaagde 1] ging het om een investering.
De rechtbank stelt vast dat er tussen voornoemde partijen geen geldleningsovereenkomst is opgemaakt. In het bericht van [naam 1] van 1 september 2022 (zie 2.3.) wordt gesproken over een financiering met rente en over het uitkeren van een fee aan [gedaagde 1] als de eerste financiering (onder meer de € 100.000,-) is terugverdiend. In de koopovereenkomst van
27 september 2022 staat dat [eiseres] in Plyofold (Holding) wil investeren door het verstrekken van een financiering van € 100.000,-. Ter zitting is door zowel [naam 1] als [gedaagde 1] verklaard dat zij ervan uitgingen dat het bedrag ad € 100.000,- zou (moeten) worden terugbetaald als Plyofold voldoende winst zou maken. Deze financiering is in feite in de plaats gekomen van de door [bedrijf 1] gedane en met behulp van de betaling van € 100.000,- door [eiseres] aan haar terugbetaalde investering.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de eisen die de wet (artikel 7:129 BW) aan een overeenkomst van geldlening stelt: er is sprake van een uitlener ( [eiseres] ) die zich verbindt om aan een lener (Plyofold (Holding)) een som geld te verstrekken en een lener die zich verbindt een overeenkomstige som geld terug te betalen. De geldlening is ook daadwerkelijk verstrekt: dat het geld niet rechtstreeks in Plyofold (Holding) is gestoken, maar is gebruikt om de vordering van [bedrijf 1] te voldoen, maakt dit niet anders. Partijen zijn geen datum van terugbetaling overeengekomen. Ingevolge artikel 7:129e BW is de lener dan verplicht het geleende bedrag terug te geven binnen zes weken nadat de uitlener heeft medegedeeld tot opeising over te gaan, tenzij een ander tijdstip voor de terugbetaling uit de overeenkomst voortvloeit. Hier is (in ieder geval impliciet) afgesproken dat het geld moet worden terugbetaald uit de winst van Plyofold. Niet ter discussie staat dat Plyofold de benodigde winst niet heeft gemaakt. In verband met de wens van partijen om op zakelijk vlak afscheid van elkaar te nemen en gezien het gebrek aan financiële middelen van Plyofold (Holding), is gezocht naar een potentiële investeerder om [eiseres] in staat te stellen haar investering terug te verdienen. Die nieuwe investeerder leek gevonden, maar is uiteindelijk afgehaakt.
koopovereenkomst
4.8.
[eiseres] vordert primair dat voor recht wordt verklaard dat een koop-overeenkomst tot stand is gekomen tussen [eiseres] en mr. [gedaagde 2] ter zake van haar aandelen in Plyofold Holding, althans dat Plyofold (Holding), [gedaagde 1] en mr. [gedaagde 2] worden veroordeeld om met haar verder te onderhandelen over een koopovereenkomst.
Zoals volgt uit wat in 4.1. en 4.2. is overwogen, is mr. [gedaagde 2] geen vertegenwoordiger van de investeerder en evenmin zelf partij bij de gestelde koopovereenkomst. Reeds daarom dient de primaire vordering van [eiseres] jegens hem te worden afgewezen.
Mr. [gedaagde 2] , Plyofold (Holding) en [gedaagde 1] zijn allemaal geen partij bij de gestelde koopovereenkomst. Evenmin kunnen zij als vertegenwoordiger van de investeerder worden aangemerkt.
Er bestaat dan ook geen feitelijke of juridische grondslag, althans van het bestaan daarvan is niet gebleken, om hen te veroordelen om met [eiseres] (verder) te onderhandelen over een koopovereenkomst. De subsidiaire vordering moet daarom ook worden afgewezen.
vaststellingsovereenkomst
4.9.
Parallel aan een koopovereenkomst tussen [eiseres] en de investeerder is tussen [eiseres] en Plyofold (Holding) gesproken over een overeenkomst, waarin is vastgelegd dat met het door de investeerder aan [eiseres] te betalen bedrag van € 100.000,- de eventuele geldlening is afgelost en dat partijen dan over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben. Uit de correspondentie tussen mr. [gedaagde 2] en mr. [naam 5] blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [eiseres] en Plyofold (Holding) het eens waren over de inhoud van de vaststellingsovereenkomst, getuige met name de mail van mr. [gedaagde 2] van 3 april 2023 en de reactie daarop van mr. [naam 5] van een dag later. Dat van de kant van mr. [gedaagde 2] in zijn e-mailbericht van 17 maart 2023 een voorbehoud is gemaakt, doet hieraan niet af, nu dit voorbehoud in het door mr. [naam 5] namens [eiseres] aanvaarde voorstel van mr. [gedaagde 2] van 3 april 2023 niet is herhaald en daarmee niet meer gold. De ter zake gevorderde verklaring voor recht kan daarom worden afgegeven.
Gelet op het feit dat uitvoering van deze vaststellingsovereenkomst pas mogelijk is als er een koopovereenkomst met betrekking tot de aandelen van [eiseres] in Plyofold Holding is gesloten en uitgevoerd, bestaat er tussen deze overeenkomsten een onlosmakelijk verband. Nog afgezien van het antwoord op de vraag of tussen [eiseres] en de investeerder een koopovereenkomst tot stand is gekomen, kan in ieder geval vastgesteld worden dat deze niet is uitgevoerd en dat het geld, nodig om te kunnen komen tot uitvoering van de vaststellingsovereenkomst, op dit moment ontbreekt. Gelet hierop kan Plyofold (Holding) thans niet veroordeeld worden tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst.
schadevergoeding
4.10.
[eiseres] vordert dat mr. [gedaagde 2] wordt veroordeeld tot betaling aan haar van € 100.000,- ten titel van schadevergoeding. Een deugdelijke grondslag voor toewijzing van deze vordering ontbreekt echter, zo volgt uit wat hiervoor is overwogen ten aanzien van (de rol van) mr. [gedaagde 2] . Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
terugbetaling financiering
4.11.
Ten slotte vordert [eiseres] dat Plyofold (Holding) wordt veroordeeld tot terugbetaling van de financiering van € 100.000,-. De rechtbank heeft al overwogen dat er ter zake sprake is van een geldlening en dat Plyofold (Holding) ingevolge artikel 7:129e BW verplicht is dit bedrag terug te betalen binnen zes weken nadat [eiseres] heeft medegedeeld tot opeising over te gaan, tenzij een ander tijdstip voor de terugbetaling uit de overeenkomst voortvloeit. In dit geval is (in ieder geval impliciet) afgesproken dat het geld moet worden terugbetaald uit de winst van Plyofold of uit het door de investeerder voor de aandelen van [eiseres] in Plyofold Holding te betalen bedrag (in het kader van de latere vaststellingsovereenkomst). Niet ter discussie staat dat Plyofold de benodigde winst niet heeft gemaakt en dat er op dit moment geen investeerder is die € 100.000,- voor de aandelen heeft betaald. De geldlening is daarom naar het oordeel van de rechtbank nog niet opeisbaar.
Ingevolge artikel 7:129f BW kan de rechter weliswaar, indien is overeengekomen dat de lener de geleende geldsom zal terugbetalen wanneer hij daartoe in staat zal zijn, naar gelang van de omstandigheden het tijdstip van de opeisbaarheid nader bepalen, maar een vordering van die strekking is door [eiseres] niet ingesteld. Tot slot is van onverschuldigde betaling geen sprake, nu de betaling heeft plaatsgevonden op grond van de overeenkomst van 27 september 2022 en de rechtsgeldigheid van die overeenkomst niet ter discussie staat.
de proceskosten
4.12.
Als in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] worden veroordeeld in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Plyofold (Holding) en [gedaagde 1] begroot op € 2.837,- aan griffierecht en € 3.760,- aan salaris van hun advocaat (2 punten x tarief V) en aan de zijde van mr. [gedaagde 2] begroot op € 1.301,- aan griffierecht en € 3.760,- aan salaris van zijn advocaat, te vermeerderen met de nakosten en rente als na te melden.

5.De beslissing

in het incident
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten, aan de zijde van mr. [gedaagde 2] begroot op € 897,-aan salaris van zijn advocaat en aan de zijde van Plyofold (Holding) en [gedaagde 1] begroot op € 897,- aan salaris van hun advocaat, in beide gevallen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na heden tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
5.4.
verklaart voor recht dat een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen tussen [eiseres] en Plyofold (Holding);
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.6.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Plyofold (Holding) en [gedaagde 1] begroot op € 2.837,- aan griffierecht en € 3.760,- aan salaris van hun advocaat (2 punten x tarief V) en aan de zijde van mr. [gedaagde 2] begroot op € 1.301,- aan griffierecht en € 3.760,- aan salaris van zijn advocaat, in beide gevallen te vermeerderen met de nakosten ad € 173,-, te vermeerderen met € 90,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de veroordeling wordt voldaan en betekening van het vonnis plaatsvindt, en met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na heden tot aan de dag der algehele voldoening;
5.7.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op
17 januari 2024.