ECLI:NL:RBOVE:2024:307

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
10669446 CV EXPL 23-3005
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige premie voor basisziektekostenverzekering

In deze zaak heeft Menzis Zorgverzekeraar N.V. de gedaagde, die in persoon procedeert, aangeklaagd voor het niet betalen van premies voor een basisziektekostenverzekering. Menzis vorderde een totaalbedrag van € 66,18, vermeerderd met wettelijke rente en incassokosten, omdat de gedaagde een betalingsachterstand had over de maanden maart en april 2023. Menzis heeft de vordering later vermeerderd met de openstaande premie van oktober 2023, waardoor het totaalbedrag opliep tot € 405,06, exclusief kosten.

De gedaagde heeft betwist dat er een achterstand was en voerde aan dat hij de premies tijdig had betaald. Hij bracht betalingsbewijzen in, maar de rechtbank oordeelde dat uit de bankafschriften bleek dat de gedaagde in de maanden maart, april en mei steeds € 6,00 te weinig had betaald. De rechtbank heeft de vordering van Menzis toegewezen, inclusief de wettelijke rente over de toegewezen bedragen vanaf de verschillende momenten van opeisbaarheid tot aan betaling.

De rechtbank heeft ook de incassokosten toegewezen, omdat de gedaagde niet had gereageerd op eerdere betalingsherinneringen en aanmaningen. De gedaagde werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die in totaal € 336,49 bedroegen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank wees af wat meer of anders was gevorderd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 10669446 CV EXPL 23-3005
Vonnis van 2 januari 2024
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Menzis Zorgverzekeraar N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Wageningen,
eisende partij, hierna te noemen Menzis,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V., hierna te noemen: GGN.
tegen
[gedaagde],wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek, tevens houdende akte vermeerdering van eis
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

de vordering

2.1
Menzis vordert in de dagvaarding de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 66,18, vermeerderd met de wettelijke rente over € 412,44 vanaf 21 juli 2023 tot de dag van betaling. Tevens vordert zij veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding en de nakosten.
2.2
Menzis voert daartoe aan dat zij en [gedaagde] een overeenkomst hebben gesloten voor de basisziektekostenverzekering en voor een aanvullende verzekering. [gedaagde] heeft een achterstand in de betaling van de premies over de maanden maart en april laten ontstaan.
Omdat [gedaagde] niet aan Menzis betaalde, heeft Menzis aan GGN verzocht de vordering namens haar te innen. GGN heeft [gedaagde] in haar brief van 24 mei 2023 een termijn van 14 dagen na ontvangst van de brief gegeven om de vordering alsnog te voldoen. In deze brief is ook aangegeven dat [gedaagde] incassokosten moet betalen als hij de rekening niet op tijd betaalt.
Menzis voert ook aan dat zij recht heeft op verzuimrente en de buitengerechtelijke incassokosten, omdat [gedaagde] niet heeft betaald. De buitengerechtelijke incassokosten bedragen € 48,40.
Verder stelt Menzis dat [gedaagde] betalingsherinneringen en aanmaningen ontvangt omdat hij de premie maandelijks te laat betaalt. Deze aanmaningen worden toegestuurd aan het door [gedaagde] opgegeven e-mailadres.
Naar aanleiding van de door [gedaagde] toegestuurde betalingsbewijzen stelt Menzis haar eis in repliek bij. Volgens Menzis blijkt uit de betalingsbewijzen dat [gedaagde] in de maanden maart, april en mei 2023 steeds € 6,00 te weinig premie heeft betaald. In totaal bedraagt de betalingsachterstand over de maanden maart, april en mei dus € 18,00. [gedaagde] heeft op 30 oktober de verschuldigde premies tot en met september (behoudens de hiervoor genoemde achterstand van € 18,00) voldaan. [gedaagde] heeft de premie van oktober op dat moment echter nog niet betaald terwijl hij dit wel had moeten doen. Menzis vermeerdert haar vordering daarom met de openstaande premie van de maand oktober, zijnde een bedrag van € 387,06.
In totaal vordert Menzis na vermeerdering van eis dus € 12,00 met betrekking tot de oorspronkelijke vordering (maart en april 2023), en vult zij haar vordering in repliek aan met € 6,00 achterstallige premie van de maand mei en de niet betaalde premie van oktober, zijnde € 387,06. De vordering bedraagt dus in totaal € 405,06 aan hoofdsom, plus de incassokosten, rente en proceskosten.
het verweer
2.3
[gedaagde] voert aan dat hij geen achterstand heeft in de betaling van de premies aan Menzis. Hij geeft aan dat ook de maand april 2023 op 24 mei 2023 is voldaan. Hij brengt ter onderbouwing van zijn standpunt betalingsbewijzen in het geding. Hij geeft aan dat hij de betalingsbewijzen aan de deurwaarder wilde laten zien, maar dat hij hier niet naar wilde kijken. [gedaagde] is van mening dat de procedure en de daarbij komende kosten voorkomen had kunnen worden als de deurwaarder op het bankafschrift had gekeken. Verder voert hij aan dat hij de premie al jaren een maand achteraf betaalt en daarover nooit iets heeft gehoord van Menzis of daardoor in de problemen is geraakt.
Na aanpassing van de eis in repliek door Menzis stelt [gedaagde] dat Menzis afdwaalt van haar oorspronkelijke standpunt. Hij herhaalt dat de procedure voorkomen had kunnen worden als de deurwaarder naar de betalingsbewijzen had willen kijken.

3.De beoordeling

Hoofdsom en rente

3.1.
Nadat Menzis haar vorderingen in repliek heeft gespecificeerd, betwist [gedaagde] niet meer dat hij achterstanden heeft.
Uit de bankafschriften van [gedaagde] blijkt dat hij in de maanden maart, april en mei steeds € 6,00 te weinig premie heeft betaald. De vordering van € 18,- in verband met betalingsachterstanden in de maanden maart, april en mei 2023 wordt dus toegewezen. Ook heeft Menzis terecht gesteld dat [gedaagde] de premie voor de maand oktober dient te betalen. De vordering van Menzis in verband met de nog niet voldane premie in oktober van € 387,06 wordt dus ook toegewezen.
Het verweer van [gedaagde] waarin hij aangeeft dat Menzis afwijkt van haar oorspronkelijke standpunt, gaat niet op. Het standpunt van Menzis komt erop neer dat [gedaagde] voortdurend te laat betaalt en dat er dus altijd een achterstand is. Ook betaalt hij soms een te laag bedrag. Hoewel het bedrag van de achterstand in repliek is aangepast, blijft Menzis erbij dat [gedaagde] een achterstand heeft.
Omdat [gedaagde] te laat heeft betaald, wordt toegewezen de wettelijke rente over de toegewezen bedragen vanaf de verschillende momenten van opeisbaarheid tot aan betaling.
Incassokosten en overige kosten
[gedaagde] voert aan dat de kosten niet hadden hoeven oplopen als de deurwaarder naar zijn bankafschrift had willen kijken. Dit verweer wordt verworpen. In de eerste plaats betwist [gedaagde] niet dat hij verschillende betalingsherinneringen en aanmaningen per e-mail heeft ontvangen. [gedaagde] heeft een betalingsherinnering gehad van GGN op 24 mei 2023. Indien [gedaagde] het niet eens was met de inhoud van deze brief, had [gedaagde] op dat moment moeten aanvoeren dat de informatie in de brief onjuist was, bijvoorbeeld door het aanleveren van betalingsbewijzen. Omdat [gedaagde] niet reageerde op de brief en de volledige hoofdsom niet betaalde, is hij de in de brief genoemde incassokosten verschuldigd. Het is begrijpelijk dat Menzis uiteindelijk heeft besloten om [gedaagde] te dagvaarden, omdat hij al langere tijd niet op aanmaningen reageerde.
Proceskosten
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten zijn € 128,00 voor griffierecht, € 130,49 voor explootkosten, € 78,00 voor salaris gemachtigde. De nakosten worden bepaald op € 19,50.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1
Veroordeelt [gedaagde] om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan Menzis te voldoen een bedrag van € 453,46, vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen bedragen (bij elkaar € 405,06) vanaf de verschillende momenten van opeisbaarheid tot aan betaling.
4.2.
Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, begroot op € 336,49. Bepaalt de nakosten op € 19,50.
4.3
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
4.4.
Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2024.
(RS(O)