ECLI:NL:RBOVE:2024:3088

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
08-219171-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor opzettelijke brandstichting in huurwoning met gemeen gevaar voor goederen

Op 10 juni 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 33-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting in zijn huurwoning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 78 weken, waarvan 45 weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte heeft op 30 augustus 2023 brand gesticht door een airfryer op een brandend gasfornuis te plaatsen, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen in de woning en de aangrenzende woningen. Tijdens de zitting op 27 mei 2024 heeft de officier van justitie de vordering ingediend, en de verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld, ondanks zijn verwarde toestand door drugs- en alcoholgebruik. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische problemen van de verdachte en de noodzaak voor behandeling, en heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit, dat opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen oplevert, en heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-219171-23 (P)
Datum vonnis: 10 juni 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
verblijvende bij [locatie]
.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 mei 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. T.R. Oude Veldhuis, advocaat in Hengelo (O), naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte
(primair)opzettelijk brand heeft gesticht in een woning waardoor gevaar voor goederen en/of personen is ontstaan, dan wel
(subsidiair)dat die brand door de schuld van verdachte is ontstaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 30 augustus 2023 te Wierden, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een woning, gelegen aan de [adres] , door in die woning een airfryer op een brandend gasfornuis te zetten, ten gevolge waarvan brand is ontstaan in/aan die airfryer en/of een daarboven hangende afzuigkap, en daarvan
- gemeen gevaar voor de in die woning en/of de in aangrenzende woningen aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar voor de in die woning en/of de in aangrenzende woningen aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning en/of de in aangrenzende woningen aanwezige personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 augustus 2023 te Wierden, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam brand heeft gesticht in/aan een woning, gelegen aan de [adres]
,door in die woning een airfryer op een brandend gasfornuis te zetten, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest dat er brand is ontstaan in/aan die airfryer en/of een daarboven hangende afzuigkap, en daardoor
- gemeen gevaar voor de in die woning en/of de in aangrenzende woningen aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar voor de in die woning en/of de in aangrenzende woningen aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning en/of de in aangrenzende woningen aanwezige personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen ontstond.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, met dien verstande dat enkel gemeen gevaar voor goederen is ontstaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van het dossier en de behandeling ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 30 augustus 2023 is er brand ontstaan in de huurwoning van verdachte aan de [adres] . Na een melding van buurtbewoners omstreeks 17:35 uur is de brandweer ter plaatse gekomen en is de brand geblust. Uit het forensisch brandonderzoek, dat diezelfde dag is uitgevoerd, is gebleken dat de brand is ontstaan doordat een airfryer op een brandende gaspit stond, waarna de vlammen via de brandende airfryer omhoog zijn getrokken naar de afzuigkap met houten behuizing die eveneens in brand is geraakt. Door de forensisch brandonderzoeker wordt geconcludeerd dat de brand opzettelijk is gesticht en dat er gemeen gevaar voor goederen is ontstaan.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 30 augustus 2023 als enige aanwezig was in zijn woning en dat hij onder invloed was van de drug 3MMC en alcohol. Verdachte herinnert zich dat de airfryer op het gasfornuis stond en dat hij op enig moment vanuit zijn tuin dikke zwarte rook in zijn woning zag.
Overwegingen van de rechtbank
Voor bewezenverklaring van brandstichting in de zin van artikel 157 Wetboek van Strafrecht (Sr) moet sprake zijn van opzet. Dit opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, moet gericht zijn op het brandstichten.
De rechtbank stelt vast dat, vanwege het feit dat verdachte alleen in de woning verbleef, het verdachte moet zijn geweest die het gasfornuis heeft aangezet terwijl de airfryer op dit fornuis stond. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het ontstaan van de brand. Immers, naar algemene ervaringsregels is de kans aanmerkelijk te achten dat brand ontstaat wanneer een airfryer op een brandende gaspit staat. Door het fornuis aan te zetten, terwijl verdachte naar eigen zeggen wist dat de airfyer daarop stond, kan het niet anders dan dat hij de aanmerkelijke kans op een brand bewust heeft aanvaard. Aanwijzingen voor het tegendeel zijn niet gesteld of aannemelijk geworden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 augustus 2023 te Wierden, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning, gelegen aan de [adres] , door in die woning een airfryer op een brandend gasfornuis te zetten, ten gevolge waarvan brand is ontstaan aan die airfryer en een daarboven hangende afzuigkap, en daarvan gemeen gevaar voor de in die woning aanwezige goederen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 157 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 78 weken, waarvan 45 weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie redelijk is, met uitzondering van de duur van de proeftijd en de inhoud van de bijzondere voorwaarde ‘opname in een zorginstelling’. De raadsvrouw verzoekt om een proeftijd voor de duur van twee jaren op te leggen. Verder verzoekt zij om de opname in een zorginstelling te beperken tot zes maanden en te bepalen dat verdachte na drie maanden vanuit de FPA wordt overgeplaatst naar een reguliere ggz-instelling.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 30 augustus 2023 schuldig gemaakt aan opzettelijke brandstichting in zijn huurwoning, waardoor schade aan goederen is ontstaan. Tijdens de brand is verdachte in verwarde toestand in zijn schuur gaan zitten. Het feit dat buurtbewoners rook uit de woning van verdachte zagen komen en de brandweer tijdig hebben ingeschakeld, heeft erger doen voorkomen. Brandstichting in een woning is een zeer ernstig feit en brengt bij direct omwonenden gevoelens van angst en zorg teweeg. Voor het bewezenverklaarde feit dient dan ook een strafoplegging te volgen. De rechtbank ziet zich daarbij voor de vraag gesteld welke straf passend is.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia rapportages van 17 november 2023 en
5 maart 2024, waarin over verdachte is gerapporteerd door C.A.J. Veldman, psychiater. Uit deze deskundigenrapportages volgt, zakelijk weergegeven, het volgende.
Verdachte lijdt aan een psychotische stoornis en een ernstige verslaving aan 3MMC. Daarnaast bestaat al vanaf de jongvolwassenheid een aanpassingsstoornis met angst en depressie. In het verleden is verdachte meerdere keren behandeld en opgenomen. Tegen adviezen in en ondanks bezwaren vanuit zijn omgeving, is verdachte gestopt met behandeling en medicatie. Verdachte verkeerde ten tijde van het ten laste gelegde in een chronisch psychotische toestand met voortdurend wantrouwen naar zijn omgeving en zo nu en dan waandenkbeelden en hallucinaties. De psychose en het 3MMC gebruik hebben voorafgaand aan het ten laste gelegde een toestand veroorzaakt waarin verdachte gericht was op zichzelf en er gebrek was aan helderheid en alertheid op de omgeving van verdachte. De deskundige concludeert dat de geconstateerde stoornissen aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde en adviseert om het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De deskundige acht de kans op terugval in middelengebruik groot en het risico op recidive in gevaarzettend gedrag matig tot groot, indien verdachte geen passende behandeling krijgt. Een klinische behandeling, gevolgd door een ambulante behandeling en professionele ondersteuning bij terugkeer in de maatschappij is aangewezen. Daarnaast is toezicht nodig zolang de stoornissen onvoldoende behandeld en gestabiliseerd zijn. Verwacht wordt dat het recidiverisico met adequate behandeling teruggedrongen kan worden tot een laag risico. In het verleden was er gebrek aan interne behandelmotivatie. Omdat verdachte veel moeite heeft gehad met zijn verblijf in detentie in het kader van zijn voorlopige hechtenis, wordt geadviseerd een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een zo lang mogelijke proeftijd, welke kan dienen als externe behandelmotivatie.
De rechtbank onderschrijft de overwegingen en conclusies van de deskundige over de vaststelling van de gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis en de mate van toerekenbaarheid en neemt deze over. De rechtbank zal verdachte het bewezenverklaarde feit in verminderde mate toerekenen.
In het reclasseringsadvies van 13 mei 2024 van [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij Fivoor, wordt geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan als bijzondere voorwaarden gekoppeld een meldplicht, een opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, een begeleid woontraject, dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole. De ambulante behandeling, het begeleid woontraject en de dagbesteding zullen onderdeel uitmaken van het nazorgtraject na afronding van de langdurige klinische opname.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 29 maart 2024 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Op te leggen straf
De rechtbank houdt rekening met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en met de omstandigheid dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 78 weken, waarvan 45 weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, moet worden opgelegd. De rechtbank koppelt aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering.
Deze forse voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaar acht de rechtbank noodzakelijk als stok achter de deur en externe motivatie voor verdachte vanwege onttrekking aan behandeling in het verleden, het eerder gebleken gebrek aan intrinsieke motivatie en de hardnekkige verslavingsproblematiek. Om voornoemde redenen zal de rechtbank bovendien niet overgaan tot het bepalen van een kortere klinische opname. Ook een overplaatsing naar een reguliere ggz na een aantal maanden acht de rechtbank – gezien de daarmee gepaarde overgang naar een nieuwe omgeving na aanvang van de behandeling – op dit moment onwenselijk. De rechtbank zal bepalen dat de klinische opname maximaal een jaar duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Voorlopige hechtenis
Bij afzonderlijke beslissing van 18 april 2024 is de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van de klinische opname bij de FPA in Assen geschorst. De rechtbank zal het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis niet opheffen, zodat verdachte onder behandeling in de FPA kan blijven ook als het vonnis nog niet onherroepelijk is. Op het moment dat het vonnis onherroepelijk is eindigt de (geschorste) voorlopige hechtenis van rechtswege.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
78 (achtenzeventig) weken;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
45 (vijfenveertig) weken niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van
3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat opnemen in [zorginstelling] , of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is reeds gestart. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich laat behandelen door GGZ Drenthe of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de opname in de zorginstelling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- na de opname in de zorginstelling, ambulante woonbegeleiding zal ontvangen. Mocht dit na verloop van tijd niet toereikend worden geacht zal dit omgezet worden in een verblijf in een instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Dit traject start aansluitend aan de opname in de zorginstelling. Het traject duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de (huis)regels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Berends, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2024.
Mr. P.M.F. Schreurs is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023399046. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. het proces-verbaal forensisch brandonderzoek van 5 oktober 2023, pagina’s 72, 74, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
Ik kreeg als opgeleid brandonderzoeker het verzoek om een forensisch brandonderzoek in te stellen bij de woning perceel [adres] naar aanleiding van een brand die op woensdag 30 augustus 2023, omstreeks 17.35 uur, in deze woning had gewoed.
Ik sprak telefonisch met één van de ingezette brandweermannen die mij vertelde dat hij de woning was binnengegaan om de brand te blussen. Desgevraagd vertelde deze brandweerman mij dat bij binnenkomst van de brandweer er brand was in de woning links in de hoek bij het keukenblok bij het fornuis, en dat de twee linker gaspitten van dit gasfornuis aanstonden en brandden en dat er een airfryer op de linker achterste brandende gaspit had gestaan waarbij deze airfryer in brand stond.
Uit het aangetroffen en gereconstrueerde brandbeeld bleek mij dat de kunststof airfryer op de linker achterste gaspit heeft gestaan terwijl deze gaspit aanstond en brandde en waardoor de airfryer in brand is geraakt en de brand is overgeslagen op de daarboven hangende afzuigkap.
Bij de gestichte brand bovenop het gasfornuis, is de keuken van de woning [adres] beschadigd, onder meer de muur links naast de keuken is door brand beschadigd en beroet en de behuizing van de afzuigkap is door de brand zwaar beschadigd. Daarnaast heeft de woning roet- en waterschade opgelopen.
Er was bij deze brand derhalve gemeen gevaar voor goederen te duchten als bedoeld in artikel 157 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
2. het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 mei 2024, voor zover inhoudend als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik was op 30 augustus 2023 als enige aanwezig in mijn woning. Ik herinner me dat de airfryer op het gasfornuis stond. Op enig moment zag ik vanuit mijn tuin dikke zwarte rook in mijn woning.