ECLI:NL:RBOVE:2024:3089

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
C/08/315153 / KG RK 24/248
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak wegens vermeende partijdigheid en schending aanwezigheidsrecht

Op 7 juni 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker in een strafzaak. Het verzoek tot wraking werd ingediend omdat de verzoeker meende dat de rechters partijdig waren en zijn aanwezigheidsrecht niet respecteerden. De verzoeker had op 16 mei 2024 een aanhoudingsverzoek gedaan, dat door de rechters werd afgewezen. Na deze afwijzing diende de verzoeker, via zijn advocaat, op 13.30 uur een wrakingsverzoek in, waarin hij zijn vrees voor partijdigheid toelichtte.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend en dat de verzoeker ontvankelijk was. De rechters hebben op 24 mei 2024 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juni 2024 was de verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat vertegenwoordigde hem. De rechters en de officier van justitie waren ook niet aanwezig.

De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van partijdigheid van de rechters. Het uitgangspunt is dat rechters onpartijdig worden geacht, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de gronden van het wrakingsverzoek niet voldoende waren om te concluderen dat de rechters partijdig waren. De beslissing van de rechters om het aanhoudingsverzoek af te wijzen werd gezien als een procesbeslissing, waartegen geen wraking kan worden ingediend. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/315153 / KG RK 24/248
Beslissing van 7 juni 2024
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking,
advocaat: mr. J. Michels te Oldenzaal.

1.De procedure

1.1.
Bij gelegenheid van de (voortgezette) behandeling ter terechtzitting op 16 mei 2024 van de (straf)zaak tegen verzoeker onder parketnummer 08.040665.22 (betreffende de hoofdzaak en ontnemingszaak) heeft verzoeker een verzoek tot wraking gedaan van ‘de rechter’ wegens het voorbijgaan aan zijn aanwezigheidsrecht. Bij e-mailbericht van 17 mei 2024 heeft de advocaat van verzoeker de griffie van de rechtbank bevestigd dat het verzoek tot wraking zich richt tegen de volledige zittingscombinatie, bestaande uit mrs. B.T.C. Jordaans (hierna ook: de voorzitter), M.A.H. Heijink en R.G.J. Gehring, rechters in deze rechtbank (en in die hoedanigheid belast met voornoemde strafzaak (hierna ook gezamenlijk: de rechters)) zoals blijkt uit het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting op 14 mei 2024 en 16 mei 2024 (en de daaraan gehechte stukken).
1.2.
De rechters hebben niet berust en hebben op 24 mei 2024 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek.
1.3.
Bij e-mailbericht van 1 juni 2024 heeft de advocaat van verzoeker het verzoek tot wraking toegelicht in die zin dat is ingegaan op de ontvankelijkheid van het verzoek en de gronden van het verzoek.
1.4.
Het wrakingsverzoek is op 4 juni 2024 in het openbaar behandeld.
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker niet verschenen. Hij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn advocaat. De rechters en de officier van justitie zijn evenmin verschenen. De griffier heeft tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek aantekeningen gemaakt.

2.De beoordeling

De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
De wrakingskamer acht het verzoek tijdig ingediend en acht verzoeker ook overigens ontvankelijk. De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker niet ter terechtzitting op 16 mei 2024 is verschenen, maar dat zijn advocaat wel aanwezig was. De advocaat van verzoeker heeft tijdens de terechtzitting een (van tevoren aangekondigd) aanhoudings-verzoek gedaan. Na beraad in raadkamer is door de voorzitter om 09.25 uur meegedeeld dat de rechtbank het aanhoudingsverzoek afwijst en heeft de griffier vervolgens een link voor het tot stand brengen van een videoverbinding naar het door verzoeker opgegeven mailadres gestuurd. Na onderbreking van het onderzoek voor een lunchpauze heeft de advocaat contact gehad met verzoeker (nadat hij daartoe eerder een vergeefse poging had ondernomen) over de afwijzing van het aanhoudingsverzoek en de daarbij gegeven motivering. Daarop heeft verzoeker, kort na de hervatting van het onderzoek om (ongeveer) 13.30 uur, bij e-mailbericht van 13.30 uur aan de strafgriffie van de rechtbank meegedeeld dat hij een wrakingsverzoek indient met als reden dat hij de rechter vooringenomen vindt, aangezien er voorbij wordt gegaan aan zijn aanwezigheidsrecht en daarmee afbreuk wordt gedaan aan zijn recht op een eerlijk proces. Daarbij vermeldt verzoeker dat hij verwacht op korte termijn weer op de been te zijn. De advocaat van verzoeker is daarop in de gelegenheid gesteld om telefonisch contact te hebben met verzoeker. Verzoeker heeft zijn advocaat tijdens dat gesprek meegedeeld dat hij het wrakingsverzoek handhaaft en heeft daarbij tekst en uitleg gegeven over de gronden voor zijn wrakingsverzoek, die de advocaat van verzoeker vervolgens heeft gedeeld met de rechters. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat het verzoek niet tijdig is gedaan dan wel dat niet is voldaan aan de overige vereisten van artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Inhoudelijk
2.2.
De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of de rechters partijdig zijn of dat de bij verzoeker bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Dat wil zeggen dat bij een willekeurige andere persoon in de plaats van verzoeker op grond van bepaalde feiten en omstandigheden óók de indruk kan zijn ontstaan dat de rechters partijdig zijn. Het uitgangspunt is dat de rechters vanwege hun aanstelling als rechter worden vermoed onpartijdig te zijn. Dat kan anders zijn als sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid, waaruit kan worden afgeleid dat zij vooringenomen zijn.
2.3.
Uit het wrakingsverzoek en de daarbij gegeven toelichting volgt dat verzoeker het niet eens is met de beslissing van de rechters om het namens hem gedane aanhoudings-verzoek af te wijzen. Deze wrakingsgrond kan niet anders worden opgevat dan als gericht tegen een door de rechters genomen procesbeslissing. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad (o.a. ECLI:NL:HR:2018:1413) blijkt dat een procesbeslissing als zodanig geen grond kan vormen voor wraking, omdat wraking geen verkapt rechtsmiddel is. De wrakingskamer mag ook geen oordeel geven over de juistheid van de procesbeslissing van de rechters. Dat kan alleen worden gedaan in hoger beroep.
2.4.
Dit geldt in het algemeen ook voor de motivering van die procesbeslissing als grond voor wraking, ook als die motivering wordt gezien als onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier. Dit kan alleen anders zijn als die motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten (bijvoorbeeld door de bewoordingen in de motivering) niet anders kan worden begrepen dan als een uiting van vooringenomenheid.
2.5.
Dat hiervan sprake is, is echter niet gebleken. Blijkens het proces-verbaal hebben de rechters een belangenafweging gemaakt tussen het aanwezigheidsrecht van verzoeker en de voortgang van het proces. Daarbij is betrokken dat het aanwezigheidsrecht zwaar weegt. De rechters hebben de voortgang van het proces laten prevaleren omdat op dat moment ongewis was wanneer verzoeker weer aanwezig zou kunnen zijn op een zitting. De wrakingskamer is van oordeel dat de motivering van de procesbeslissing niet kan leiden tot de conclusie dat sprake is van (de objectief gerechtvaardigde vrees voor) partijdigheid of vooringenomenheid van de rechters.
2.6.
De slotsom is dan ook dat het verzoek tot wraking ongegrond zal worden verklaard.
2.7.
Namens verzoeker is verzocht om in het geval het wrakingsverzoek ongegrond wordt verklaard in de beslissing op te nemen dat verzoeker alsnog in de gelegenheid wordt gesteld om te reageren op de feiten en zijn persoonlijke omstandigheden mag schetsen. Deze beslissing is voorbehouden aan de zittingscombinatie in de strafzaak. De wrakingskamer kan en zal hier dan ook geen beslissing over nemen.

3.De beslissing

De wrakingskamer
verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. U. van Houten, A.H. Margadant en E. Venekatte in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.A.M. Booijink en in openbaar uitgesproken op
7 juni 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.