ECLI:NL:RBOVE:2024:3238

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
10843775 \ CV EXPL 23-4928
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over kosteloze opzegging van overeenkomst voor levering van zonnepanelen

In deze zaak hebben [partij A] en [partij B] een overeenkomst gesloten waarbij [partij A] zonnepanelen zou leveren aan [partij B]. [partij B] heeft de overeenkomst opgezegd en stelt dat dit kosteloos kon. De kernvraag in dit geschil is of [partij B] een boete moet betalen na de opzegging. De kantonrechter oordeelt dat [partij A] zich moet houden aan de toezegging dat [partij B] de overeenkomst kosteloos kon opzeggen. Dit betekent dat [partij B] terecht kosteloos heeft opgezegd en geen boete verschuldigd is, ongeacht de algemene voorwaarden van [partij A]. De procedure omvatte een dagvaarding, conclusies van antwoord en een mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de toezegging over de kosteloze beëindiging van de overeenkomst door [partij A] is gedaan, en dat deze toezegging boven de boeteclausule in de algemene voorwaarden gaat. De vordering van [partij A] tot betaling van de boete is afgewezen, en de vordering van [partij B] dat zij niets meer aan [partij A] verschuldigd is, is toegewezen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld over de proceskosten, waarbij [partij A] in het ongelijk is gesteld en de kosten moet vergoeden aan [partij B].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10843775 \ CV EXPL 23-4928
Vonnis van 18 juni 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
[partij A] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende in [vestigingsplaats 1],
eisende partij in conventie, gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen [partij A],
gemachtigde: E.S.A. Wiggers,
tegen

1.de vennootschap onder firma [partij B],gevestigd en kantoorhoudende in [vestigingsplaats 2],

2.
[partij B 1],
wonende in [woonplaats 1],
3.
[partij B 2],
wonende in [woonplaats 2],
4.
[partij B 3],
wonende in [woonplaats 3],
5.
[partij B 4],
wonende in [woonplaats 4],
gedaagde partijen in conventie, eisende partijen in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen [partij B],
gemachtigde: mr. P.F.A. Reichenbach.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 december 2023;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 18 april 2024, waar mr. Reichenbach pleitaantekeningen heeft overgelegd en waar de griffier aantekeningen heeft gemaakt van wat er is besproken;
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor op 18 april 2024.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.Samenvatting

2.1.
[partij A] en [partij B] hebben een overeenkomst gesloten op basis waarvan [partij A] zonnepanelen zou leveren aan [partij B]. [partij B] stelt dat de overeenkomst te allen tijde kosteloos kon worden opgezegd. Zij heeft de overeenkomst dan ook opgezegd. De voornaamste vraag in dit geschil is of [partij B] naar aanleiding van die opzegging een boete moet betalen.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [partij A] kan worden gehouden aan de toezegging dat [partij B] de overeenkomst kosteloos kon opzeggen. Dat leidt ertoe dat [partij B] terecht kosteloos heeft opgezegd en dat zij, ongeacht het oordeel dat de algemene voorwaarden van [partij A] in stand blijven, de boete niet hoeft te betalen.

3.De feiten

3.1.
Op 5 november 2021 hebben de heer [naam 1], projectmanager bij [partij A], de heer [partij B 1], vennoot van [partij B] en de heer [naam 2] op kantoor bij [partij B] een bespreking gehad waarin de plaatsing van zonnepanelen bij [partij B] is besproken.
3.2.
Op 12 november 2021 heeft [partij B 1] de offerte van [partij A] ondertekend en is er een overeenkomst tot de levering van zonnepanelen voor een bedrag van € 129.519,00 exclusief btw tot stand gekomen.
3.3.
In artikel 3.8 van de door [partij A] gehanteerde algemene voorwaarden is een boetebeding opgenomen, op basis waarvan [partij A] een boete van 15% van de overeengekomen prijs kan vorderen indien [partij B] ‘om welke reden dan ook geen gebruik zal maken van de diensten van [partij A]’.
3.4.
In december 2022 en januari 2023 heeft [partij A] verschillende malen per email bij [partij B] geïnformeerd hoe het er voor stond met de financiering en wanneer zij kon beginnen met het leggen van de zonnepanelen.
3.5.
Op 28 februari 2023 heeft [partij B] aan [partij A] laten weten niet met hen verder te willen. [partij A] heeft daarna de boete uit de algemene voorwaarden in rekening gebracht. [partij B] heeft deze niet betaald.

4.Het geschil

in conventie – wat wil [partij A]?
4.1.
[partij A] wil dat [partij B] de contractuele boete, de rente en de buitengerechtelijke kosten betaalt. [partij A] vordert daarom dat de kantonrechter [partij B] hoofdelijk zal veroordelen om een bedrag van € 21.838,25 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [partij B] in de proceskosten en de nakosten.
4.2.
[partij B] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van [partij A], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [partij A] in de proceskosten.
in reconventie – wat wil [partij B]?
4.3.
[partij B] vordert dat de kantonrechter:
primair:
voor recht verklaart dat [partij B] terecht kosteloos heeft opgezegd en aan [partij A] niets meer verschuldigd is;
voor recht verklaart dat artikel 3.8 van de algemene voorwaarden van [partij A] is vernietigd, dan wel deze te vernietigen;
subsidiair:
voor recht verklaart dat de overeenkomst tussen partijen terecht op grond van dwaling rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd, althans deze te vernietigen;
[partij A] veroordeelt om een bedrag van € 12.667,99 aan schadevergoeding aan [partij B] te betalen;
met veroordeling van [partij A] in de proceskosten.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie
5.1.
[partij B] heeft gesteld dat de heer [naam 2] bij de totstandkoming van de overeenkomst uitdrukkelijk heeft gezegd dat de overeenkomst met [partij A] kosteloos kon worden opgezegd indien [partij B] de financiering voor de zonnepanelen niet rond zou krijgen. Ook al bleek achteraf dat de heer [naam 2] niet voor [partij A] werkte, kan [partij A] toch aan die toezegging worden gehouden, aldus [partij B].
[partij A] weerspreekt dat in de gesprekken met [partij B] een dergelijke toezegging is gedaan, en betoogt dat de heer [naam 2] niet bevoegd is om namens [partij A] uitspraken te doen.
Is toegezegd dat de overeenkomst kosteloos kon worden beëindigd?
5.2.
Nu [partij A] de stelling van [partij B] dat een toezegging over de kosteloze beëindiging van de overeenkomst is gedaan, heeft weersproken, heeft de kantonrechter de heer [naam 2], die ook bij de gesprekken aanwezig was, gehoord.
De heer [naam 2] heeft onder andere verklaard:
“In dat eerste gesprek hebben we verteld hoe het in elkaar zat. Dat wij ([naam 1] en ik) een subsidie zouden aan vragen en dat hij zoveel rendement zou krijgen over een aantal jaren.
Ik nam meneer [naam 1] mee dus hij vertrouwde het. En ik heb duidelijk gezegd dat het vrijblijvend was en dat hij nergens aan vast zat. Als de subsidie door zou gaan, zou de financiering doorgaan. Als de subsidie niet door zou gaan, dan zou [partij B 1]/[partij B] een andere offerte krijgen.
(…)
Als de subsidie wel zou worden verleend, maar de financiering niet rond zou komen, zou hij een kleiner systeem kunnen krijgen. Dan konden we hem dus een kleiner systeem aanbieden met een andere subsidie en een andere offerte. Die voorwaarde heeft [naam 1] gezegd.
[naam 1] heeft eigenlijk steeds het woord gevoerd. Hij weet hoe het in elkaar zit. Die toezegging heeft [naam 1] gedaan. Ik heb ook gezegd dat [partij B 1]/[partij B] dus nergens aan vast zit.
(…)
Ik heb wel de indruk gewekt dat ik uitspraken kon doen namens [partij A]. Als [naam 1] mij informatie gaf, gaf ik die door aan [partij B]. Ik was er iedere keer bij. Ik heb alleen bevestigd wat [naam 1] zei, dat [partij B 1] nergens aan vast zit.
(…)
In antwoord op de vraag van meneer [partij B 1] of hij elke keer in besprekingen heeft gevraagd of hij van het contract af kon, zeg ik: ja, dat heb ik vaak gezegd. En ook op die dag heb ik dat meerdere keren herhaald. Ik heb meneer [naam 1] dat ook meerdere keren horen zeggen.”
De kantonrechter constateert dat uit deze verklaring met voldoende zekerheid kan worden afgeleid dat [naam 1] en/of [naam 2] heeft of hebben toegezegd dat indien de financiering niet rond zou komen, het contract door [partij B] zou kunnen worden opgezegd. In de gegeven omstandigheden laat die verklaring zich niet anders begrijpen dan dat de overeenkomst kosteloos zou kunnen worden opgezegd.
Aan het betoog van [partij A] dat [naam 2] haar niet kon binden gaat de kantonrechter voorbij. De heer [naam 1] van [partij A] was immers bij het gesprek aanwezig en hij heeft, zo moet worden aangenomen, niet duidelijk gemaakt dat de heer [naam 2] [partij A] niet kon binden. Hij heeft ook niet ingegrepen door aan te geven dat de mededelingen van [naam 2] (op dit punt) onjuist waren en [partij B] bij opzegging mogelijk een boete verschuldigd raakt. Het gevolg hiervan is dat [partij B] [partij A] kan houden aan de toezegging dat zij kosteloos van de opdracht mocht afzien indien zij de financiering voor de zonnepanelen niet rond kreeg.
5.3.
Nu – mondeling – tussen partijen expliciet is overeengekomen dat [partij B] de overeenkomst kosteloos kon opzeggen, gaat die afspraak naar het oordeel van de kantonrechter boven de boeteclausule uit de algemene voorwaarden. Daarbij is van belang dat (ongeacht of deze in het hierna volgende vernietigd zal worden of niet), in ieder geval niet is komen vast te staan dat de boeteclausule bij [partij B] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst op het netvlies stond. De vordering van [partij A] tot betaling van de boete zal worden afgewezen. De door [partij B] gevorderde verklaring voor recht dat zij de overeenkomst terecht kosteloos heeft opgezegd en aan [partij A] niets meer verschuldigd is, zal worden toegewezen.
De algemene voorwaarden
5.4.
[partij B] heeft voorts een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden.
5.5.
Door het ondertekenen van de offerte van [partij A], waarin [partij A] verwijst naar de algemene voorwaarden, zijn de algemene voorwaarden tussen partijen overeengekomen en daarmee van toepassing op de overeenkomst. De algemene voorwaarden (of een beding daarin) kunnen echter worden vernietigd. Artikel 6:233 aanhef en onder b BW bepaalt dat een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar is indien de gebruiker van de algemene voorwaarden de wederpartij geen redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Uit artikel 6:234 en 6:230c BW volgt dat onder andere van een redelijke mogelijkheid sprake is als:
  • i) de algemene voorwaarden ter hand zijn gesteld voor of bij het sluiten van de overeenkomst;
  • ii) de algemene voorwaarden langs elektronische weg ter beschikking zijn gesteld op zodanige wijze dat deze kunnen worden opgeslagen, waarbij de wederpartij de algemene voorwaarden ‘gemakkelijk elektronisch toegankelijk zijn’.
5.6.
[partij A] heeft gesteld dat de algemene voorwaarden voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst aan [partij B] fysiek ter hand zijn gesteld. [partij B] heeft dat weersproken. Ook de heer [naam 2] heeft in zijn getuigenverklaring verklaard dat de algemene voorwaarden niet zijn overgelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter kan niet worden aangenomen dat de algemene voorwaarden fysiek aan [partij B] ter hand zijn gesteld.
5.7.
De kantonrechter is van oordeel dat wel voldoende vast komt te staan dat de algemene voorwaarden door [partij A] langs elektronische weg ter beschikking zijn gesteld. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
5.8.
[partij B] heeft aangevoerd dat de zogenaamde Wayback Machine – een website waarmee voorgaande versies van andere websites zijn te raadplegen – laat zien dat de algemene voorwaarden in 2022 niet op de website van [partij A] stonden en heeft daarvan een screenshot overgelegd.
Volgens [partij A] waren de algemene voorwaarden wel raadpleegbaar op haar website. Zij heeft er daarbij op gewezen dat haar webhoster heeft verklaard dat de algemene voorwaarden destijds wel te raadplegen waren en dat de foutmelding die Wayback Machine aangeeft niet van [partij A] afkomstig is.
De kantonrechter overweegt daarover dat uit de enkele omstandigheid dat de Wayback Machine in 2022 (dus een jaar na het sluiten van de overeenkomst) laat zien dat de algemene voorwaarden er niet opstonden, niet betekent dat dat voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst ook zo was. In dit geval gaat het om algemene voorwaarden die volgens [partij A] in een embedded pdf-file op de website van [partij A] zijn geplaatst. Niet kan worden uitgesloten dat de Wayback Machine geen accurate weergave geeft van alle onderdelen van websites, zoals pdf-bestanden en embedded files. Uit de screenshot van [partij B] kan ook om die reden geen doorslaggevende betekenis worden gehecht. Tegen deze achtergrond is de kantonrechter van oordeel dat [partij B] de gemotiveerde stelling van [partij A] dat de algemene voorwaarden voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst wel te raadplegen waren op de website van [partij A] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Het beroep op de vernietiging van de algemene voorwaarden slaagt dus niet.
5.9.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat de onder b. gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst is vernietigd of vernietiging door de kantonrechter zal worden afgewezen.
De overige (subsidiaire) vorderingen
5.10.
Voor zover [partij B] haar subsidiaire vorderingen mede heeft ingesteld onder de voorwaarde dat (alleen) de onder b. gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen, overweegt de kantonrechter als volgt.
5.11.
Het beroep van [partij B] op dwaling door een toezegging van de zijde van [partij A] kan niet slagen. Nu hiervoor is geoordeeld dat de toezegging dat [partij B] de overeenkomst kosteloos kon opzeggen onderdeel is geworden van de overeenkomst tussen [partij A] en [partij B], kan (het ontbreken van) die toezegging geen grond meer zijn voor een beroep op dwaling. Voor zowel de onder c. gevorderde vernietiging van de overeenkomst als de onder d. gevorderde vergoeding is dus hoe dan ook geen grondslag aanwezig. Deze vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
De proceskosten
5.12.
[partij A] wordt in conventie het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [partij B] betalen. De proceskosten worden begroot op:
salaris gemachtigde € 1.086,00 (2 punten x tarief € 543,00)
nakosten
€ 135,00(plus de kosten van betekening)
totaal € 1.221,00
5.13.
In reconventie worden [partij A] en [partij B] over en weer in het (on)gelijk gesteld. De kantonrechter zal daarom de proceskosten in reconventie compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van [partij A] af;
6.2.
veroordeelt [partij A] in de proceskosten, aan de zijde van [partij B] begroot op € 1.221,00, te vermeerderen met de kosten van betekening als [partij A] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
6.4.
verklaart voor recht dat [partij B] terecht kosteloos heeft opgezegd en aan [partij A] uit hoofde van de overeenkomst niets meer verschuldigd is;
6.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2024.(SB)