ECLI:NL:RBOVE:2024:3239

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
10807964 \ CV EXPL 23-4581
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herstel van gebrekkige dakbedekkingswerkzaamheden na deskundigenrapport

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, vordert eiser herstelwerkzaamheden van gedaagde, die dakbedekkingswerkzaamheden heeft verricht. Eiser stelt dat de werkzaamheden gebrekkig zijn en heeft een deskundige ingeschakeld, die de gebreken heeft vastgesteld. De procedure omvatte een tussenvonnis van 16 februari 2024 en een mondelinge behandeling op 18 april 2024, waarbij mr. R.P. Winkel namens eiser optrad. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde herstelwerkzaamheden moet verrichten conform het rapport van de deskundige, Vebidak, dat ernstige gebreken in de uitvoering van het werk heeft vastgesteld. Gedaagde heeft de vordering betwist en een beroep gedaan op verjaring, maar de kantonrechter heeft dit verweer verworpen. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiser niet is verjaard, omdat gedaagde erkende dat de laatste klachten herstel rechtvaardigen. De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot herstel binnen twee maanden na betekening van het vonnis, met een dwangsom van € 250,00 per dag bij niet-nakoming, tot een maximum van € 7.500,00. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van € 798,60 aan eiser voor de kosten van het deskundigenonderzoek. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 18 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10807964 \ CV EXPL 23-4581
Vonnis van 18 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.P. Winkel,
tegen
[gedaagde], voorheen handelende onder de naam
[bedrijf]
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. N. Altunc.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 februari 2024,
- de mondelinge behandeling van 18 april 2024, waar mr. R.P. Winkel een pleitnota heeft voorgedragen en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2. Vonnis is door de kantonrechter na een aanhouding bepaald op vandaag.
2. Samenvatting
2.1. [gedaagde] heeft in opdracht van [eiser] dakbedekkingswerkzaamheden verricht. Volgens [eiser] zijn de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden gebrekkig. [eiser] heeft het werk laten beoordelen door een deskundige. [eiser] vordert dat [gedaagde] herstelwerkzaamheden verricht. [gedaagde] heeft de vordering betwist. De kantonrechter veroordeelt [gedaagde] herstelwerkzaamheden te verrichten conform het rapport van de deskundige. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.
3. De feiten
3.1. [gedaagde] houdt zich bezig met dakdekken en bouwen van dakconstructies.
3.2. Op 4 oktober 2019 heeft [gedaagde] aan [eiser] een offerte uitgebracht van € 7.649,81. De offerte heeft betrekking op het schoonmaken van het dak, het wegsnijden van plooien, het aanbrengen van een isolatielaag, het aanbrengen van een nieuwe toplaag, het aanbrengen van een lichtstraat en aanverwante werkzaamheden. De initiële offerte is op verzoek van [eiser] deels aangepast en voor akkoord ondertekend op 11 december 2019.
3.3. Op 2 en 3 januari 2020 heeft [gedaagde] de dakbedekkingswerkzaamheden verricht. [gedaagde] heeft de lichtstraat enkele weken later geplaatst.
3.4. In de periode van 3 januari 2020 tot en met 11 juli 2020 heeft [eiser] in totaal acht klachten over lekkage bij [gedaagde] neergelegd.
3.5. Op 31 maart 2022 heeft [eiser] bij [gedaagde] melding gemaakt van een (nieuwe) lekkage, ditmaal bij de lichtstraat.
3.6. Op 17 mei 2022 heeft de Vereniging van Dakbedekkingsbranche Nederland (hierna: Vebidak) in opdracht van [eiser] de kwaliteit van het werk van [gedaagde] beoordeeld. In het rapport van 30 mei 2022 van Vebidak staat, voor zover relevant, het volgende:
“(…)

8.Beoordeling dakvlakAspectenUitvoering De dakbedekkingswerkzaamheden zijn niet uitgevoerd conformdakbedekkingswerkzaamheden Vakrichtlijn “Gesloten Dakbedekkingssystemen” enverwerkingsvoorschriftenfabrikant/leverancier.Waterdichtheid SlechtdakbedekkingssysteemWaterdichtheid details SlechtBouwfysisch functioneren Twijfels(vochtgedrag)Risico op wateraccumulatie TwijfelsRisico bij werken op hoogte Niet beoordeeld

Toelichting De dakbedekking vertoont op meerdere plaatsen scheuren in de bovenlaag tot aan de inlage
en verder is de toplaag plaatselijk onvoldoende gehecht aan de onderlaag.
Hierdoor zal er onder andere water in de dakbedekkingsconstructie komen en mogelijke
lekkages gaan veroorzaken.
Op enkele plaatsen is de langsoverlap niet meer gehecht aan de onderliggende dakbaan
waardoor mogelijk lekkages kunnen ontstaan.
Er is gerede twijfel of de isolatie en het dakbedekkingssysteem conform de NEN 6707 en de
NPR 6708 bevestigd is aan de ondergrond.
Tevens zijn de loodslabben rondom het schoorsteen beschadigd door het aanbrengen van de
opgaande bitumineuze stroken middels de brandmethode.
Acceptatie VEBIDAK adviseert de uitgevoerde dakbedekkingswerkzaamheden niet te accepteren.
Vanwege de toestand van de toegepaste dakbedekking en de vele herstellingen dient deze te
worden verwijderd en een nieuw dakbedekkingssysteem te worden aangebracht.

9.Aanbevelingen dakvlakAanbevelingen VEBIDAK adviseert het nieuwe dakbedekkingssysteem teverwijderenenaftevoeren.Deisolatielaagbeoordelenopmogelijkebeschadigingenenindiennodigherstellen.DeisolatielaagconformdeKOMO-kwaliteitsverklaringvandeproducentdirectverankerenaandeondergrond.Loodslabbenherstellen.Nieuwaantebrengentweelaagsgebitumeerddakbedekkingssysteemvolgensdevakrichtlijn“Geslotendakbedekkingssystemen”endeverwerkingsvoorschriftenvandeproducent/leverancier.

(…)”
3.7. Op 2 juni 2022 heeft [eiser] de in het rapport van Vebidak genoemde (niet eerder gemelde) lekkages bij [gedaagde] onder de aandacht gebracht.
3.8.
Op 29 augustus 2022 heeft [eiser] nog nieuwe door hem gevonden lekkages aan [gedaagde] gemeld.
4. Het geschil
4.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om binnen twee maanden na betekening van het vonnis over te gaan tot herstel van de dakbedekking, inhoudende het verwijderen van de huidige dakbedekking, het beoordelen van de isolatielaag op beschadigingen, het herstellen van eventuele beschadigingen aan de isolatielaag, het creëren van afschot middels het gebruik van aflopende diktes isolatiemateriaal, het verankeren van de isolatielaag, het herstellen van loodslabben herstellen en het aanbrengen van een tweelaags gebitumeerd dakbedekking, alles volgens de vakrichtlijn “Gesloten dakbedekkingssystemen” en de verwerkingsvoorschriften van de producent/leverancier. Dit alles op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag, met een maximum van € 10.000,-. Verder vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de kosten in verband met het laten beoordelen door Vebidak van de door [gedaagde] uitgevoerde herstelwerkzaamheden en een bedrag van € 798,60 voor het onderzoek door Vebidak, met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten.
4.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
5. De beoordeling
5.1.
In deze zaak staat de vraag centraal of [gedaagde] gehouden is herstelwerkzaamheden te verrichten.
Verjaring5.2. [gedaagde] heeft allereerst een beroep gedaan op verjaring. Op grond van artikel 7:761 lid 1 BW verjaart elke rechtsvordering wegens een gebrek in het opgeleverde werk door verloop van twee jaren nadat de opdrachtgever ter zake heeft geprotesteerd. Volgens [gedaagde] is de vordering van [eiser] die betrekking heeft op de periode vóór 11 juli 2022 verjaard. [eiser] heeft verder geen stuitingshandelingen verricht ten aanzien van de door hem tot 11 juli 2020 gemelde klachten, aldus [gedaagde] . De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in zijn verweer. [gedaagde] heeft desgevraagd ter zitting erkend dat in ieder geval ten aanzien van de klachten 9, 10 en 11 van [eiser] , die respectievelijk op 31 maart 2022, 2 juni 2022 en 29 augustus 2022 zijn gemeld, de vordering niet is verjaard. [gedaagde] heeft erkend dat deze laatste klachten herstel rechtvaardigen. Reeds gelet hierop wordt het verjaringsverweer verworpen en geoordeeld dat de vordering van [eiser] niet is verjaard.
De inhoud van de overeenkomst / schending van de waarschuwingsplicht?
5.3.
Partijen verschillen van mening over de inhoud van de overeenkomst. Volgens [eiser] is [gedaagde] op grond van de overeenkomst (mede) gehouden tot het realiseren van afschot. [gedaagde] heeft dat gemotiveerd betwist. [gedaagde] heeft toegelicht dat het afschot in dit geval op twee verschillende manieren kan worden gerealiseerd, namelijk door het veranderen van de dakconstructie en/of door middel van dakisolatie, en dat deze opties met [eiser] zijn besproken. Volgens [gedaagde] wilde [eiser] de dakconstructie niet veranderen vanwege het kostenaspect. Evenmin wilde [eiser] afschot realiseren door middel van dakisolatie, omdat daarmee de gewenste energiewaardes niet konden worden gehaald als gevolg waarvan [eiser] geen recht op subsidie zou hebben, aldus [gedaagde] . Dat is de reden waarom in de geaccepteerde offerte is opgenomen: “wij gaan kijken wat wij kunnen qua afschot van het oude dak”. [eiser] heeft dat niet weersproken. Tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] heeft [eiser] zijn stelling dat het realiseren van dakafschot ook onderdeel uitmaakt van de overeenkomst niet nader onderbouwd. Daarbij is van belang dat de in de offerte opgenomen zinsnede eerder een bevestiging lijkt dat het aanbrengen van afschot geen onderdeel uitmaakte van de overeenkomst dan dat het aanbrengen van afschot juist wel daarvan onderdeel uitmaakte. De kantonrechter neemt dus niet aan dat het aanbrengen van afschot onderdeel was van de door [gedaagde] aanvaarde opdracht.
Een (door [gedaagde] geschonden) verplichting om [eiser] te waarschuwen voor de gevolgen van het ontbreken van afschot kan onder deze omstandigheden niet worden aangenomen. Daarbij is voorts van belang dat het rapport van Vebidak geen aanleiding geeft om aan te nemen dat het ontbreken van afschot als een gebrek in het werk van [gedaagde] is te kwalificeren.
Herstel van gebreken
5.4.
Op grond van artikel 7:759 BW is een opdrachtgever verplicht een aannemer de gelegenheid te bieden om de gebreken die de opdrachtgever na oplevering constateert te herstellen, tenzij dit vanwege de omstandigheden niet van hem kan worden gevergd.
5.5.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] een grote hoeveelheid aan klachten heeft gemeld. [eiser] heeft als gevolg van de klachten Vebidak ingeschakeld om de kwaliteit van het werk te beoordelen. Vebidak heeft op 17 mei 2022 het werk beoordeeld en op 30 mei 2023 een rapport (zie 3.6) uitgebracht. In dat rapport wordt geconcludeerd dat sprake is van gebreken. [gedaagde] heeft inhoudelijk niets tegen de conclusies van dat rapport ingebracht. Evenmin heeft [gedaagde] een contra-expertise laten uitvoeren. De kantonrechter zal daarom uitgaan van de juistheid van de conclusies in het rapport van Vebidak. [gedaagde] heeft weliswaar gesteld dat de gebreken in het eindresultaat het gevolg zijn van productiefouten van de gebruikte materialen, maar, zo dat al juist zou zijn, miskent [gedaagde] daarmee dat hij als opdrachtnemer dient in te staan voor het eindresultaat. Woldkamp kan daarom niet de mogelijke productiefouten van de gebruikte materialen aan [eiser] tegenwerpen.
5.6.
[eiser] kan dus in beginsel aanspraak maken op herstel. Partijen zijn vervolgens verdeeld over de vraag op welke wijze hersteld dient te worden. Er bestaat verschil tussen de vordering van [eiser] en het voorstel van [gedaagde] . [gedaagde] heeft voorgesteld een nieuwe derde laag op het dak aan te brengen, maar dit voorstel is niet in lijn met de herstelwerkzaamheden zoals genoemd in onderdeel 8 van het rapport van Vebidak. De herstelwerkzaamheden die [eiser] vordert hebben daarentegen betrekking op werkzaamheden die de overeenkomst tussen partijen te buiten gaan, met name daar wat het betreft het aanbrengen van afschot. De kantonrechter zal [gedaagde] daarom veroordelen om tot herstel over te gaan overeenkomstig het rapport van Vebidak. De in dit verband gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, doch gemaximeerd op € 7.500,-.
5.7.
De kantonrechter geeft [eiser] in overweging om, als hij alsnog afschot wenst, dat met [gedaagde] af te spreken, tegenover een eventuele meerprijs.
De kosten van een eindinspectie5.8. [eiser] heeft een vergoeding gevorderd voor de kosten van een eindinspectie door Vebidak van de door [gedaagde] te verrichten herstelwerkzaamheden. Voor deze vordering heeft [eiser] geen juridische grondslag gesteld. De kantonrechter ziet geen aanleiding om [gedaagde] te veroordelen in de kosten van een eventuele eindinspectie.
De kosten voor het onderzoek door Vebidak
5.9.
De door [eiser] gevorderde kosten voor het onderzoek door Vebidak zijn aan te merken als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. De hoogte van deze kosten is niet door [gedaagde] betwist en de kosten komen, nu partijen hun stellingen mede hebben gebaseerd op dat rapport, op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW voor toewijzing in aanmerking.
Proceskosten
5.10.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beslissing
De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee maanden na betekening van het vonnis over te gaan tot herstel conform het rapport van Vebidak,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de veroordeling onder 6.1 voldoet, tot een maximum van € 7.500,00 is bereikt,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 798,60,
6.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op
18 juni 2024. (DG)