ECLI:NL:RBOVE:2024:3414

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
08-342746-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en vernieling door verdachte met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 28 juni 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man, die zich schuldig had gemaakt aan zware mishandeling en vernieling. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 5.254,37 te betalen aan het slachtoffer. De mishandeling vond plaats op 15 oktober 2023 in Enschede, waar de verdachte het slachtoffer, [slachtoffer 1], zwaar verwondde door hem meermalen te slaan en te trappen, wat resulteerde in meerdere botbreuken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht en verwierp het beroep op noodweer. Tevens werd de verdachte schuldig bevonden aan het vernielen van goederen van zijn ex-partner, [slachtoffer 2], op 30 mei 2023. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op het gebruik van drugs en alcohol.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-342746-23 (P)
Datum vonnis: 28 juni 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juni 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. O.F. Qane, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] door [naam 1] , werkzaam bij Slachtofferhulp Nederland, is aangevoerd. Voorts is kennisgenomen van de door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker, als deskundige ter zitting gegeven toelichting.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) zwaar heeft mishandeld (primair), dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar te mishandelen (subsidiair), dan wel [slachtoffer 1] heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel als gevolg (meer subsidiair);
feit 2:een vaas, een vensterbank en een televisie van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 15 oktober 2023 te Enschede aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een op drie plaatsen gebroken been en/of een gebroken oogkas, heeft toegebracht door hem meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of op/tegen het lichaam te duwen (waarbij die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen) en/of (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) hem meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of op de rug van die [slachtoffer 1] te gaan staan
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 oktober 2023 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
hem meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of op/tegen het lichaam heeft geduwd (waarbij die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen) en/of (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt) hem meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of op de rug van die
[slachtoffer 1] is gaan staan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 oktober 2023 te Enschede [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en/of op/tegen het lichaam te duwen (waarbij die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen) en/of (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt) hem meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of op die rug van die [slachtoffer 1] te gaan staan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een op drie plaatsen gebroken been
en/of een gebroken oogkas ten gevolge heeft gehad
2
hij op of omstreeks 30 mei 2023 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk een vaas en/of een vensterbank en/of een televisie, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt

3.De bewijsmotivering

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 1 stelt de officier van justitie dat het primair ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder feit 1 primair ten laste gelegde, omdat verdachte geen opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever heeft gehad. De verdediging stelt dat verdachte ook van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu het handelen van verdachte – te weten het geven van een “droge klap” – niet geschikt is geweest voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder feit 2 ten laste gelegde, bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De verklaring van getuige [getuige] (hierna: [getuige] ) levert volgens de raadsman geen wettig bewijsmiddel op, omdat de verklaring én vragen oproept én omdat getuige [getuige] niet is gewezen op het familiaal verschoningsrecht.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Feit 1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan wettige en in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, ontleende feiten en omstandigheden.
Op 15 oktober 2023 omstreeks 4:00 uur bevond [slachtoffer 1] zich bij eetgelegenheid [cafetaria] in Enschede, nadat hij discotheek [discotheek] had bezocht. Verdachte stond op dat moment in de rij bij [cafetaria] . Op enig moment gaf [slachtoffer 1] verdachte een duw. Hierop draaide verdachte zich om en gaf hij [slachtoffer 1] een duw tegen zijn borst. Verdachte haalde daarna uit en sloeg met kracht met zijn vuist tegen de linkerzijde van het gezicht van [slachtoffer 1] . Hierdoor kwam [slachtoffer 1] ten val. Op het moment dat hij met zijn buik op de grond lag, viel verdachte over hem heen. Verdachte stond weer op en trapte in de richting van het lichaam van [slachtoffer 1] . Vervolgens ging verdachte op de rug van [slachtoffer 1] staan. Uiteindelijk werd verdachte door een omstander weggeleid van de plaats delict. [slachtoffer 1] heeft ten gevolge van het voorval zijn kuitbeen, enkel en oogkas gebroken. [slachtoffer 1] moest voor het letsel aan zijn enkel een operatie ondergaan.
Overwegingen van de rechtbank
-
Het geweld
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte de geweldshandelingen zoals ten laste gelegd, behoudens het trappen tegen het lichaam van [slachtoffer 1] , heeft begaan. Op de camerabeelden is weliswaar te zien dat verdachte in de richting van [slachtoffer 1] heeft getrapt, maar niet dat hij [slachtoffer 1] daarbij daadwerkelijk heeft geraakt. Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 1] heeft getrapt, [slachtoffer 1] zelf heeft hierover niets verklaard en getuigenverklaringen ontbreken. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft getrapt. De rechtbank spreekt verdachte vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging.
-
Het letsel
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 1] meerdere fracturen heeft opgelopen ten gevolge van het door verdachte gepleegde geweld. Het letsel aan de enkel van aangever was van dien aard dat een operatie noodzakelijk was. De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, hetgeen ter terechtzitting ook niet ter discussie heeft gestaan.
-
Opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel
Om tot een bewezenverklaring van zware mishandeling te komen is vereist dat verdachte (voorwaardelijke) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft [slachtoffer 1] een harde vuistslag in het gezicht en een duw gegeven, waarna [slachtoffer 1] op de grond is gevallen. Naar algemene ervaringsregels roept het geven van een harde vuistslag in het gezicht de aanmerkelijke kans in het leven dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt nu het hoofd een uiterst kwetsbaar lichaamsdeel is. Dat verdachte met kracht heeft geslagen blijkt wel uit het feit dat [slachtoffer 1] direct na de klap in zijn gezicht achterover is gevallen. Op het moment dat [slachtoffer 1] roerloos op de grond lag heeft verdachte het geweld voortgezet door in de richting van [slachtoffer 1] te trappen en bovenop hem te gaan staan. Dat het niet (nog) ernstiger is afgelopen, heeft [slachtoffer 1] mogelijk te danken aan de omstander die verdachte van [slachtoffer 1] heeft weggeleid. Het handelen van verdachte, onder deze omstandigheden, is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat geen andere conclusie kan volgen dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, hetgeen in dit geval ook is gebeurd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte derhalve, minst genomen in voorwaardelijke zin, opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] .
-
Noodweer(exces)
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] uit schrik en angst heeft geslagen. Verdachte stelt dat [slachtoffer 1] met een wodkafles op hem af is gekomen en dat [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij verdachte zou gaan vermoorden. Indien en voor zover verdachte hiermee een beroep heeft willen doen op noodweer(exces), overweegt de rechtbank dat dit beroep moet worden verworpen.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is onder meer vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Hiervan was, zo blijkt uit de inhoud van het dossier en de behandeling ter terechtzitting geen sprake. De rechtbank is op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat op enig moment sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte, waarbij verdediging door verdachte noodzakelijk was.
Uit de camerabeelden blijkt weliswaar dat [slachtoffer 1] een fles wodka in zijn hand had en dat hij verdachte een (lichte) duw heeft gegeven. Echter, niet is gebleken van een situatie waarin verdachte werd belaagd door [slachtoffer 1] op zodanige wijze dat er sprake was van een wederrechtelijke aanranding die noopte tot het door verdachte toegepaste geweld. De rechtbank is bovendien van oordeel dat het handelen van verdachte niet als verdedigend, maar als aanvallend moet worden gezien. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank de gestelde feitelijke grondslag van de vermeende noodweersituatie door verdachte niet, dan wel onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd en aldus niet aannemelijk geworden.
Conclusie
De rechtbank acht de primair tenlastegelegde zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
3.3.2.
Feit 2
Bruikbaarheid van de verklaring van getuige [getuige]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van getuige [getuige] geen bewijsmiddel oplevert, omdat de verklaring vragen oproept. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat getuige [getuige] zegt te hebben gezien dat verdachte [slachtoffer 2] heeft geslagen, terwijl [slachtoffer 2] daar zelf niets over heeft verklaard. Getuige [getuige] heeft niets verklaard over het kapot gooien van een vaas, terwijl hij hierbij blijkens de verklaring van [slachtoffer 2] aanwezig moet zijn geweest. De rechtbank verwerpt dit verweer van de raadsman en overweegt hiertoe als volgt. De verklaring van getuige [getuige] , kort na het incident afgelegd bij de politie, komt in hoofdlijnen overeen met de verklaring van [slachtoffer 2] . Deze verklaringen ondersteunen elkaar in grote lijnen. Het enkele feit dat de verklaringen op detailniveau niet geheel overeenkomen, is niet ongebruikelijk en draagt juist bij aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Dat de ene getuige iets heeft waargenomen, wat de andere getuige niet heeft waargenomen zegt niet direct iets over de betrouwbaarheid van een getuige. Gelet op de chaotische situatie ter plaatse bevreemden dergelijke verschillen niet, maar zijn ze juist alleszins voorstelbaar. De rechtbank is van oordeel dat de getuigenverklaring voldoende betrouwbaar is en aldus als bewijsmiddel kan worden gebruikt.
Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van getuige [getuige] onbruikbaar is voor het bewijs, omdat hij tijdens het politieverhoor niet is gewezen op zijn familiaal verschoningsrecht. De rechtbank verwerpt dit verweer. Indien en voor zover getuige [getuige] , als zijnde stiefvader van verdachte, al een beroep op verschoning zou toekomen, hetgeen niet blijkt uit het dossier, geldt dat op politieambtenaren in het opsporingsonderzoek geen verplichting rust om verwanten te wijzen op dit verschoningsrecht.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan wettige en in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, ontleende feiten en omstandigheden.
Op 30 mei 2024 was [slachtoffer 2] , de ex-partner van verdachte, in haar woning aan de [adres 1] met [getuige] en de moeder van verdachte. In haar woning troffen zij verdachte aan. Verdachte pakte een vaas van de vensterbank en gooide deze kapot op de grond in de woonkamer. Vervolgens schopte verdachte tegen de vensterbank, waardoor deze kapot ging. [slachtoffer 2] , [getuige] en de moeder van verdachte voelden zich niet veilig en besloten de woning te verlaten. Op het moment dat zij buiten de woning stonden, hoorden zij kabaal en glasgerinkel. Toen de politie ter plaatse kwam gingen zij de woning weer binnen. Zij zagen toen dat, naast de vaas en de vensterbank, ook de televisie van [slachtoffer 2] was vernield.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 oktober 2023 te Enschede aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een op drie plaatsen gebroken been en een gebroken oogkas, heeft toegebracht door hem eenmaal, tegen het hoofd te stompen en tegen het lichaam te duwen (waarbij die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen) en (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) op de rug van die [slachtoffer 1] te gaan staan;
2.
hij op 30 mei 2023 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk een vaas en een vensterbank en een televisie die aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Putatief noodweer
Zoals hiervoor reeds benoemd heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 1] uit schrik en angst heeft geslagen. Indien en voor zover verdachte hiermee een beroep heeft willen doen op putatief noodweer, overweegt de rechtbank dat dit beroep moet worden verworpen.
Voor een geslaagd beroep op putatief noodweer zal de rechtbank moeten beoordelen of sprake was van een verontschuldigbare dwaling aan de kant van verdachte, bijvoorbeeld omdat hij niet alleen kon, maar redelijkerwijs ook mocht menen dat hij zich moest verdedigen op de wijze als hij heeft gedaan, omdat hij zich verontschuldigbaar het dreigende gevaar heeft ingebeeld dan wel de dreiging verkeerd heeft beoordeeld. Die verontschuldigbaarheid dient naar objectieve maatstaven te worden beoordeeld. De subjectieve ervaring van verdachte is daarbij niet leidend.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte gelet op de hiervoor vermelde vaststaande feiten niet redelijkerwijs de veronderstelling kunnen hebben dat hij werd aangevallen en dat hij zichzelf daartegen mocht verdedigen op de wijze zoals verdachte heeft gedaan. Het beroep op putatief noodweer wordt dan ook verworpen.
Conclusie
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden, zoals voorgesteld door de reclassering in haar rapport van 6 juni 2024, te worden gekoppeld. De officier van justitie heeft gevorderd de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een maatregel in de zin artikel 38v Sr op te leggen, inhoudende een contact- en locatieverbod voor de duur van drie jaren, en daarbij de vervangende hechtenis van ten hoogste één week te bevelen voor iedere keer dat niet aan die maatregel wordt voldaan. De officier van justitie heeft gevorderd om de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel te bevelen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op te leggen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van een maatregel in de zin van artikel 38v Sr niet in verhouding staat tot de ten laste gelegde vernieling.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Hij heeft [slachtoffer 1] geduwd en geslagen, waardoor [slachtoffer 1] ten val kwam. Het feit dat [slachtoffer 1] hierna roerloos op de grond lag, heeft verdachte er niet van weerhouden om nog in de richting van [slachtoffer 1] te trappen en op zijn rug te gaan staan. Ten gevolge van de zware mishandeling heeft [slachtoffer 1] meerdere botbreuken en verwondingen opgelopen. De enkelfractuur van [slachtoffer 1] is operatief hersteld, waarbij er zeven schroeven en een plaat in de enkel zijn geplaatst. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] ernstig geschonden. Uit het verzoek tot schadevergoeding blijkt dat [slachtoffer 1] nog dagelijks pijnklachten ervaart en nog iedere dag wordt geconfronteerd met de zowel fysieke als psychische gevolgen van de zware mishandeling. De mishandeling heeft plaatsgevonden op een publiek toegankelijke plaats, bij een eetgelegenheid in het centrum van Enschede, waar op dat moment meerdere mensen aanwezig waren. De rechtbank acht het kwalijk dat deze personen ongewild getuige zijn geweest van het excessieve geweld dat is toegepast door verdachte. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling. Hij heeft flinke schade veroorzaakt in de woning van zijn ex-partner [slachtoffer 2] . Verdachte heeft hiermee blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor andermans bezittingen. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 27 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank weegt dit mee in het nadeel van verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 6 juni 2024, opgemaakt en ondertekend door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij het Reclassering Nederland. Hieruit komt het volgende naar voren.
Verdachte staat geregistreerd als zeer actieve veelpleger en wordt in die hoedanigheid besproken in het veelplegersoverleg van het Zorg- en Veiligheidshuis Twente. Verdachte is in het verleden vastgelopen op meerdere leefgebieden. Er zijn problemen op het gebied van middelengebruik, dagbesteding en sociaal netwerk geweest. In de loop der jaren is meermalen geprobeerd een plan van aanpak op te stellen. Dit is door de weigering van verdachte steeds niet gelukt. Verdachte heeft zich in de gesprekken voor onderhavige rapportage echter wel meewerkend opgesteld. Er is aan hem een plan van aanpak voorgelegd. Verdachte heeft aangegeven dat hij hier, ondanks enkele bezwaren, aan mee wil werken. Dit maakt dat de reclassering de oplegging van een ISD-maatregel op dit moment prematuur acht. Het risico tot recidive wordt ingeschat als hoog en het risico op letsel, evenals het risico op onttrekken aan voorwaarden, wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering acht een meldplicht, diagnostisch onderzoek eventueel gevolgd door (indien blijkt dat behandeling is geïndiceerd) een ambulante behandeling, een drugsverbod en een alcoholverbod noodzakelijk.
De op te leggen straf en/of maatregel
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de ernst van de feiten, met name het onder feit 1 bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de ernst van het letsel van aangever [slachtoffer 1] oordeelt de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
De rechtbank ziet in het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport aanleiding om aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er, met het oog de voornoemde Justitiële Documentatie van verdachte en op het hoge recidiverisico, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen.
De rechtbank zal geen maatregel in de zin van artikel 38v Sr aan verdachte opleggen. De rechtbank wil niets afdoen aan de impact die de vernieling op [slachtoffer 2] heeft gehad. Echter, de zwaarte van een maatregel in de zin van artikel 38v Sr verhoudt zich niet tot de bewezenverklaarde vernieling. De rechtbank is van oordeel dat de oplegging van een dergelijke maatregel té ingrijpend is, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 7.754,37, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post “ambulancekosten eigen risico” voor een bedrag van € 254,37. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 7.500,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel voor toewijzing vatbaar is.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de immateriële schade aanzienlijk dient te worden gematigd. De verdediging heeft geen standpunt naar voren gebracht over de vordering van de materiële schade.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder feit 1 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde schadepost ten aanzien van de materiële schade is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 254,37, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, BW heeft de benadeelde partij recht op een vergoeding van de immateriële schade, aangezien hij als rechtstreeks gevolg van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank gaat er daarbij op basis van het dossier en de schadeonderbouwing van uit dat er sprake was van een botbreuk in het kuitbeen, een botbreuk in de enkel en een botbreuk in de oogkas van de benadeelde partij. Door dit letsel heeft hij tot op heden veel pijn en ongemak ervaren. De benadeelde partij is zijn enkel geopereerd en hij kan nog steeds niet lopen zonder krukken.
De rechtbank stelt de omvang van de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 5.000,00. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering tot immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, omdat de noodzakelijke nadere onderbouwing van het letsel en de gevolgen een onevenredige belasting van het strafproces is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 1 bewezenverklaarde is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 61 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e en 57 Sr

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair, het misdrijf: zware mishandeling;
feit 2, het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoort, vernielen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering
Nederland op het adres Molenstraat 50 te Enschede. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- meewerkt aan diagnostisch onderzoek. Als uit dit onderzoek blijkt dat behandeling
geïndiceerd is laat hij zich behandelen door Transfore, Trajectum, JusTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op een nader te bepalen moment. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met
urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek om dit alcoholverbod te
controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1) toe tot een bedrag van € 5.254,37 (bestaande uit € 254,37 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1) van een bedrag van € 5.254,37 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde onder feit 1 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.254,37, (zegge: vijfduizend tweehonderdvierenvijftig euro en zevenendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
61 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] , voor een deel van € 2.500,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van den Berg, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Kleinlugtenbeld, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2024.
Buiten staat
Mr. L.J.C. Hangx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023596649. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verdachte:
Het klopt dat ik het slachtoffer een duw heb gegeven. Het klopt ook dat ik hem heb geslagen en hem daarbij op zijn gezicht heb geraakt.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 16 oktober 2023, met als bijlagen een fotoblad van het letsel en een medische verklaring, pagina 8 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik doe aangifte van mishandeling. Het geweld dat op mij werd uitgeoefend
veroorzaakte pijn en letsel. Ik verklaar u daarover het volgende: Op 15 oktober 2023 was in [discotheek] op de [adres 2] in Enschede. Ik had een fles wodka besteld om op te drinken. Toen ik naar buiten ging heb ik die fles mee naar buiten. Ik ben bij [cafetaria] mishandeld. Ik voelde wel dat ik viel. Ik ben waarschijnlijk knock-out gegaan. Ik heb op de volgende plaatsen letsel: Mijn linkerbeen is op drie plaatsen gebroken. Ik heb mijn oogkas gebroken. Ik heb een stuk van mijn tand af. Ik heb een snee in mijn hand. Ik heb meerder wondjes in mijn gezicht. Ik moet nog geopereerd worden aan mijn been.
3.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4° Sv, een geneeskundige verklaring van Medisch Spectrum Twente, D. Zogaj, arts assistent, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft
Dhr. [slachtoffer 1]
Geboortedatum
[discotheek] -1998
Bovengenoemde patiënt was kortdurend opgenomen op 15-10-2023 op de afdeling Chirurgie in verband met opname ter observatie na mishandeling.
Conclusie:
Mishandeling met:
1. Fractuur distalefibula entertiusfractuur links, OK volgt
2. Zygomafractuur rechts, conservatief beleid.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] van 26 oktober 2023, pagina 28 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven,:
Op zondag 15 oktober 2023 heeft er zware mishandeling plaatsgevonden op de [adres 2]
in Enschede. De zware mishandeling werd vastgelegd door de aanwezige beveiligingscamera' s van de [adres 2] te Enschede.
Te zien is dat er meerdere personen rond en/of bij de cafetaria " [cafetaria] " staan. Te zien is dat er op een gegeven moment, rechts in beeld, een persoon met een grijze jas de persoon gekleed in een zwarte trui een duw geeft. De persoon gekleed in de zwarte trui wordt van achteren tegen de linker bovenarm geduwd. De persoon in de zwarte trui hierna te noemen als "de verdachte". De persoon met de grijze jas hierna te noemen als "het slachtoffer.
Te zien dat de verdachte zich omdraait en gelijk hierop het slachtoffer een duw tegen
de borst geeft. Te zien is dat het slachtoffer achteruit deinst en dat de verdachte met zijn
rechterarm uithaalt in de richting van het gezicht van het slachtoffer. Te zien is dat het slachtoffer en de verdachte op de grond terecht komen. Het slachtoffer valt met zijn buik op de grond en de verdachte valt op/over het slachtoffer. Te zien is dat het slachtoffer op de grond blijft liggen. Te zien is dat de verdachte gelijk op staat en met zijn rechtervoet trapt in de richting van het gezicht van het slachtoffer. Te zien is dat de verdachte op de rug van het slachtoffer gaat staan. Te zien is dat de verdachte wordt vastgehouden en wordt begeleid, van het plaats delict, door een persoon in het zwart gekleed terwijl het slachtoffer op de grond
blijft liggen.
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 30 mei 2023, pagina 80 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik, doe aangifte van vernieling, Vandaag, dinsdag 30 mei 2023, omstreeks 19:15 uur, was ik in mijn woning aan de [adres 1] , samen met [getuige] en [naam 2] . Alvorens ik mijn woning binnen ging zag ik de auto van mijn ex-partner, genaamd [verdachte] , op de parkeerplaats. Toen ik bij de voordeur stond hoorde ik geluiden uit mijn woning komen, toen ik binnenstapte zag ik mijn ex in de gang staan. Vervolgens zag ik dat mijn ex een vaas van de vensterbank pakte en deze kapot gooide op de grond in de woonkamer en hierna tegen de vensterbank aan schopte waardoor mijn vensterbank vernield was. Toen [verdachte] agressiever begon te worden hebben wij, [getuige] [naam 2] en ik, besloten om direct de woning uit te gaan. Toen ik de woning verliet hoorde ik buiten voor de woning geluiden van glasgerinkel, het klonk alsof de boel vernield werd in mijn woning. Ik ben weg gelopen en heb hierna de politie gebeld, hierna ben ik samen met de politie mijn woning binnen gegaan toen ik de woning binnen stapte zag ik dat mijn hele woning overhoop was gehaald en er spullen vernield waren.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 30 mei 2023, pagina 86 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik was op dinsdag 30 mei 2023, met mijn vrouw, [naam 2] , en mijn schoondochter [slachtoffer 2] , onderweg naar haar woning aan de [adres 1] . Toen we de woning binnenkwamen zagen we dat de zoon van mijn vrouw, genaamd [verdachte] , in de woonkamer aanwezig was. Toen heb ik hem in de bank gedrukt en toen zijn we weggegaan. Toen we buiten waren hoorde ik veel kabaal en glasgerinkel vanuit de woning. Toen hebben we de politie gebeld en zijn later, toen de politie er was, teruggegaan naar de woning. We zagen in de woning dat [verdachte] , veel vernielingen had aangericht in de woning; zo is er een televisie omgegooid.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 29 december 2023, met als bijlage een fotoblad, pagina 40 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven,:
Op dinsdag 30 mei 2023 kregen wij, een verzoek van het Operationeel Centrum te Hengelo om te gaan naar de [adres 1] in verband met een vernieling in de woning van aangeefster [slachtoffer 2] . Ter plaatse zagen wij dat de woning van aangeefster [slachtoffer 2] rommelig en smerig was.. De aangeefster [slachtoffer 2] verklaarde aan ons dat haar ex-partner, [verdachte] , zonder haar toestemming in haar woning was geweest en dat haar ex-partner spullen in haar woning had vernield waaronder een televisie, een vensterbank, een kapot glas in de slaapkamer, en dat er meerdere kledingkasten overhoop waren gehaald.