ECLI:NL:RBOVE:2024:3480

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
C/08/315375 KG ZA 24-119
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.C.J.M. Manders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van de woning na echtscheiding met dwangsom

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, vordert eiser, na een uitgesproken echtscheiding, dat gedaagde de woning verlaat. Eiser is sinds de echtscheiding eigenaar van de woning, terwijl gedaagde geen eigenaar is, aangezien partijen niet in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Na de echtscheiding heeft eiser gedaagde verzocht de woning te verlaten, maar gedaagde weigert dit. De spanningen tussen partijen zijn toegenomen, waarbij gedaagde diverse vernielingen aan de woning heeft verricht. Eiser heeft daarom in kort geding gevorderd dat gedaagde de woning verlaat, met een daaraan gekoppelde dwangsom. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 juni 2024 is gedaagde niet verschenen, waardoor de voorzieningenrechter de vorderingen van eiser in beginsel toewijsbaar achtte, mits deze niet onrechtmatig of ongegrond waren. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde zonder recht of titel in de woning verblijft en dat er sprake is van vernielingen. De vorderingen van eiser zijn toegewezen, met een beperking van de dwangsommen tot € 100,- per dag, met een maximum van € 10.000,00. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/315375 KG ZA 24-119
Vonnis in kort geding van 1 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij,
advocaat mr. T.J.H. Zwiers te Hengelo (O),
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • de mondelinge behandeling op 24 juni 2024,
  • het tijdens de behandeling tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Partijen zijn op 3 augustus 2012 gehuwd in de Dominicaanse Republiek. Bij beschikking van 9 augustus 2022 werd de echtscheiding uitgesproken. [eiser] is sinds eigenaar van de woning aan de [adres]. [gedaagde] was geen eigenaar van die woning aangezien partijen niet in gemeenschap van goederen waren gehuwd.
Na de echtscheiding heeft [eiser] [gedaagde] verzocht de woning te verlaten. Dat weigert zij. [gedaagde] verblijft derhalve zonder recht of titel in de woning De spanningen tussen partijen lopen steeds verder op waarbij [gedaagde] diverse vernielingen aan, in en rondom de woning heeft verricht. Daarom vordert [eiser] nu in kort geding dat [gedaagde] de woning verlaat met daaraan gekoppeld een dwangsom.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning met medeneming van haar eigendommen te verlaten c.q. ontruimen en ontruimd te houden, die woning ter vrije beschikking aan [eiser] te stellen en te laten onder afgifte van de sleutels aan [eiser], zulks op straffe van een dwangsom van
€ 500,- per dag of dagdeel dat [gedaagde] geen gehoor geeft aan voornoemde veroordeling met een maximum van € 10.000,00, althans een zodanige dwangsom de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
II. [gedaagde] te verbieden de woning zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van [eiser] opnieuw te betreden op straffe van een dwangsom ad. € 500,00 per keer dat [gedaagde] de woning betreedt, met een maximum van € 10.000,00;
III. veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] verblijft zonder recht of titel in de woning van [eiser] en eveneens staat onweersproken vast dat zij in, om en aan de woning van [eiser] vernielingen blijft aanrichten. [eiser] heeft dan ook voldoende spoedeisend belang om met zijn vorderingen aan die situatie een einde te maken.
4.2.
Nu het spoedeisend belang aanwezig is, komt de voorzieningenrechter toe aan de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van [eiser] In dat kader is van belang dat [gedaagde] niet in de procedure is verschenen en geen verweer heeft gevoerd. Als een gedaagde partij geen verweer heeft gevoerd is het algemene uitgangspunt dat de vorderingen van een eisende partij in beginsel voor toewijzing vatbaar zijn. Voorwaarde is dan wel dat deze vorderingen niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen. Aan die voorwaarde wordt voldaan: partijen zijn niet meer gehuwd, [gedaagde] verblijft zonder recht of titel in de woning en onweersproken staat ook vast dat zij vernielingen in, aan en rondom de woning blijft aanrichten. De vorderingen van [eiser] zijn dan ook toewijsbaar met dien verstande dat voor beide vorderingen geldt dat de dwangsommen worden beperkt tot € 100,00 per dag maar wel tot een maximum van € 10.000,00. In dit verband is van belang dat het gestelde de vordering en het beoogde rechtsgevolg moet kunnen dragen.
4.3.
Omdat partijen gewezen echtelieden zijn, zal de voorzieningenrechter de proceskosten, compenseren. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten moet dragen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning met medeneming van haar eigendommen te verlaten c.q. ontruimen en ontruimd te houden, die woning ter vrije beschikking aan [eiser] te stellen en te laten onder afgifte van de sleutels aan [eiser], zulks op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag of dagdeel dat [gedaagde] geen gehoor geeft aan voornoemde veroordeling met een maximum van € 10.000,00;
5.2
verbiedt [gedaagde] de woning zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van [eiser] opnieuw te betreden op straffe van een dwangsom ad. € 100,00 per keer dat [gedaagde] de woning betreedt, met een maximum van € 10.000,00;
5.3
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.J.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op
1 juli 2024.