ECLI:NL:RBOVE:2024:3519

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
10832050 \ CV EXPL 23-4517
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling vordering uit huurovereenkomst voor Cv-ketel met ambtshalve toetsing van informatieplichten en bedingen

In deze zaak vordert de besloten vennootschap Energiewacht B.V. betaling van een bedrag van € 115,18 van de gedaagde partij, die niet is verschenen. De vordering betreft de huur van een Cv-ketel, waarbij de eiser stelt dat er een huurovereenkomst is gesloten buiten de verkoopruimte. De eiser heeft de gedaagde partij een offerte verstrekt en stelt dat aan de pre- en contractuele informatieplichten is voldaan. De gedaagde partij heeft echter twee maandtermijnen niet betaald, wat aanleiding geeft tot deze procedure.

De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten van de eiser getoetst, zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m en 6:230t van het Burgerlijk Wetboek. De rechter oordeelt dat er sprake is van een ernstige schending van de precontractuele informatieplicht, omdat essentiële informatie over de levering van de Cv-ketel niet in de overeenkomst of de algemene voorwaarden is opgenomen. Hierdoor wordt de betalingsverplichting van de gedaagde met 25% verminderd.

Daarnaast heeft de kantonrechter de bedingen in de overeenkomst en de algemene voorwaarden beoordeeld. De rechter concludeert dat de bedingen met betrekking tot prijswijzigingen en incassokosten niet voldoen aan de wettelijke eisen en als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. De eiser wordt in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vermoedelijke oneerlijkheid van deze bedingen. De kantonrechter houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rolzitting van 23 juli 2024, waar de eiser zich schriftelijk mag uitlaten over de bevindingen van de rechter.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 10832050 \ CV EXPL 23-4517
Vonnis van 25 juni 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
ENERGIEWACHT B.V.,
gevestigd te Zwolle, eisende partij,
gemachtigde: Groothuis Ligtermoet & Nijhuis, tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats], gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Eisende partij vordert betaling van € 115,18 (bestaande uit € 74,18 aan hoofdsom,
€ 1,00 aan wettelijke rente en € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de wettelijke rente over € 74,18 vanaf 16 november 2023 en met veroordeling van gedaagde partij in de proces- en nakosten.
2.2.
Ter onderbouwing van die vordering heeft eisende partij gesteld dat tussen partijen een huurovereenkomst buiten de verkoopruimte tot stand is gekomen op grond waarvan eisende partij aan gedaagde partij een Cv-ketel heeft verhuurd tegen een periodiek te betalen huurprijs. Op deze huurovereenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van Energiewacht
B.V. voor verhuur van toestellen van toepassing. Eisende partij heeft gesteld dat zij heeft voldaan aan de pre- en contractuele informatieplichten. Een medewerker heeft namelijk een offerte opgemaakt en bij gedaagde partij thuis doorgesproken. De offerte is aan gedaagde partij op papier verstrekt en alle informatieplichten zijn hierin opgenomen. Gedaagde partij heeft ondanks aanmaningen twee maandtermijnen onbetaald gelaten, aldus eisende partij.
·vns06

3.De beoordeling

Ambtshalve toetsing: informatieplichten
3.1.
De huurovereenkomst is gesloten met een consument buiten de verkoopruimte. Dit betekent dat de kantonrechter ambtshalve moet toetsen of eisende partij heeft voldaan aan haar wettelijke informatieplicht van artikel 6:230m en artikel 6:230t BW.
3.2.
De kantonrechter oordeelt dat sprake is van voldoende ernstige schending van de essentiele precontractuele informatieplicht vermeld in artikel 6:230m lid I onder g (levering) BW. Eisende partij heeft wel gesteld dat levering en plaatsing in overleg met gedaagde partij op 7 januari 2022 heeft plaatsgevonden, maar dit staat niet in de overeenkomst of de algemene voorwaarden. De kantonrechter zal aan de hand van de landelijk richtlijn Sanctiemodel essentiele informatieplichten (www.rechtspraak.nl/voor-advocaten-en-
juristen/reglementen-procedures-en-formulieren/kanton) de betalingsverplichting van gedaagde partij vanwege voornoemde schending verminderen met 25%.
Ambtshalve toetsing: bedingen in de overeenkomst en/of algemene voorwaarden
3.3.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
Prijswijzigingsbedingen.
3.4.
De kantonrechter merkt op dat de huurprijs van de Cv-ketel is gewijzigd, in de overeenkomst is het volgende beding opgenomen:
"Het huurtarief kan jaarlijks verhoogd worden volgens de landelijk geldende index in de branche (de indexering op basis van de Tabel Cao-lonen, contractuele loonkosten en arbeidsduur, sector Industrie en bouwnijverheid, van het CBS)."
3.5.
In artikel 6 lid 4 van de algemene voorwaarden is het volgende beding opgenomen:
"Servicepartner kan het bedrag dat in de Overeenkomst staat verhogen. Door de overheid opgelegde verhogingen gelden niet als tariefverhoging."
3.6.
In artikel 6 lid 5 van de algemene voorwaarden is het volgende beding opgenomen:
"Stelt Servicepartner een tariefsverhoging vast die hoger is dan de landelijke index in de branche (...), dan zal Servicepartner de verhoging ten minste dertig dagen voor de invoering daarvan aankondigen."
3.7.
De kantonrechter stelt vast dat deze bedingen vallen onder artikel 3 lid 3 sub 1 onder 'l' van de blauwe lijst behorende bij Richtlijn 93/13/EEG. Op grond van dat artikel in samenhang met vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie¹ is een prijswijzigingsbeding slechts aanvaardbaar wanneer de gronden voor de prijswijziging in de
overeenkomst of algemene voorwaarden worden genoemd en deze een geldige reden voor wijziging vormen, daarnaast moet de wijze van aanpassing van de prijs transparant worden toegelicht. De consument dient verder een reële mogelijkheid te hebben om de overeenkomst op te zeggen in het geval van een eenzijdige wijziging.
3.8.
De kantonrechter is in beginsel van oordeel dat het beding in de overeenkomst voldoende transparant en eerlijk is, omdat eisende partij voldoende nader heeft gespecificeerd welke index kan worden gehanteerd. De bedingen uit artikel 6 lid 4 en 5 van de algemene voorwaarden voldoen alleen niet aan de hiervoor genoemde eisen. De reden voor een eventuele prijsverhoging ontbreekt en ook is niet duidelijk of er een opzeggingsmogelijkheid wordt geboden indien de prijs wordt verhoogd. Daarnaast zijn de bedingen innerlijk tegenstrijdig. De bedingen uit de algemene voorwaarden kunnen namelijk leiden tot een hogere prijswijziging dan is toegestaan op grond van de landelijk index. Ook kan de consument de economische gevolgen van deze bedingen niet overzien. De kantonrechter is van voorlopig oordeel dat gezien de cumulatieve werking van deze bedingen er sprake is van oneerlijke bedingen. Eisende partij zal in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over het vermoeden van de kantonrechter dat dit beding oneerlijk is en de gevolgen daarvan voor de vordering. In geval van vernietiging van deze bedingen is namelijk alleen de oorspronkelijke prijs verschuldigd.
Bijkomende kosten.
3.9.
De gevorderde wettelijke rente is niet toewijsbaar, omdat deze is berekend over een te hoge hoofdsom. De verdere wettelijke rente zal wel worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de datum van de dagvaarding.
3.10.
Eisende partij heeft een bedrag van€ 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter overweegt hierover als volgt. In artikel 7.5 van de algemene voorwaarden is het volgende beding opgenomen:
"Kosten die door Servicepartner worden gemaakt om voor u nog openstaande facturen te incasseren zijn altijd voor uw rekening. Betaalt u ook na de aanmaningen niet en raakt u in verzuim?(...) Ook worden dan extra kosten in rekening gebracht volgens de Wet Incasso Kosten (WIK)."
3.11.
Dit brengt met zich dat de kantonrechter, los van de vraag of eisende partij er in deze procedure een beroep op doet, verplicht is om ambtshalve te toetsen of dit beding een eerlijk beding is. Dat zij de vordering van buitengerechtelijke incassokosten enkel heeft gebaseerd op de wet doet daar onvoldoende aan af. Een en ander volgt uit het arrest van het Hof van Justitie van 8 december 20222.
3.12.
De kantonrechter is van oordeel dat het hiervoor genoemde artikel een oneerlijk beding is, omdat de bepaling te ruim is geformuleerd. Het incassobeding suggereert dat vanaf het moment van verzuim direct incassokosten verschuldigd zijn. De wettelijke restrictie van verplichte aanmaning wordt niet als voorwaarde voor de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten genoemd en ook is er geen enkel richtsnoer voor verschuldigde tarieven gegeven. De uit de bepaling voortvloeiende verplichting is daardoor onvoldoende afgebakend; er gaat de suggestie van uit dat eisende partij de vrije hand heeft bij de bepaling van in rekening te brengen kosten.
3.13.
Uit vaste jurisprudentie3 volgt dat de inhoud van het beding kan niet worden herzien. Evenmin kan door afstand van de rechten die uit het beding zouden voortvloeien c.q. aanpassing van de vordering aan het aanvullend recht dat zonder de bedingen van toepassing zou zijn geweest, worden bewerkstelligd dat de vordering ten dele toewijsbaar is.
3.14.
Dit zou anders kunnen zijn als de nietigheid van het beding de kantonrechter verplicht om de overeenkomst in haar geheel te vernietigen⁴, maar dat doet zich hier niet voor. Eisende partij heeft dus geen recht op de incassokosten.
3.15.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 23 juli 2024 waarop eisende partij zich schriftelijk mag uitlaten over hetgeen is overwogen onder 3.8;
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 25 juni 2024. (jjm)
3 bijvoorbeeld HvJEU 26 januari 2017, C-421/14, ECLl:EU: C:2017:60 (Banco Primus); HvJEU 27 januari 2021, C-229/19, ECLI:EU:C:2021
:68 (Dexia)
4 HvJEU 21 januari 2015, C-482/13, C-484/13, C-485/13, C-487/13, ECLI:EU:C:2015:21 (Unicaja Banco)