ECLI:NL:RBOVE:2024:3559

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
11113911 \ CV EXPL 24-2000
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning wegens huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak vordert Stichting Duwo, de verhuurder, ontruiming van een huurwoning van de gedaagde huurder wegens huurachterstand. De huurder heeft een huurachterstand van € 2.441,21, die is ontstaan door een gokverslaving. De huurder erkent de achterstand en heeft aangegeven dat hij onder begeleiding van schuldhulpverlening staat. De kantonrechter heeft de vordering van de verhuurder toegewezen, waarbij de huurovereenkomst is ontbonden en de huurder is veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is de huurder veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of er bepalingen in de huurovereenkomst zijn die de huurder benadelen, maar heeft geen dergelijke bepalingen gevonden. De huurder moet de woning verlaten en de achterstallige huur betalen, terwijl de verhuurder ook recht heeft op verdere huur tot aan de ontruiming.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 11113911 \ CV EXPL 24-2000
Vonnis van 2 juli 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING DUWO,
gevestigd te Delft,
eisende partij, hierna te noemen verhuurder,
gemachtigde: mr. A.Y. Lai,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen huurder,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief van de griffier van de rechtbank van 29 mei 2024
- de akte van verhuurder van 10 juni 2024
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 18 juni 2023. Beide partijen zijn verschenen. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Huurder huurt van verhuurder een woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] tegen een huurprijs van op dit moment € 588,20 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen. Ten tijde van de dagvaarding bedroeg die huurachterstand € 1.314,49, berekend tot en met april 2024 en ten tijde van de mondelinge behandeling bedroeg de achterstand € 2.441,21, berekend tot en met juni 2024.
3. Het geschil
3.1.
Verhuurder vordert kort gezegd ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen.
3.2.
Aan deze vordering legt verhuurder ten grondslag dat huurder zijn betalingsverplichting voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen.
3.3.
Huurder erkent de betalingsachterstand. Deze is ontstaan door een gokverslaving. De woning is bestemd voor studenten of promovendi, huurder is per oktober 2024 geen student meer en dan zou hij de woning moeten verlaten. Huurder stelt dat hij, indien mogelijk, in de woning wil blijven wonen omdat hij van plan is om een nieuwe opleiding te volgen. Op dit moment werkt huurder full-time. Huurder staat inmiddels onder begeleiding van de schuldhulpverlening in [woonplaats] en die beheert ook het salaris van huurder. Huurder stelt dat de huurachterstand sinds de dagvaarding is opgelopen omdat hij het advies kreeg van de schuldhulpverlening om zijn salaris op te sparen voor de huur van een nieuwe huurwoning, in plaats van het betalen van de lopende huur en het terugbetalen van de huurachterstand aan verhuurder. Huurder is daarom ook al op zoek naar een nieuwe huurwoning.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsing.

4.1.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
De huurachterstand
4.2.
Omdat huurder erkent dat hij de huurachterstand van € 2.441,21 moet betalen, kan de vordering tot betaling daarvan worden toegewezen.
De ontbinding en ontruiming.
4.3.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand, waarvan in deze zaak sprake is, van zodanige omvang is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De termijn voor ontruiming zal op 14 dagen worden gesteld.
4.5.
Verhuurder vordert betaling van de achterstallige huurpenningen tot de datum van de ontbinding en daarnaast betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs over de periode gelegen tussen de datum van de ontbinding en de ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering als zodanig worden toegewezen.
De bijkomende kosten
4.6.
De gevorderde rente van € 12,21 berekend tot 6 mei 2024 zal, als onweersproken, worden toegewezen.
4.7.
De verhuurder heeft verdere rente over € 2.128,64 gevorderd. In dit bedrag is tevens het gevorderde rentebedrag van € 12,21 begrepen. Op deze wijze vordert verhuurder rente over rente. De verdere wettelijke rente over de reeds verschenen wettelijke rente is niet toewijsbaar. Krachtens het bepaalde in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek is wettelijke rente over reeds verschenen wettelijke rente namelijk eerst verschuldigd na verloop van een jaar. Verhuurder heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat de thans gevorderde rente reeds over een vol jaar verschuldigd is.
4.8.
De kantonrechter zal de verdere rente over de hoofdsom toewijzen, zoals vermeld in de beslissing.
4.9.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 238,58 zal ook, als onweersproken, worden toegewezen. Verhuurder heeft in artikel 7.12 van de algemene huurvoorwaarden een beding opgenomen dat eerlijk is. Ook heeft verhuurder een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met in het Besluit bepaalde tarief.
De proceskosten
4.10.
Huurder zal als de verliezende partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van verhuurder worden begroot op:
- dagvaarding € 137,38
- griffierecht € 372,00
- salaris gemachtigde € 408,00 (2 punt x tarief € 204,00)
- nakosten €
102,00
Totaal € 1.019,38.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan de [adres] te [woonplaats];
5.2.
veroordeelt huurder om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege huurder bevindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van verhuurder te stellen;
5.3.
veroordeelt huurder om tegen bewijs van kwijting te betalen aan verhuurder:
€ 2.441,21 aan opeisbaar geworden en onbetaald gelaten huurtermijnen berekend tot en met de maand juni 2024,
te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.314,49 vanaf 6 mei 2024 en over € 1.126,72 vanaf de respectieve vervaldatum van de onderliggende huurtermijnen tot de dag van betaling;
€ 12,21 aan wettelijke rente, berekend tot 6 mei 2024;
€ 238,58 aan buitengerechtelijke incassokosten;
een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs, zoals deze zonder ontbinding van de huurovereenkomst zou hebben gegolden voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 juli 2024 en de daadwerkelijke ontruiming;
5.4.
veroordeelt huurder in de proceskosten tot op heden aan de zijde van verhuurder begroot op € 1.019,38, te betalen binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024. (jjm)