ECLI:NL:RBOVE:2024:3560

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
11094681 \ CV EXPL 24-1902
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak vorderen de verhuurders, eisers in het geding, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de huurder, gedaagde partij, vanwege een huurachterstand. De huurder heeft een huurachterstand opgebouwd die op het moment van de dagvaarding € 5.632,86 bedroeg, maar deze is tijdens de mondelinge behandeling op 18 juni 2024 teruggebracht tot € 1.875,00. De kantonrechter heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de huurder zijn betalingsverplichtingen niet volledig is nagekomen, maar dat de huurachterstand op het moment van de mondelinge behandeling zodanig was ingelopen dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd was. De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding en ontruiming afgewezen, maar heeft de huurder wel veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 1.875,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 187,89. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de huurder gesteld, die als verliezende partij in de procedure is aangemerkt. Het vonnis is uitgesproken op 2 juli 2024 door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 11094681 \ CV EXPL 24-1902
Vonnis van 2 juli 2024
in de zaak van

1.[eiser] ,

2. [eiseres] ,
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij, hierna te noemen verhuurders,
gemachtigde: mr. Th. van Wijngaarden,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij, hierna te noemen huurder,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief van de griffier van de rechtbank van 16 mei 2024
- de akte van verhuurders van 13 juni 2024
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 18 juni 2024. Beide partijen zijn verschenen. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Huurder huurt van verhuurders een woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] tegen een huurprijs van op dit moment € 1.252,62 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen. Ten tijde van de dagvaarding bedroeg die huurachterstand € 5.632,86, berekend tot en met 30 april 2024 en ten tijde van de mondelinge behandeling bedroeg de achterstand nog € 1.875,00, berekend tot en met 30 juni 2024.

3.Het geschil

3.1.
Verhuurders vorderen – kort gezegd – ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen. Aan deze vordering leggen verhuurders ten grondslag dat huurder zijn betalingsverplichtingen voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen. Verhuurders hebben op de mondelinge behandeling toegelicht dat er bij huurder sinds begin van de huurovereenkomst (oktober 2015) zeer regelmatig huurachterstanden zijn ontstaan en dat zij voor huurder vaak coulant zijn geweest. Zij hebben onder andere meerdere betalingsregelingen met huurder getroffen en hebben zelfs een ander goedkoper appartement inclusief een, wat zij noemen, transitievergoeding aangeboden. Omdat huurder dit aanbod weigert en de huurachterstand wederom is opgelopen is voor verhuurders de grens nu bereikt.
3.2.
Huurder erkent de betalingsachterstand, maar hij wil graag in de woning blijven wonen. Hij stelt dat de betalingsproblemen zijn veroorzaakt door zijn slecht lopende onderneming en vanwege zijn ziekte. De huurachterstand is ingelopen omdat huurder vanuit de gemeente een uitkering bijstand voor zelfstandigen ontvangt (hierna Bbz-uitkering). Huurder is inmiddels bezig om oude schulden van zijn onderneming tegen finale kwijting af te kopen en op dit moment is hij nog herstellende van zijn ziekte.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsing.

4.1.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de huurovereenkomst bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
4.2.
Op de huurovereenkomst zijn geen algemene voorwaarden van toepassing.
De huurachterstand
4.3.
Omdat huurder erkent dat hij de huurachterstand van € 1.875,00 moet betalen, kan de vordering tot betaling daarvan worden toegewezen.
De ontbinding en ontruiming
4.4.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.5.
De kantonrechter oordeelt hierover als volgt. De omvang van de huurachterstand was op het moment van de dagvaarding ruim vier maanden en dat zou een ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen in beginsel kunnen rechtvaardigden. De huurachterstand is echter op het moment van de mondelinge behandeling voor een groot deel ingelopen tot ruim één maand. Deze huurachterstand is daarmee op dit moment zodanig dat deze een ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
Huurder heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat hij een inkomen ontvangt van ongeveer € 3.000,00. De kantonrechter zou zich kunnen voorstellen dat dat ruim voldoende zou moten zijn om de lopende huur te betalen en ook om de huurachterstand heel snel in te lopen. Indien huurder geen recht meer heeft op de Bbz-uitkering en/of het hem niet lukt op heel korte termijn de achterstand in te lopen en stipt aan zijn lopende verplichtingen te voldoen, moet huurder wellicht onder ogen zien dat het raadzaam kan zijn om het aanbod van verhuurder voor een ander, goedkoper appartement, te accepteren om verdere procedures te voorkomen. Want zoals huurder op de mondelinge behandeling ook erkende, hebben verhuurders al veel coulance betracht. Op dit moment wordt de vordering tot ontbinding en ontruiming afgewezen, en daarom ook de gevorderde huur tot de ontbinding en de gebruiksvergoeding vanaf de ontbinding tot de ontruiming.
De bijkomende kosten
4.6.
De gevorderde wettelijke rente over de toegewezen hoofdsom wordt, als onweersproken, toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.7.
Verhuurders hebben een bedrag van € 187,89 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit voor vergoeding buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Verhuurders hebben aan huurder een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
De proceskosten
4.8.
Huurder zal als de verliezende partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van verhuurders worden begroot op:
- dagvaarding € 137,40
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 678,00 (2 punt x tarief € 339,00)
- nakosten €
135,00
Totaal € 1.198,40.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt huurder om tegen bewijs van kwijting te betalen aan verhuurders:
1. € 1.875,00 aan opeisbaar geworden en onbetaald gelaten huurtermijnen berekend tot en met 30 juni 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente
vanaf 29 april 2024 tot de dag van betaling, waarbij rekening dient te worden gehouden met tussentijdse debet- en creditmutaties;
2. € 187,89 € 187,89 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.2.
veroordeelt huurder in de proceskosten tot op heden aan de zijde van verhuurders begroot op € 1.198,40, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen de kosten van betekening, indien huurder niet binnen genoemde termijn betaalt en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag € 1.198,40 vanaf de vijftiende dag na dit vonnis en over het bedrag van de kosten van betekening vanaf de vijftiende dag na de betekening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024. (jjm)