ECLI:NL:RBOVE:2024:3561

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
11083671 \ CV EXPL 24-1837
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting STICHTING DELTAWONEN, hierna te noemen verhuurder, en een gedaagde huurster. De verhuurder vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de woning en betaling van een huurachterstand van € 4.837,21. De huurster had een huurachterstand laten ontstaan en erkende deze, maar wilde in de woning blijven wonen. De achterstand was ontstaan door persoonlijke omstandigheden, waaronder een scheiding en een recentelijk verbrijzeld been. De huurster had toezeggingen gedaan om de huurachterstand in te lopen, maar had hier nog geen actie op ondernomen.

De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of er bepalingen in de huurovereenkomst waren die de consument benadeelden, maar dit was niet het geval. De rechter oordeelde dat de huurachterstand van meer dan zes maanden van voldoende gewicht was om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De persoonlijke omstandigheden van de huurster wogen niet op tegen de belangen van de verhuurder. De huurster had sinds het aangaan van de overeenkomst slechts twee maanden huur betaald en had niet adequaat gereageerd op pogingen van de verhuurder om tot een oplossing te komen.

De kantonrechter heeft de huurster veroordeeld om de woning binnen 14 dagen te ontruimen en de achterstallige huur te betalen, evenals de proceskosten. De rechter heeft ook opgemerkt dat de verhuurder niet per se de huurster uit de woning wilde zetten, maar dat het vertrouwen in de huurster verloren was gegaan. De huurster heeft de mogelijkheid om haar situatie te verbeteren door haar toezeggingen na te komen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 11083671 \ CV EXPL 24-1837
Vonnis van 2 juli 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING DELTAWONEN,
gevestigd te Zwolle,
eisende partij, hierna te noemen verhuurder,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen huurster,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief van de griffier van de rechtbank van 7 mei 2024
- de akte van verhuurder
1.2.
Huurster is online via Teams bij de mondelinge behandeling verschenen omdat zij vanwege een verbrijzeld been niet in staat was om fysiek aanwezig te zijn op de rechtbank. Verhuurder is fysiek verschenen. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Huurster huurt van verhuurder een woning gelegen aan de [adres] tegen een huurprijs van op dit moment € 755,13 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Verhuurder heeft voor de mondelinge behandeling een akte overgelegd met de actuele huurachterstand van € 5.612,34 tot en met juni 2024. Tijdens de mondelinge behandeling heeft verhuurder toegelicht dat huurster op 5 juni 2024 de huur voor de maand juni heeft betaald. Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen van € 4.837,21 (€ 5.612,34 - € 775,13).

3.Het geschil

3.1.
Verhuurder vordert – kort gezegd – ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen.
3.2.
Aan deze vordering legt verhuurder ten grondslag dat huurster haar betalingsverplichtingen voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen.
3.3.
Huurster erkent de betalingsachterstand, maar zij wil graag in de woning blijven wonen. De achterstand is volgens huurster ontstaan door haar scheiding. Huurster heeft toezeggingen gedaan om de huurachterstand in te lopen met gelden uit een belastingteruggave, geld dat zij tegoed heeft van haar ex-partner en met geld dat nog moet worden uitbetaald uit haar crypto-wallet, maar tot op heden heeft zij dit nog niet gedaan. Zij heeft aangegeven dat dit komt omdat haar been recent is verbrijzeld. Daarnaast heeft huurster aangegeven dat zij bewindvoering wil aanvragen, maar ook dit heeft zij nog niet gedaan.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsing.

4.1.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
De huurachterstand
4.2.
Omdat huurster erkent dat zij de huurachterstand van € 4.837,21 moet betalen, kan de vordering tot betaling daarvan worden toegewezen.
De ontbinding en ontruiming
4.3.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.4.
Tijdens de mondeling behandeling is besproken of er minderjarige kinderen in de woning verblijven. Dat is niet het geval. Huurster heeft een dochter, maar die woont bij huursters ex-partner. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de belangen van de dochter afdoende zijn gewaarborgd.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand, waarvan in deze zaak sprake is (een achterstand van ruim 6 maanden), van zodanige omvang is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De persoonlijke omstandigheden van huurster wegen niet op tegen het belang van de verhuurder op betaling van de huur en de huurachterstand. Huurster heeft sinds het aangaan van de overeenkomst in oktober 2023 slechts twee maanden huur betaald. Voor de kantonrechter zijn de toezeggingen gedaan door huurster nog onvoldoende zeker om een ontruiming te voorkomen. Zeker gelet op het feit dat verhuurder heeft geprobeerd om contact te zoeken met huurster om hulp te bieden en tot een oplossing te komen, maar dat huurster daar niet op heeft gereageerd. De termijn voor ontruiming zal op 14 dagen worden gesteld.
4.6.
De kantonrechter merkt op voor huurster dat dit nog niet hoeft te betekenen dat zij uit de woning zal worden gezet. Verhuurder heeft namelijk op de mondelinge behandeling aangegeven dat het niet haar doel is om huurster uit haar woning te zetten. Wel is verhuurder het vertrouwen is huurster verloren, maar dit kan zij eventueel herstellen door vervolg te geven aan haar toezeggingen om de lopende huur te betalen, de huurachterstand in te lossen en om zich aan te melden voor bewindvoering.
4.7.
Verhuurder vordert betaling van de achterstallige huurpenningen tot de datum van de ontbinding en daarnaast betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs over de periode gelegen tussen de datum van de ontbinding en ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering als zodanig worden toegewezen.
De bijkomende kosten
4.8.
De wettelijke zal, als onweersproken, worden toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld.
4.9.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 458,15 zal ook, als onweersproken, worden toegewezen. Verhuurder heeft in artikel 13.1 tot en met 13.3 van de algemene voorwaarden een beding opgenomen dat eerlijk is. Ook heeft verhuurder een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met in het Besluit bepaalde tarief.
De proceskosten
4.10.
Huurster zal als de verliezende partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van verhuurder worden begroot op:
- dagvaarding € 137,38
- griffierecht € 496,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 punten x tarief € 271,00)
- nakosten €
135,00
Totaal € 1.310,38.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan de [adres];
5.2.
veroordeelt huurster om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege huurder bevindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van verhuurder te stellen;
5.3.
veroordeelt huurster om tegen bewijs van kwijting te betalen aan verhuurder:
€ 4.837,21 aan opeisbaar geworden en onbetaald gelaten huurtermijnen berekend tot en met de maand juni 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.062,08 vanaf 23 april 2024 en over € 775,13 vanaf de respectieve vervaldatum van de onderliggende huurtermijn tot de dag van betaling;
€ 458,15 aan buitengerechtelijke incassokosten;
een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs, zoals deze zonder ontbinding van de huurovereenkomst zou hebben gegolden voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 juli 2024 en de daadwerkelijke ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldatum van de onderliggende huurtermijnen tot de dag van betaling;
5.4.
veroordeelt huurster in de proceskosten tot op heden aan de zijde van verhuurder begroot op € 1.310,38, te betalen binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening, indien huurster niet binnen genoemde termijn betaalt en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024. (jjm)