Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Ambtshalve toetsing.
135,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting STICHTING DELTAWONEN, hierna te noemen verhuurder, en een gedaagde huurster. De verhuurder vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de woning en betaling van een huurachterstand van € 4.837,21. De huurster had een huurachterstand laten ontstaan en erkende deze, maar wilde in de woning blijven wonen. De achterstand was ontstaan door persoonlijke omstandigheden, waaronder een scheiding en een recentelijk verbrijzeld been. De huurster had toezeggingen gedaan om de huurachterstand in te lopen, maar had hier nog geen actie op ondernomen.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of er bepalingen in de huurovereenkomst waren die de consument benadeelden, maar dit was niet het geval. De rechter oordeelde dat de huurachterstand van meer dan zes maanden van voldoende gewicht was om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De persoonlijke omstandigheden van de huurster wogen niet op tegen de belangen van de verhuurder. De huurster had sinds het aangaan van de overeenkomst slechts twee maanden huur betaald en had niet adequaat gereageerd op pogingen van de verhuurder om tot een oplossing te komen.
De kantonrechter heeft de huurster veroordeeld om de woning binnen 14 dagen te ontruimen en de achterstallige huur te betalen, evenals de proceskosten. De rechter heeft ook opgemerkt dat de verhuurder niet per se de huurster uit de woning wilde zetten, maar dat het vertrouwen in de huurster verloren was gegaan. De huurster heeft de mogelijkheid om haar situatie te verbeteren door haar toezeggingen na te komen.