ECLI:NL:RBOVE:2024:3562

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
10976218 \ CV EXPL 24-958
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van zorgpremiebetaling en incassokosten in zorgovereenkomst

In deze zaak heeft gedaagde een zorgovereenkomst gesloten met FBTO Zorgverzekeringen N.V. en is er een geschil ontstaan over de betaling van de premie voor de maand oktober 2023. FBTO stelt dat gedaagde de premie van € 155,15 niet heeft betaald en vordert betaling van deze premie en bijkomende kosten. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij al heeft betaald, maar de rechtbank oordeelt dat hij alleen het eigen risico heeft voldaan. De rechtbank wijst de vordering van FBTO toe, omdat uit de overgelegde betalingsbewijzen blijkt dat de premie voor oktober 2023 niet is betaald. De kantonrechter oordeelt dat FBTO geen recht heeft op incassokosten, omdat het beding in de polisvoorwaarden niet voldoet aan de wettelijke eisen. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 10976218 \ CV EXPL 24-958
Vonnis van 2 juli 2024
in de zaak van
de naamloze vennootschap
FBTO ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
eisende partij, hierna te noemen FBTO,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de e-mail van [gedaagde] van 19 april 2024
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[gedaagde] heeft een zorgovereenkomst gesloten met FBTO. Hij moet hiervoor elke maand een premie van € 155,15 betalen. Volgens FBTO heeft [gedaagde] de premie voor de maand oktober 2023 niet betaald. FBTO vordert in deze zaak betaling van deze premie en de bijkomende kosten.
2.2.
[gedaagde] is het niet met de vordering eens, want volgens hem heeft hij alles betaald. Hij stelt dat er in oktober door FBTO zelfs tweemaal een bedrag van € 322,77 is afgeschreven. Daarnaast stelt hij dat FBTO premie soms dubbel afschrijft in één maand. [gedaagde] heeft betalingsbewijzen van 11 september 2023, 5 oktober 2023, 11 december 2023 en 29 december 2023 overgelegd.
Is de premie voor de maand oktober 2023 betaald? Nee.
2.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
2.4.
FBTO heeft onbetwist gesteld dat het bedrag van € 322,77 van 5 oktober 2023 ziet op eigen risico voor gemaakte zorgkosten. Hiervoor heeft zij [gedaagde] op 15 september geïnformeerd en zij heeft hiervan een declaratieoverzicht met nummer [nummer] overgelegd.
2.5.
Voor wat betreft de stelling van [gedaagde] dat er in de maand december 2023 op 11 december 2023 en 29 december 2023 tweemaal door FBTO premie is afgeschreven, merkt de kantonrechter op dat dit gaat om premie voor verschillende periodes, namelijk voor de periodes 01-12-2023 tot 01-01-2024 en 01-01-2024 tot 01-02-2024.
2.6.
Uit de overgelegde betalingsbewijzen blijkt dat er bedragen door FBTO zijn afgeschreven, maar die bedragen zien allemaal niet op de openstaande premie voor de maand oktober 2023 (periode 01-10-2023 tot 01-2023). Deze betalingsbewijzen zien op andere periodes, namelijk; 01-09-2023 tot 01-10-2023, 01-12-2023 tot 01-01-2024 en 01-01-2024 tot 01-02-2024. Daarnaast heeft FBTO nog gesteld dat er op 5 oktober 2023 is geprobeerd om de maandpremie voor oktober 2023 door automatische incasso af te schrijven, maar deze betaling is door [gedaagde] op 17 oktober 2023 teruggeboekt. De premie voor de maand oktober 2023 is dus nog niet betaald. De vordering tot betaling van dit premiebedrag van € 155,15 zal dan ook worden toegewezen.
De bijkomende kosten
2.7.
FBTO wil dat [gedaagde] de rente en de buitengerechtelijke incassokosten betaald. [gedaagde] heeft hiertegen geen inhoudelijk verweer gevoerd. De kantonrechter heeft echter wel ambtshalve beoordeeld of in de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde vergoeding van rente en de buitengerechtelijk incassokosten, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument ([gedaagde]) daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is voor de wettelijke rente niet het geval en voor de buitengerechtelijke incassokosten wel.
2.8.
De gevorderde wettelijke rente van € 4,22 (€ 3,39 + € 0,83) zal worden toegewezen. De kantonrechter zal de verdere wettelijke rente toewijzen over € 155,15 vanaf 29 februari 2024 tot er is betaald.
2.9.
FBTO heeft in de polisvoorwaarden 2023 in artikel 9.2 een beding opgenomen over incassokosten:
“(…) Als u (verzekeringnemer) niet op tijd betaalt, kunnen wij administratiekosten, invorderingskosten (waaronder incassokosten) en de wettelijke rente aan u (verzekeringnemer) in rekening brengen.”
2.10.
De kantonrechter oordeelt over dit beding als volgt. Op grond van de wet is een consument ([gedaagde]) pas incassokosten verschuldigd als hij een veertiendagenbrief heeft ontvangen die aan alle in artikel 6:96 lid 6 BW genoemde eisen voldoet. Daarnaast moet in het beding de hoogte van de buitengerechtelijk incassokosten conform de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten worden genoemd (hierna: het Besluit). Deze eisen zijn echter niet opgenomen in artikel 9.2 van de polisvoorwaarden. Daardoor wijkt dit beding ten nadele van consumenten aanzienlijk af van de wettelijke regeling over de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en moet het worden vernietigd. Nu sprake is van een oneerlijk beding, is terugvallen op de wettelijke regeling niet mogelijk. [1]
2.11.
FBTO heeft dus geen recht op incassokosten.
De proceskosten
2.12.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van FBTO worden begroot op:
- dagvaarding € 112,37
- griffierecht € 130,00
- salaris gemachtigde € 80,00 (2 punten x tarief € 40,00)
- nakosten
€ 20,00
Totaal € 342,37

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan FBTO tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 159,37, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 155,15 vanaf 29 februari 2024 tot er is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten tot op heden aan de zijde van FBTO begroot op € 342,37, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening, indien [gedaagde] niet binnen genoemde termijn betaalt en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024. (jjm)

Voetnoten

1.HvJ EU 27 januari 2021, ECLI:EU:2021:68