ECLI:NL:RBOVE:2024:3688

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
84.270261-21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor rechtsbijstand op grond van artikel 530 Sv

In deze beschikking van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, is op 14 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoeker, geboren in 1997, die een schadevergoeding vroeg voor de kosten van rechtsbijstand en proceskostenvergoeding. Het verzoekschrift, ingediend op 9 november 2023, werd behandeld in de raadkamer, waar zowel de gemachtigde raadsman als de officier van justitie aanwezig waren. De verzoeker vroeg een vergoeding van € 26.433,33, maar de officier van justitie concludeerde tot afwijzing van de vergoeding, stellende dat de kosten aan het eigen gedrag van de verzoeker te wijten waren.

De rechtbank oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor toekenning van een vergoeding, aangezien de strafzaak van de verzoeker was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank stelde vast dat de kosten van rechtsbijstand niet aan het eigen gedrag van de verzoeker te wijten waren en dat de raadsman niet in het oog springend bovenmatig had gedeclareerd. De rechtbank berekende de vergoeding voor rechtsbijstand op basis van het uurtarief van de raadsman en kende een totaalbedrag van € 18.116,-- toe, bestaande uit € 17.436,-- voor rechtsbijstandskosten en € 680,-- voor proceskostenvergoeding.

De beschikking werd ondertekend door rechter D. ten Boer en griffier N. Klunder, en werd openbaar uitgesproken. De rechtbank beveelt de betaling van het toegekende bedrag door de griffier aan de Stichting Beheer Derdengelden van de raadsman.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.270261-21
Verzoekschriftnummer: RK 23/029568
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer op het verzoekschrift op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats],
verder te noemen: verzoeker,
domicilie kiezende aan het kantooradres van zijn raadsman mr. E.G.S. Roethof, kantoorhoudende aan de [kantoorplaats].

1.Het verloop van de procedure

Het verzoekschrift dateert van 9 november 2023 en is op diezelfde datum op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het verzoekschrift is ondertekend door de raadsman en namens verzoeker ingediend.
Het verzoekschrift is behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van 14 juni 2024. Bij de behandeling zijn de gemachtigde raadsman en de officier van justitie gehoord.
De raadkamer heeft kennisgenomen van:
  • het voormede verzoek tot schadevergoeding op grond van artikel 530 Sv, met bijlagen;
  • het door de officier van justitie overgelegde dossier van de strafzaak tegen verzoeker;
  • de conclusie van de officier van justitie van 19 januari 2024;
  • de door de raadsman en de officier van justitie gegeven toelichting in raadkamer.

2.Het verzoek

Het schriftelijke verzoek strekt ertoe aan verzoeker op grond van artikel 530 Sv een vergoeding uit ’s Rijks kas toe te kennen van € 26.433,33, bestaande uit de volgende kostenposten:
  • € 25.753,33 voor de kosten van rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak;
  • € 680,-- als proceskostenvergoeding voor de onderhavige procedure.

3.De ontvankelijkheid

Het verzoek is tijdig ingediend. De raadkamer stelt vast dat het verzoekschrift ook overigens ontvankelijk is. De strafzaak van verzoeker is immers geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, ook zonder dat toepassing is gegeven aan het rechterlijk pardon zoals omschreven in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, namelijk op 15 januari 2024 met een beleidssepot (met code 55 – gewijzigde omstandigheden).
4.
De standpunten
Standpunt verzoeker
De raadsman heeft op de zitting namens verzoeker gepersisteerd bij de inhoud van het schriftelijke verzoek, zoals voormeld.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft op de zitting – conform de schriftelijke conclusie – in de eerste plaats geconcludeerd tot afwijzing van de verzochte vergoeding op grond van artikel 530 Sv. De kosten van rechtsbijstand zijn volgens de officier van justitie aan het eigen gedrag van verzoeker te wijten en er zijn geen gronden van billijkheid aanwezig om de gestelde kosten, dan wel een deel hiervan, aan het Rijk in rekening te brengen. In de tweede plaats heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak aanzienlijk moeten worden gematigd, tot een totaalbedrag van € 3.000,--.

5.De beoordeling

Gronden van billijkheid
Toekenning van een vergoeding heeft ingevolge 530 lid 4 Sv, in verbinding met artikel 534 lid 1 Sv, steeds plaats indien en voor zover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. De raadkamer is in dit geval van oordeel dat er gronden van billijkheid voor een vergoeding aanwezig zijn. Het door de officier van justitie overgelegde dossier van de strafzaak tegen verzoeker is omvangrijk en het is de raadkamer niet gebleken van omstandigheden waaruit volgt dat de kosten van rechtsbijstand aan het eigen gedrag van verzoeker te wijten zijn. De raadkamer overweegt verder het volgende.
Kosten van rechtsbijstand
Op grond van artikel 530 lid 2 Sv kan aan een gewezen verdachte, met inachtneming van artikel 44a van de Wet op de rechtsbijstand, een vergoeding worden toegekend voor de rechtsbijstandskosten. Voor het vaststellen van de hoogte van het te vergoeden bedrag zoekt de raadkamer in beginsel aansluiting bij de declaraties van de raadsman, tenzij er gronden van billijkheid aanwezig zijn om hiervan af te wijken. Dit kan bijvoorbeeld zijn gelegen in de bovenmatigheid van de declaratie. Het moet dan wel gaan om een in meer of mindere mate in het oog springende bovenmatigheid.
De raadkamer is – marginaal toetsend - van oordeel dat niet is gebleken dat de raadsman van verzoeker in het oog springend bovenmatig heeft gedeclareerd. Wel volgt uit de administratie van de raadsman dat hij zich bij de berekening van zijn declaratie kennelijk op een onjuist uitgangspunt heeft gebaseerd. In de declaratie staat omschreven dat het honorarium van de raadsman per uur € 345,-- betreft, terwijl uit de urenspecificatie volgt dat het uurtarief van de raadsman € 300,-- is. Omdat uit die urenspecificatie volgt dat de raadsman 58,12 uren aan de strafzaak van verzoeker heeft besteed, zoals de raadsman ook in zijn declaratie heeft vermeld, zal de raadkamer dit aantal uren vermenigvuldigen met genoemd uurtarief van
€ 300,-- en de verzochte vergoeding voor rechtsbijstandskosten aldus toewijzen tot een bedrag van € 17.436,--.
Standaardvergoeding voor onderhavig verzoekschrift
De raadkamer zal daarnaast een vergoeding toekennen voor het opmaken en indienen van het verzoekschrift en het bijwonen van de behandeling ter zitting van het verzoekschrift, volgens de normbedragen zoals die voor dit soort verzoeken door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld, zijnde een bedrag van € 680,--.
Conclusie
De raadkamer acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, in totaal een bedrag van
€ 18.116,-- een billijke schadevergoeding. De raadkamer zal het meer of anders verzochte afwijzen.

6.De beslissing

De raadkamer:
  • kent op grond van artikel 530 Sv uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van
  • beveelt na het onherroepelijk worden van deze beschikking betaling door de griffier van genoemde bedrag door overboeking op de bankrekening met het IBAN-nummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden mr. E.G.S. Roethof;
  • wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. ten Boer, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. N. Klunder, griffier, ondertekend door de rechter en de griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2024.